Statistiek in de Criminologie - Begrippen

0.0(0)
studied byStudied by 1 person
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/128

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Flashcards met definities van statistische termen gebruikt in de criminologie.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

129 Terms

1
New cards

Absolute frequentie

Aantal elementen met een bepaalde waarde van een variabele. De som van alle absolute frequenties is gelijk aan het totaal aantal elementen in de steekproef en wordt voorgesteld door n.

2
New cards

Alternatieve hypothese

Als de nulhypothese verworpen kan worden, kan de onderzoekshypothese aanvaard worden; deze wordt nu de alternatieve hypothese genoemd.

3
New cards

Aselecte steekproef

Een toeval steekproef.

4
New cards

Asymmetrische relatie

Een relatie waarbij de ene variabele een 'causale' invloed uitoefent op de andere.

5
New cards

Beschrijvende onderzoeksvraag

Een onderzoeksvraag die de kwantitatieve beschrijving van een fenomeen onder studie betreft. Er zijn drie soorten: naar centraliteit, naar spreiding en naar vorm.

6
New cards

Beschrijvende statistiek

Het op een overzichtelijke en samenvattende wijze weergeven van kenmerken die voorkomen in een onderzoekspopulatie of in een steekproef.

7
New cards

Bivariate analyse

Een analyse die nagaat hoe twee kenmerken samen variëren of samenhangen.

8
New cards

Box-plot

Een visuele voorstelling van gegevens vanaf het ordinaal meetniveau, waarmee de positie, spreiding en symmetrie van de verdeling visueel geïnspecteerd kunnen worden. Het toont de kleinste waarde, eerste kwartiel, mediaan, derde kwartiel en de grootste waarde.

9
New cards

Categorische meetniveau

Het nominale en ordinale meetniveau.

10
New cards

Cel frequentie

Aantal keer dat een bepaalde combinatie van categorieën van variabelen voorkomen.

11
New cards

Centrale onderzoeksvraag

De drijvende gedachte achter een onderzoeksproject; breed en ietwat vaag, maar geeft het doel van het onderzoeksproject weer.

12
New cards

Centrale punt van de puntenwolk

Het zwaartepunt van de tweedimensionale verdeling, gevormd door het punt dat als coördinaten in het assenstelsel het rekenkundig gemiddelde van beide variabelen bevat.

13
New cards

Chi²

Een associatiemaat voor kenmerken op het nominale niveau, voornamelijk gebruikt in de inferentiële statistiek om na te gaan of een verband al dan niet op toeval berust. Een waarde van 0 betekent geen samenhang.

14
New cards

Concepten

Termen waarover in het algemeen een consensus bestaat, die betrekking kunnen hebben op een kenmerk, fenomeen of een groep van inter-gerelateerde fenomenen.

15
New cards

Conceptueel model

Visuele samenvatting van concepten en hun onderlinge relaties.

16
New cards

Confounders

Storende variabelen die de relatie tussen twee variabelen kunnen maskeren.

17
New cards

Consistent paar

Een paar onderzoekseenheden waarbij de waarde van de ene onderzoekseenheid op beide variabelen hoger is dan de waarde van de andere onderzoekseenheid.

18
New cards

Continue meetschaal

Meetschaal waarbij alle mogelijke waarden de uitkomsten kunnen zijn van een meetprocedure.

19
New cards

Correlatiecoëfficiënt

De product-moment correlatiecoëfficiënt van Pearson, de meest gebruikte bivariate maat van samenhang voor kenmerken op het metrische niveau. Neemt waarden aan van -1 tot +1.

20
New cards

Covariatie

Een maat van samenhang op het metrische niveau die de mate voorstelt waarin twee kenmerken samen variëren. Het is de som van de kruisproducten van de deviatiescores van X en van Y.

21
New cards

Cramer's V

Een associatiemaat gebaseerd op chi², die varieert van 0 tot 1, en kan ook gebruikt worden bij grotere tabellen dan 22 tabellen. Bij een 22 tabel is de waarde gelijk aan de waarde van Phi.

