Frans

de broek

le pantalon

de rok

la jupe

de jurk

la robe

de trui

le pull

de schoenen

les chaussures

de kledingmaat

la taille

passen, proberen

essayer

de markt

le marché

het kledingstuk

le vêtement

twijfelen

hésiter

een beetje

un peu

echt, werkelijk

vraiment

lelijk

moche

hip

branché

sportief

sportif

de verjaardag

l'anniversaire

eerst

d'abord

daarna

ensuite

prendre rendez-vous

afspreken

kom!

viens!

Hoe vind je deze blauwe spijkerbroek?

Comment tu trouves ce jean bleu?

Hij is niet slecht. Wat kost hij?

Il est pas mal. Il coute combien?

Hij kost maar dertig euro.

Il coute seulement trente euro

Dat is niet duur.

Ce n'est pas cher.

Welke maat heb je?

Tu fais quelle taille?

Ik heb S of M

Je fais du S ou du M

de tas

le sac

het T-shirt

le t-shirt

de zonnebril

les lunettes de soleil

de sportschoenen

les baskets

de laarzen

les bottes

shoppen, winkelen

faire du shopping

nodig hebben

avoir besoin de

het zakgeld

l'argent de poche

uitgeven

dépenser

de winkel

le magasin

het ding

la chose

nuttig

utile

lollig

rigolo

grappig

drôle

noodzakelijk

nécessaire

vaak

souvent

nogal, genoeg

assez

direct, meteen

tout de suite

de week

la semaine

aantrekken, aandoen

mettre

Gaan we deze winkel in?

On va dans ce magasin?

Goed idee! Wil je iets kopen?

Bonne idée! Tu veux acheter quelque chose?

Ja, ik wil graag een nieuwe spijkerbroek kopen.

Oui, je voudrais acheter un nouveau jean.

Ik ga hem passen.

Je vais l'essayer.

Hier is een M

Voilà, un M

Jammer, hij is te groot.

Dommage, il est trop grand.

Gaan we deze winkel in?

On va dans ce magasin?

Goed idee! Wil je iets kopen?

Bonne idée! Tu veux acheter quelque chose?

Ja, ik wil graag een nieuwe spijkerbroek kopen.

Oui, je voudrais acheter un nouveau jean.

Ik ga hem passen.

Je vais l'essayer.

Hier is een M

Voilà, un M.

Jammer, hij is te groot.

Dommage, il est trop grand.

luister!

écoute!

beloofd

c'est promis

één momentje

un instant

laten we gaan

on y va

Ik het begrijp (het).

je comprends

gebruiken

utiliser

afmaken, klaar zijn

finir

uitleggen

expliquer

beslissen

décider

teruggeven

rendre

boos

fâché

langzaam

lent

mogelijk

possible

minder

moins

bijna

presque

lang ( qua tijd)

longtemps

vanwege

à cause de

we moeten

on doit

ik heb genomen

j'ai pris

Wat wil je kopen?

Qu'est-ce que tu veux acheter?

Ik zoek een cadeau voor Lucas

Je cherche un cadeau pour Lucas

Gaan we naar Pimkie?

On va chez Pimkie?

Oké! Laten we gaan!

D'accord! On y va!

kiezen

choisir

dragen

porter

bestellen

commander

opnemen/opslaan

enregistrer

laten zien

montrer

de pet

la casquette

de hoed

le chapeau

in de mode

tendance

praktisch, handig

pratique

onmisbaar

indispensable

de smaak

le goût

beschikbaar

disponible

de kleur

la couleur

de jongeren

les ados

in de mode

à la mode

de winter

l'hiver

fantastisch

superbe

altijd

toujours

elke maand

chaque mois