Inleidend College Filosofie – Samenvatting

0.0(0)
studied byStudied by 1 person
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/48

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Flashcards met kernbegrippen en vragen uit de eerste hoofdstukken van de cursus filosofie, bedoeld ter voorbereiding van het examen.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

49 Terms

1
New cards

Wat zijn de drie kenmerkende aspecten waarop filosofie kan worden beschreven?

Een soort attitude, een methodologie en een domein.

2
New cards

Waarom volstaat ‘liefde voor wijsheid’ niet als definitie van filosofie?

Omdat alle mensen – ook niet-filosofen – naar wijsheid verlangen; het kenmerk is dus niet uniek voor filosofen.

3
New cards

Wat houdt de kritische attitude in de filosofie in?

Het systematisch in vraag stellen van autoriteiten, gewoontes, zekerheden en vanzelfsprekendheden om alternatieve mogelijkheden te openen.

4
New cards

Noem de drie belangrijkste methodologische middelen die filosofen gebruiken.

Intuïtie, conceptuele analyse en gedachte-experimenten.

5
New cards

Waarom wordt ‘intuïtie’ als kennisbron door hedendaagse filosofen voorzichtig gebruikt?

Omdat intuïties vaak variabel zijn en zonder empirische toetsing misleidend kunnen zijn.

6
New cards

Wat is een gedachte-experiment?

Een verbeeldingsoefening die volledig in de geest wordt uitgevoerd om nieuwe inzichten te krijgen zonder nieuwe empirische data (bv. het hersenen-in-een-vat scenario).

7
New cards

Welke vier klassieke deeldomeinen onderscheidt men binnen de academische filosofie?

Metafysica, logica, epistemologie (kennisleer) en ethiek (moraalfilosofie).

8
New cards

Wat onderzoekt de metafysica?

De aard en structuur van de werkelijkheid voorbij de fysica, inclusief vragen over bestaan, lichaam-geest verhouding en vrije wil.

9
New cards

Wat is het centrale onderwerp van de logica?

Het correct redeneren en het opsporen van geldige en ongeldige argumenten, inclusief drogredenen.

10
New cards

Wat bestudeert de epistemologie?

De aard, mogelijkheid en grenzen van kennis: wat we kunnen weten en hoe we tot zekere kennis komen.

11
New cards

Wat onderzoekt de ethiek/moraalfilosofie?

Morele plichten, rechten en normen: wat we behoren te doen en wat een goed leven is.

12
New cards

Wat zijn de twee hoofdtakken van de wetenschapsfilosofie?

Algemene wetenschapsfilosofie en toegepaste wetenschapsfilosofie.

13
New cards

Leg uit wat ‘sciëntisme’ betekent.

De opvatting dat (de methoden van) de natuurwetenschappen de enige bron van echte kennis zijn en uiteindelijk alle vragen kunnen beantwoorden.

14
New cards

Waarom is het moeilijk een sluitende definitie van filosofie te geven volgens de anti-essentialistische benadering?

Omdat filosofie geen eigenschap heeft die tegelijk bij alle en alleen bij filosofen voorkomt; ze is historisch gegroeid en veelzijdig.

15
New cards

Wat bedoelt Thomas Kuhn met de onvergelijkbaarheid (incommensurabiliteit) van paradigma’s?

Tussen verschillende paradigma’s bestaat geen gemeenschappelijke maat; vooruitgang is alleen binnen, niet tussen paradigma’s mogelijk.

16
New cards

Welke maatschappelijke veranderingen droegen bij aan het ontstaan van de filosofie in het oude Griekenland?

Het ontstaan van stadstaten met eigen rechtspraak, secularisering van wetten, publieke debatten en contact met andere culturen.

17
New cards

Wie waren de eerste naturalistische filosofen en wat kenmerkte hen?

Thales, Anaximander en Anaximenes; zij zochten een natuurlijke oerstof en verklaarden de kosmos zonder bovennatuurlijke interventies.

18
New cards

Wat is het kernverschil tussen Plato en Aristoteles met betrekking tot kennis?

Plato vond de zintuiglijke wereld te veranderlijk voor echte kennis en verwees naar een ideeënwereld; Aristoteles zag zintuiglijke ervaring als voldoende basis voor kennis.

19
New cards

Waarom wordt de middeleeuwse periode soms ‘duister’ genoemd in de filosofie?

De dominantie van christelijke theologie leidde tot een tunnelvisie waarin openbaring boven observatie stond en naturalistische filosofie werd onderdrukt.

20
New cards

Welke rol speelde de wetenschappelijke revolutie voor het moderne denken?

Ze verving doeloorzaken door mechanische oorzaken, introduceerde wiskundige natuurwetten en herstelde een naturalistische visie op de wereld.

21
New cards

Noem één wetenschapper uit de 17e eeuw en zijn bijdrage die Descartes beïnvloedde.

Galileo Galilei met de traagheidswet en zijn empirische bevestiging van het heliocentrisme.

22
New cards

Wat is de methodische twijfel van Descartes?

Het systematisch alles in twijfel trekken om een absoluut zekere basis voor kennis te vinden.

23
New cards

Welke drie niveaus van twijfel onderscheidt Descartes?