22
New cards

Cumulatief frequentiediagram

Een diagram waarin de absolute of relatieve cumulatieve frequenties worden voorgesteld vanaf het ordinale niveau.

23
New cards

Cumulatieve percentages

Percentages waarbij elk percentage wordt opgeteld bij het volgende percentage, waardoor te zien is hoeveel waarnemingen kleiner dan of gelijk zijn aan een bepaalde waarde.

24
New cards

Covariantie

Een maat van samenhang op het metrische niveau. Het is de som van de kruisproducten van de deviatiescores van X en Y gedeeld door n-1.

25
New cards

De rangcorrelatiecoëfficiënt van Kendall's Tau

Een ordinale maat van samenhang die waarden aanneemt van -1 tot +1 en de waarde 0 aanneemt bij afwezigheid van een lineaire samenhang.

26
New cards

Deductie

Van theorie naar data, waarbij de data worden gebruikt om de theorie te toetsen.

27
New cards

Determinatiecoëfficiënt

Een goodness of fit maat die weergeeft hoeveel procent van de geobserveerde verschillen of varia(n)tie in de afhankelijke variabele kan verklaard worden op basis van de onafhankelijke variabele.

28
New cards

Deviatiescores

De afwijkingen tegenover het gemiddelde.

29
New cards

Dichotomie

Een variabele die slechts twee waarden kan aannemen.

30
New cards

Direct effect

Rechtstreekse invloed van de ene variabele op de andere.

31
New cards

Discrete meetschaal

Meetschaal waarbij in regel gehele getallen worden gebruikt en tussenliggende waarden tussen die gehele getallen in principe geen betekenis hebben.

32
New cards

Een verdelingsfunctie

Het overzicht van de uitkomsten van een kans variabele met de hierbij behorende gecumuleerde kansen.

33
New cards

Empirische coëfficiënt van Pearson

Een parameter om de symmetrie te berekenen door het verschil tussen het gemiddelde en de mediaan te delen door de standaardafwijking. Een positieve waarde geeft een positief asymmetrische verdeling aan, andersom negatief asymmetrisch.

34
New cards

Endogene variabele

Variabelen waar pijlen toekomen. Ze worden causaal bepaald door een reeks andere variabelen.

35
New cards

Exogene variabele

Een variabele waar geen causale effectrelaties toekomen. Er vertrekken enkel pijlen naar andere variabelen.

36
New cards

Foutenterm

Het verschil tussen de werkelijke (geobserveerde) waarde van de afhankelijke variabele en de voorspelde waarde van de afhankelijke variabele.

37
New cards

Frequentiepolygoon

Een lijndiagram voor in klassen gegroepeerde gegevens, waarbij de categorieën worden voorgesteld door hun klasse middens op de x-as en de punten gevormd door de frequentie op de y-as, met elkaar worden verbonden.

38
New cards

Frequentietabel

Tabel waarin men een overzicht krijgt van de waarnemingen van een bepaalde variabele, met de verschillende waarden in de eerste kolom en de frequentie van elke categorie in de tweede kolom.

39
New cards

Gamma

Een associatiemaat voor kenmerken op het ordinale niveau. Gamma neemt een waarde van -1 aan bij perfecte negatieve samenhang, + 1 bij perfect positieve samenhang en 0 bij de afwezigheid van samenhang.

40
New cards

Gaussverdeling

Een standaardnormale verdeling.

41
New cards

Geldige percentages

Percentages berekend op diegenen die een geldig antwoord hebben gegeven op de vraag.

42
New cards

Gemiddelde absolute afwijking

Een metrische spreidingsmaat. Het is de som van de absolute waarden van de afwijkingen van elke waarde ten aanzien van het rekenkundig gemiddelde, gedeeld door het aantal waarnemingen.

43
New cards

Hercoderen

Samenvoegen van categorieën van een kenmerk wanneer het aantal categorieën heel groot is, of de aantallen in bepaalde categorieën te laag. Men moet hier echter wel rekening houden met het meetniveau van de variabelen.

