PID begrippen

0.0(0)
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/137

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

138 Terms

1
New cards
S-data
Zelfrapportering
2
New cards
O-data
Observeerdersrapportering (objectieve getrainde observatie)
3
New cards
T-data
Testgegevens
4
New cards
L-data
Levensgegevens
5
New cards
DSM
Handboek over alle psychische stoornissen
6
New cards
20 statement test
Test waarin iemand zichzelf beschrijft in 20 zinnen
7
New cards
Thematic Apperception Test
Test waarin weinig gestructureerd materiaal wordt aangeboden en de antwoorden vooral bepaald worden door de eigenschappen van een persoon
8
New cards
Alexithymie
Vermogen om eigen emoties te kunnen classificeren en communiceren
9
New cards
Peak-end rule
Geheugen wordt bepaald door de meest intense en de eindervaring van een bepaald construct
10
New cards
Sociale cognitie
Onderzoek naar het verrichten, opslaan en verwerken van informatie over anderen
11
New cards
Hostile attribution bias
Denken dat mensen iets met opzet doen om je te pesten. Dat anderen het slecht met je menen.
12
New cards
Video mediated recall
Heel het experiment filmen, dan voorleggen aan de proefpersoon. En dan vragen: Hoe boos voelde je je toen? Want op het moment zelf kan hij dat niet weten
13
New cards
SNOOP
Omgeving vertelt over persoonlijkheid
-\> ordelijke kamer \= gewetensvolle persoon
14
New cards
Mobile sensing
Weten hoe iemand zich voelt op basis van de emoji's die hij/zij stuurt
15
New cards
Sentiment analyse
Weten hoe iemand zich voelt op basis van de woorden in een brief via de post
16
New cards
O-correlatie
Correlatie bij 1 persoon, tussen 2 momenten, over variabelen
17
New cards
P-correlatie
Correlatie bij 1 persoon, tussen 2 variabelen, over momenten
18
New cards
Q-correlatie
Correlatie op hetzelfde moment/in dezelfde situatie, tussen 2 personen over variabelen
19
New cards
R-correlatie
Correlatie op hetzelfde moment/in dezelfde situatie, tussen 2 variabelen, over personen \= meest typische
20
New cards
S-correlatie
Correlatie voor 1 variabele, tussen 2 personen, over momenten
21
New cards
T-correlatie
Correlatie voor 1 variabele, tussen 2 momenten, over personen
22
New cards
Betrouwbaarheid
Hoe betrouwbaar is de test in het meten? -\> ongeacht hoe goed het specifiek meet
23
New cards
Test - hertest betrouwbaarheid
Correlatie tussen de afname van een test op 1 moment en de afname van dezelfde test op een ander moment, over personen
24
New cards
Interne consistentie
Mate waarin items van dezelfde tests (die dezelfde constructen meten) onderling correleren over personen
25
New cards
Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
Correlatie tussen trekscores van verschillende observatoren over personen
26
New cards
Validiteit
Hoe goed meet de test wat het wil meten?