44
New cards

Het percentageverschil

Een bivariate associatiemaat voor kenmerken op het nominale niveau. We vergelijken de percentages op 1 categorie van de afhankelijke variabele voor de verschillende categorieën van de onafhankelijke variabele, dit verschil wordt weergegeven in percentagepunten.

45
New cards

Het rekenkundig gemiddelde

Een centrummaat die wordt verkregen door alle voorkomende waarden bij elkaar op te tellen en vervolgens het totaal te delen door het aantal respondenten. Ze wordt gebruikt bij variabelen gemeten op het metrische niveau.

46
New cards

Histogram

Zoals een staafdiagram maar met één verschil. De blokjes worden hier aan elkaar getekend omdat de waarden van de variabele elkaar opvolgen. Kortom, de categorieën liggen op een continuüm. Geschikt voor grafische voorstelling van variabelen gemeten op het metrische niveau.

47
New cards

Homoscedasticiteit

Een Regressieassumptie voor de lineaire regressie: het betekent dat de variatie van de afhankelijke variabele voor elke waarde van de onafhankelijke variabele gelijk dient te zijn.

48
New cards

Hypothesen

Specifieke (toetsbare) stellingen over de (causale) relatie tussen twee of meer concepten, die afgeleid zijn uit de theorie.

49
New cards

Inconsistent paar

Een paar onderzoekseenheden waarbij de waarde van het ene element op de ene variabele hoger is en de andere variabele lager is dan van het andere element.

50
New cards

Index van diversiteit

Een nominale spreidingsmaat. Ze is gebaseerd op de relatieve frequenties van de categorieën en er wordt rekening gehouden met de proportie van waarnemingen binnen iedere categorie. De waarde van deze parameter geeft een idee van de mate van concentratie van de waarnemingen over de categorieën van de variabele.

51
New cards

Indirect effect

Onrechtstreekse invloed van de ene variabele op de andere. Het effect loopt via een mediatorvariabele.

52
New cards

Inductie

Ontwikkeling van een theorie, startend van observatie naar theorie. Er wordt gepoogd om op basis van de data een theorie te ontwikkelen.

53
New cards

Inductieve of inferentiële statistiek

Het veralgemenen van de gegevens verzameld voor een steekproef naar de onderzoekspopulatie waaruit ze getrokken werden.

54
New cards

Interdeciel-afstand

Het verschil tussen het negende en eerste deciel.

55
New cards

Interkwartiel-afstand

Een ordinale spreidingsmaat. De interkwartiel-afstand is het verschil tussen het derde en eerste kwartiel en bevat dus de helft van het totale aantal waarnemingen.

56
New cards

Intervallen of klassen

Groeperen van gegevens.

57
New cards

Intervalniveau

Op intervalniveau, kunnen we de waarden op het kenmerk classificeren, ordenen en is er sprake van een vaste meeteenheid tussen de verschillende waarden. De intervallen tussen de verschillende waarden die een variabele kan aannemen krijgt hier dus betekenis.

58
New cards

Intervalschatting

De marges waarbinnen we met een zekere graad van onzekerheid een puntschatting inschatten. (= betrouwbaarheidsinterval).

59
New cards

Klassengrenzen

De grenzen van de intervallen.

60
New cards

Klassenmidden

Het gemiddelde van de beide grenzen van het interval. Deze wordt bekomen door de waarden van beide klassegrenzen samen te tellen en te delen door twee.

61
New cards

Kruistabel of contingentietabel

Een tabel waarin de categorieën van twee variabelen tegenover elkaar worden uitgezet en waarin de waargenomen frequentie van elke combinatie van categorieën vermeld staat.

62
New cards

Kurtosis

De mate van afplatting van de gegevens rondom het rekenkundig gemiddelde van een verdeling.

63
New cards

Kwantielen

Een maat die men gebruikt wanneer men een geordende rij elementen in om het even welk aantal groepen met een gelijk aantal elementen verdeelt. Ze kunnen berekend worden vanaf het ordinale niveau.