27
New cards
Gezichtsvaliditeit
Meet de test op het eerste zicht wat het bedoelt te meten? -\> belangrijke eerste evaluatie voor psycholoog
28
New cards
Predictieve validiteit
Kan de test een extern criterium voorspellen? (bv. vragenlijst over agressie -\> samenhang agressie in het dagelijks leven
29
New cards
Convergente validiteit
Correleert de test met andere test van dezelfde eigenschap? (bv. 2 vragenlijsten over agressie -\> correlaties tussen test over personen)
30
New cards
Discriminante validiteit
Meet de test niet wat het niet zou moeten meten? -\> zorgen dat de test niet iets anders meet (bv. sociale wenselijkheid)
31
New cards
Constructvaliditeit
Meet de test het theoretisch construct dat het bedoelt te meten? -\> is de test een goede meting van het onderliggende theoretische construct? (bv. intelligentie)
32
New cards
Correlationeel onderzoek
Onderzoek over de samenhang tussen variabelen
33
New cards
Experimenteel onderzoek
Onderzoek waarin variabelen worden gemanipuleerd, en de afhankelijke variabele gemeten wordt
34
New cards
Factoranalyse
Statistische techniek die toelaat om de verbanden tussen een groter aantal variabelen inzichtelijk te maken aan de had van een kleiner aantal onderliggende variabelen, genaamd factoren
35
New cards
Proportionele totale variantie
De mate waarin de gemeenschappelijke factor een rol speelt in alle tests (proportie)
36
New cards
Persoonlijkheid (Larsen en Buss)
Verzameling van psychologische kenmerken (vb. vriendelijkheid, angst) en mechanismen (vb. vijandige attributie) die een individu kenmerken, die op een bepaalde manier georganiseerd zijn (vb. bepaalde samenhang en die relatief duurzaam (over situaties consistent) zijn, die zijn/haar interacties en aanpassingen aan de omgeving (vb. dromen, motivaties) beïnvloeden
37
New cards
Persoonlijkheid (Algemeen)
Manier waarop mensen gaan reageren in bepaalde situaties, hoe dat we ons aanpassen aan situaties en hoe we die situaties aanpakken
38
New cards
Lewin
één van de grondstichters van sociale en persoonlijkheidspsychologie
(naam)
39
New cards
Nomothetische trekpsychologie
Onderzoeksdomein in de psychologie waarin de persoon het belangrijkste is
40
New cards
Situationisme
Onderzoeksdomein waarin situatie het belangrijkste is
41
New cards
Interactionisme
Onderzoeksdomein waarin interactie tussen beide het belangrijkste is
42
New cards
Trekbeschrijvende woorden
Woorden die de trekken/eigenschappen van een persoon beschrijven en die min of meer stabiel zijn over de tijd en situaties
43
New cards
Trek
Hypothetisch construct die wordt geformuleerd door persoonlijkheidsonderzoekers om op een gemakkelijke en spaarzame manier individuele verschillen in gedrag, gevoelens, gedachten te beschrijven, verklaren en voorspellen. Ze beschrijven een consistent patroon in het gedrag, de gedachten en gevoelens van mensen
44
New cards
Type A: cross-temporele consistentie van gedrag
Consistentie van individuele verschillen inzake dezelfde situatie en hetzelfde gedrag
-\> correlatie over personen tussen gedrag A in situatie 1 en gedrag A in situatie 1 op een ander tijdstip
bv. Extraversie op café in week 1 en week 2
45
New cards
Type B: Cross-situationele consistentie van gedrag
Consistentie van individuele verschillen inzake hetzelfde gedrag in andere situaties
-\> Correlatie over personen tussen gedrag A in situatie 1 en gedrag A in situatie 2
bv. Zijn de mensen die meer praten in de les ook de mensen die meer praten op café?
46
New cards
Type C: Cross-uitings consistentie van gedrag
Consistentie van individuele verschillen over verschillende gedragsuitingen in eenzelfde situatie
-\> Correlatie over personen tussen gedrag A in situatie 1 en gedrag B in situatie 1
Bv. als iemand verbaal agressief is in een bepaalde situatie, is deze dan ook fysiek agressief?
47
New cards
Type d: personaliteitscoëfficiënt
Consistentie van individuele verschillen over verschillende gedragsuitingen in verschillende situaties
-\> Correlatie over personen tussen gedrag A in situatie 1 en gedrag B in situatie 2
Bv. spraakzaam op café, uitgelaten op stap?
48
New cards
Lexicale benadering
Benadering waarin het vertrekpunt is dat trektermen belangrijk zijn voor mensen om met elkaar te communiceren. De lexicale hypothese is dat alle belangrijke individuele verschillen doorheen de tijd vastgelegd zijn in taal in de vorm van adjectieven (bv. jaloers, afgunstig, nijdig,..) -\> Taal is de enige manier om in iemands hoofd te komen
49
New cards
Synoniem frequentie
Belangrijke trek in de lexicale benadering
-\> Hoe meer woorden er bestaan die dezelfde trek beschrijven, hoe belangrijker die trek is (bv. dominant, bazig, assertief, bevelend vs nihilistisch)
50
New cards
Crossculturele universaliteit
Belangrijke trek in de lexicale benadering
-\> Hoe belangrijker een trek, hoe meer talen er zijn waarin je een woord ervoor terugvindt (bv. voor dominant zijn er in elke taal woorden vs voor leedvermaak bijna niets)
51
New cards
Statistische benadering
Benadering waarin het doel is: het achterhalen van de belangrijke dimensies van persoonlijkheid aan de hand van factoranalyse.