64
New cards

Kwartielen

De drie waarden (Q1, Q2 en Q3) die een geordende reeks uitkomsten in 4 gelijke stukken verdelen, die ieder een kwart van de uitkomsten bevatten.

65
New cards

Lijndiagram

Visuele voorstelling van de niet in klassen gegroepeerde gegevens door hun frequentie op een as aan te duiden en de punten vervolgens door middel van een lijn met elkaar te verbinden.

66
New cards

Lineariteit

Het verband tussen X en Y is lineair.

67
New cards

Mediaan

Het midden van een statistische verdeling. Het is een centrummaat die het punt in de frequentieverdeling aangeeft waaronder 50% van de gevallen en waarboven de andere 50% van de gevallen liggen. Kortom, de frequentieverdeling wordt in twee gelijke stukken gedeeld.

68
New cards

Mediatorvariabele

Intermediaire of mediërende variabele. Een variabele die tussen een oorzaak-gevolgrelatie staat en hiermee het effect tussen de oorzaak-gevolgrelatie beter verklaart en de relatie sterker maakt.

69
New cards

Meetniveau

Het meetniveau van een variabele wordt bepaald door de manier waarop een kenmerk gemeten wordt. Het meetniveau bepaalt welke statistische analysetechnieken toegepast mogen worden. Hoe hoger het meetniveau hoe meer analysetechnieken men kan toepassen. We onderscheiden van laag naar hoog vier meetniveaus: het nominale, ordinale, interval en ratio meetniveau.

70
New cards

Metrische meetniveau

Het interval en ratio meetniveau.

71
New cards

Metrische spreidingsmaten

Men bepaalt voor deze spreidingsmaten eerst het rekenkundig gemiddelde en gaat dan voor elk van de waarneming en hun frequenties na, hoever ze van het rekenkundig gemiddelde verwijderd liggen.

72
New cards

Modus

Een centrummaat en betreft de categorie van de variabele met de frequentie die het vaakst voorkomt. Ze kan in principe gehanteerd worden voor alle meetniveaus.

73
New cards

Multicollineariteit

De samenhang tussen onafhankelijke variabelen. Is de samenhang hoger dan .50 dan dient men voorzichtig te zijn bij de interpretatie van de resultaten. Is de samenhang .80 of hoger, dan mag men geen meervoudige regressie met die onafhankelijke variabelen uitvoeren.

74
New cards

Multivariate analyse

De multivariate statistiek houdt zich bezig met de relatie tussen meer dan twee kenmerken. De sociale wereld is zeer complex, gedrag komt tot stand door een grote diversiteit aan factoren. Daardoor is de sociale wereld in se multivariaat.

75
New cards

Negatief asymmetrisch

Wanneer de verdeling een langere staart naar links heeft. In dit geval is het rekenkundig gemiddelde kleiner dan de mediaan.

76
New cards

Nominale meetniveau

Het nominale meetniveau brengt de kenmerken van onderzoekseenheden onder, in elkaar uitsluitende categorieën. Hier heeft de waarde die een variabele kan aannemen alleen de betekenis van een naam, een categorie.

77
New cards

Nominale gegevens

kunnen ingegeven worden in een classificatiesysteem dat voldoet aan de regels van exclusiviteit en exhaustiviteit.

78
New cards

Normaliteit

De variabele volgt een normaalverdeling.

79
New cards

Nulhypothese

De nulhypothese is de omkering van de onderzoekshypothese, of de hypothese dat er geen verband bestaat tussen de kenmerken die men onderzoekt.

80
New cards

Odds (ratio)

De odds is een maat om de verhouding tussen het voorkomen van een gebeurtenis en het niet voorkomen van een gebeurtenis te beschrijven. De odds ratio is dan de verhouding tussen twee odds.

81
New cards

Onderzoeksdeelvragen

Delen de centrale onderzoeksvraag in sub problemen die gemakkelijker te behandelen zijn en zorgen ervoor dat de centrale onderzoeksvraag toetsbaar wordt met behulp van het onderzoek.

82
New cards

Onderzoekseenheden

De eenheden over wie of wat je op basis van het onderzoek een uitspraak doet.