52
New cards
Theoretische benadering
Benadering die vertrekt van een theorie en die voorspelt welke trekken centraal zijn voor het beschrijven van verschillen tussen mensen. De kwaliteit van de theorie bepaalt hier natuurlijk de plus- en minpunten.
53
New cards
Freud
Psychoanalyse
(naam)
54
New cards
Psychoanalyse
Theorie die alle domeinen van het menselijk denken bespreekt
55
New cards
ID
Onbewuste wensen en verlangens (vb. seks en agressie)
-\> belangrijkste
56
New cards
Superego
De normen en waarden van de maatschappij (bv. je mag niet zomaar iemand slaan)
57
New cards
Ego
Tracht ID en Superego te verzoenen aan de hand van onder andere defensiemechanismen (bv. verdringing, dromen, fantaseren)
58
New cards
Eysenck's hïerarchisch model van persoonlijkheid
Model dat gebaseerd is op trekken die hij in hoge mate als erfelijk beschouwde en die een psychofysiologische basis hebben -\> op een biologisch substraat en een genetische basis
59
New cards
Extraversie
Belangrijke trek in Eysenck's model
-\> Hoge score: Graag feesten, veel vrienden, nood aan praten, zorgeloos, gemakkelijk,...
60
New cards
Neuroticisme
Belangrijke trek in Eysenck's model
-\> hoge score: zorgelijk, angstig, depressief, slaapproblemen, emotioneel labiel,...
61
New cards
Psychoticisme
Belangrijke trek in Eysenck's model
-\> hoge score: solitair, weinig empathie, wreedaardig, ongevoelig, halen plezier uit pijn en lijden van anderen, agressief,...
62
New cards
Cattell's taxonomie
16 persoonlijkheidsfactoren systeem
-\> systeem waarvan het doel was om de basistrekken van persoonlijkheid te identificeren en te meten. Hij werkte stelselmatig door telkens nieuwe, fundamentele trekken te benoemen en te onderzoeken. Hij vond 16 factoren die onafhankelijk zijn van elkaar (vb. intelligentie, emotionele stabiliteit, impulsiviteit, dominantie,...)
63
New cards
The Wiggins circumplex
Wiggins startte met een lexicale assumptie en zegt dat trektermen verschillende wijzen specificeren waarop mensen van elkaar kunnen verschillen
64
New cards
5-factoren model
Model dat 5 brede, orthogonale factoren postuleert die het domein van individuele verschillen in persoonlijkheid beschrijven en onderliggen
65
New cards
Act frequentie visie
Trekken zijn beschrijvende samenvattingen van kenmerken van een persoon, geen assumptie van internaliteit of causaliteit -\> Trekken beschrijven gedrag maar verklaren het niet
66
New cards
Interactionisme
Stroming waarin interactie tussen persoon en omgeving/situatie het belangrijkste is
67
New cards
Self-monitoring
Kijken naar gedrag van anderen zodat ze weten hoe ze zich moeten gedragen
- Erg variabel over situaties
68
New cards
Pathologische rigiditeit
Reageren met stereotypisch gedrag, ongeacht de situationele vereisten
- Bv veralgemeende angststoornis
69
New cards
Discriminatieve faciliteit
Mate waarin iemand onderscheid maakt tussen verschillende eisen
- Erg variabel over de situaties
70
New cards
Fleeson
Persoon die een standpunt inneemt op de grens tussen trekpsychologie en interactionisme
(naam)
71
New cards
Walter Mischel
Grondlegger van het interactionisme
(naam)
72
New cards
Situationisme
Denkstroming waarin situatie de grootste invloed heeft op het gedrag
73
New cards
CAPS systeem
Complex systeem, bestaande uit informatieverwerkende processen die de reactie op een concrete situatie bepalen
74
New cards
Cognitieve-affectieve units
Wijzen waarop mensen hun situatie interpreteren, er betekenis aan geven, er mee omgaan en een reactie op die situatie bepalen
75
New cards
Gedragshandtekeningen
Patroon van reacties op verschillende situaties door een individu. Het is een verzameling van ALS... DAN... patronen die aangeven in welke soort situaties de persoon welk soort gedrag stelt.
76
New cards
Persoonlijkheidsparadox
Ons gedrag is sterk variabel over situaties, maar toch hebben we het gevoel dat er een consistente persoon aan de grondslag van ligt.
77
New cards
Effect size
De grootte van het effect van situationele manipulatie op gedrag
-\> Het % verklaarde variantie door experimentele manipulatie
78
New cards
File-drawer probleem
Geen opmerkelijke percentages worden niet gepubliceerd
79
New cards
Personaliteitscoëfficient
Mate waarin de score op een persoonlijkheidsvragenlijst correleert met concreet trekrelevant gedrag in een concrete situatie
80
New cards
Ego-gerichte aandacht
Mate waarin de persoon aandacht heeft voor zichzelf en voor zijn eigen interne wereld
81
New cards
Wu en Clack
Onderzoek waarbij de proefpersonen trekvragenlijsten van agressie, exhibitionisme en impulsiviteit invulden. Ze hielden dagelijks een dagboek bij voor 2 weken voor trekgerelateerd gedrag
(naam)
82
New cards
Rangordestabiliteit
Je relatieve positie ten opzichte van anderen blijft hetzelfde doorheen de tijd
83
New cards
Gemiddelde niveaustabiliteit
Het niveau op vlak van populatie blijft hetzelfde doorheen de tijd/leeftijd
84
New cards
Persoonlijkheidscoherentie
Behoud van rangordestabiliteit ten opzichte van anderen, maar de uitingswijze of gedragsmanifestatie van de trek kan veranderen
85
New cards
Validiteitscoëfficiënt
Correlatie tussen twee verschillende manieren van meten op hetzelfde moment, over personen
86
New cards
Stabiliteitscoëfficiënt
Correlatie tussen twee dezelfde maten op verschillende momenten
87
New cards
Intelligentie (leek)
Impliciete theorieën die mensen hanteren over wat intelligentie is
88
New cards
Intelligentie (Boring)
Intelligentie is wat de test meet, dus zijn definitie is concreet en tastbaar
89
New cards
Simon-Binet test
De eerste intelligentietest die bestond uit verschillende heterogene taakjes, maar hij zorgde ervoor dat de wijze van aanbieding en scoring zo gestandaardiseerd mogelijk verliep.
90
New cards
Mentale leeftijd
Leeftijd waarop een gemiddeld kind de taak kan oplossen
91
New cards
Intelligentiequotiënt
Mentale leeftijd en chronologische leeftijd gecombineerd in 1 score
-\> mentale leeftijd/chronologische leeftijd) x 100
92
New cards
Normaalverdeling
Als het grootste aandeel rond het gemiddelde zit en minder mensen een extreme score hebben
93
New cards
Alpha army test
Test om soldaten te classificeren tijdens WO 1
-\> voor rekruten die konden schrijven en lezen
94
New cards
Beta army test
Test om soldaten te classificeren tijdens WO1
-\> voor analfabete, niet-Engelstalige rekruten
95
New cards
WAIS
Schaal gemaakt door Wechler, om de intelligentie van volwassenen te meten
96
New cards
WISC
Schaal gemaakt door Wechler, om de intelligentie van kinderen te meten
97
New cards
KAIT
Soort intelligentietest voor volwassen, gemaakt door Kaufman
98
New cards
g-factor
De fundamentele gemeenschappelijke factor die aan de basis ligt van alle prestaties op cognitieve tests. Het is een noegenese met 3 componenten: Reflexief bewustzijn, eductie van verbanden. Collective g \= c
99
New cards
s-factor
Onderliggende vaardigheid die de prestatie op elke test mee bepaald en die specifiek is voor enkel die test
100
New cards
Noegenese
basisproces waardoor men nieuwe kennis verwerft