83
New cards

Onderzoekshypothese

De onderzoekshypothese formuleert de betrokken stelling in de richting van de verwachtingen van de onderzoeker.

84
New cards

Onderzoekspopulatie

De verzameling van individuen waarover we een uitspraak willen gaan doen.

85
New cards

Ongestandaardiseerde richtingscoëfficiënt

De ongestandaardiseerde richtingscoëfficiënt dient geïnterpreteerd te worden als de toename in de voorspelde waarde van de afhankelijke variabele, wanneer de waarde van de onafhankelijke variabele met één eenheid stijgt.

86
New cards

Operationalisering

Het proces van het vertalen van een concept, dat abstract en woordelijk is, in een variabele die kan gezien en getoetst worden door het omschrijven hoe het concept kan gemeten worden.

87
New cards

Ordinale meetniveau

Het ordinale meetniveau kenmerkt zich door het principe van de ordenbaarheid van de categorieën. We kunnen dus niet enkel classificeren, maar in onze classificatie kunnen we ook gaan ordenen.

88
New cards

Overschrijdingskans

De significantietoets meet de kans op het krijgen van een uitkomst die even extreem is of nog extremer dan de waargenomen uitkomst. De kans om een even extreme of nog extremere uitkomst te bekomen noemt men de overschrijdingskans.

89
New cards

Padmodel

Wanneer de relaties tussen de variabelen uit het conceptueel model op basis van empirisch onderzoek tot stand komen. Een padmodel is gebaseerd op een reeks meervoudige regressies, maar het model houdt rekening met het feit dat een variabele in de ene relatie een onafhankelijke variabele kan zijn, en in relatie tot een andere variabele de afhankelijke.

90
New cards

Partiële correlatie

Correlatie tussen X en Y, gecontroleerd voor een derde variabele. We berekenen dit wanneer er een vermoeden bestaat van een schijnverband.

91
New cards

Percentages

Gaan van nul tot honderd procent. Het is de verhouding tussen het absolute aantal keer dat een waarde voorkomt gedeeld door de totale steekproefgrootte (n) maal 100.

92
New cards

Phi

Phi is een associatiemaat gebaseerd op chi² en heeft de waarde 0 bij afwezigheid van associatie en neemt de waarde 1 aan bij perfecte statistische associatie. Phi wordt gebruikt in 2*2 tabellen.

93
New cards

Positief asymmetrisch

Wanneer de verdeling een langere staart naar rechts heeft. In dit geval is het rekenkundig gemiddelde groter dan de mediaan.

94
New cards

Proportie

Absolute frequentie delen door het totaal aantal waarnemingen (n) proporties gaan van 0 tot 1, de soms van alle proporties is steeds gelijk aan 1.

95
New cards

Puntschatting

De schatting van een kenmerk in de populatie op basis van steekproefgegevens.

96
New cards

Rangcorrelatiecoëfficiënt van Spearman

De rangcorrelatiecoëfficiënt van Spearman is een associatiemaat voor kenmerken op ordinaal niveau die afgeleid is van de Pearson productmomentcorrelatiecoëfficiënt. De rangcorrelatiecoëfficiënt van Spearman neemt waarden aan tussen -1 en +1 en neemt de waarde 0 aan bij afwezigheid van een lineaire samenhang.

97
New cards

Rationiveau

Op dit niveau kunnen we de waarden op het kenmerk, classificeren, ordenen, is er sprake van een vaste meeteenheid en is er ook een absoluut nulpunt aanwezig.

98
New cards

Regressieconstante of intercept

De regressieconstante of het intercept is de verwachte of voorspelde waarde die de afhankelijke variabele aanneemt, wanneer de onafhankelijke variabele gelijkgesteld wordt aan 0.

99
New cards

Regression sum of squares

De regression sum of squares geeft de variatie in de afhankelijke, variabele weer, die kan voorspeld worden op basis van de onafhankelijke variabele.

100
New cards

Relatieve frequentie

Dit is de verhouding tussen het aantal keer een waarde voorkomt ten opzichte van de geldige steekproefomvang.