Natuurlijke twijfel over zintuigen, hyperbolische twijfel via dromen en metafysische twijfel via een ‘malin génie’.

24
New cards

Wat is het eerste zekere uitgangspunt dat Descartes vindt?

Cogito ergo sum – ik denk, dus ik ben.

25
New cards

Wat bedoelt Descartes met ‘res cogitans’ en ‘res extensa’?

Res cogitans is het denkende ding (geest); res extensa is het uitgebreide ding (materiële buitenwereld).

26
New cards

Hoe bewijst Descartes volgens zichzelf het bestaan van God?

Via het idee van volmaaktheid dat alleen door een volmaakt wezen kan zijn veroorzaakt en via het ontologisch argument dat bestaan in de perfectie inbegrepen is.

27
New cards

Waarom herstelt het bestaan van God volgens Descartes het vertrouwen in de buitenwereld?

Een volmaakte, goede God zou ons niet systematisch misleiden; onze sterke neiging om in een buitenwereld te geloven is dus betrouwbaar.

28
New cards

Wat is een belangrijke kritiek op Descartes’ ‘Ik denk, dus ik ben’?

Hij smokkelt het bestaan van een ‘ik’ binnen; strikt genomen kan men alleen zeggen ‘er is denken’.

29
New cards

Hoe verschilt David Hume van Descartes in zijn benadering van kennis?

Hume is empirist: overtuigingen komen uit zintuiglijke indrukken; we hebben geen zekere kennis over het zelf of de buitenwereld.

30
New cards

Wat wordt bedoeld met het principe van oorzakelijkheid in Descartes’ eerste godsbewijs?

De oorzaak moet minstens evenveel realiteit bevatten als het gevolg.

31
New cards

Noem één kritiek op het ontologisch godsbewijs van Descartes.

Uit een idee kan men niet het bestaan in de werkelijkheid afleiden; perfectie in gedachten impliceert niet dat er buiten de geest zo’n wezen bestaat.

32
New cards

Waarom zag Descartes zich genoodzaakt zijn ideeën voorzichtig te formuleren?

Om veroordeling door de Kerk te vermijden na het proces tegen Galilei; de vrijheid van meningsuiting was beperkt.

33
New cards

Wat verstaat men onder ‘mechanisering van het wereldbeeld’?

Het verklaren van natuurlijke fenomenen via louter mechanische oorzaken en natuurwetten zonder beroep op doelgerichte krachten.

34
New cards

Geef een voorbeeld van een drogreden die de logica bestudeert.

De slippery slope-redenering.

35
New cards

Wat houdt het hersenen-in-een-vat scenario in?

De hypothese dat onze hersenen losgekoppeld in een vat liggen en via elektrische signalen een schijnrealiteit ervaren; bedoeld om kenniszekerheid te betwijfelen.

36
New cards

Wat is het verschil tussen doeloorzaak (teleologie) en mechanische oorzaak?

Een doeloorzaak verklaart vanuit een toekomstig doel, een mechanische oorzaak vanuit voorafgaande fysieke krachten.

37
New cards

Welke twee voorwaarden noemt men voor wilsvrijheid?

Keuzevrijheid (het vermogen iets anders te doen) en broncontrole/zelfbepaling.

38
New cards

Welk probleem levert het determinisme op voor het strafrechtsysteem?

Als alle daden fysisch bepaald zijn, is er geen echte vrije wil en dus geen morele verantwoordelijkheid om te straffen.

39
New cards

Waarom spreekt Kuhn van een ‘lopend doel’ (moving target) in relatie tot filosofie?

De inhoud van kennis en de vragen verschuiven voortdurend, waardoor filosofie zich steeds moet heruitvinden.

40
New cards

Wat bedoelde Bertrand Russell met ‘de taak van de filosoof is de mens te leren leven zonder zekerheid’?

Filosofie helpt ons onzekerheden te omarmen zonder erdoor verlamd te raken.

41
New cards

Wat is conceptuele analyse en hoe verbetert ze onderzoek?

Het uiteennemen en verduidelijken van begrippen; betere concepten leiden tot betere vragen en dus tot beter onderzoek.

42
New cards

Leg het verschil uit tussen conceptuele analyse en conceptconstructie.

Analyse ontrafelt bestaande concepten; constructie past of vervangt concepten om nieuwe doelen te dienen.

43
New cards

Wat is het doel van de vier regels uit Descartes’ methode?

Door helderheid, opdeling, eenvoud en grondigheid tot zekere kennis komen.

44
New cards

Waarom noemde Copernicus’ theorie een ‘kosmologische krenking’?

Ze ontnam de mens en de aarde hun centrale plaats in het universum.

45
New cards

Wat maakt Keplers ontdekking van ellipsbanen filosofisch significant?

Ze brak met het heilige symbool van de cirkel en toonde dat hemel en aarde onder dezelfde wiskundige wetten vallen.

46
New cards

Hoe beantwoordt Descartes de vraag of de buitenwereld is zoals wij haar waarnemen?

De buitenwereld bestaat, maar haar wezen moet via wiskunde worden begrepen; zintuigen zijn onbetrouwbaar voor de essentie.

47
New cards

Wat is de rol van ‘helder en onderscheiden’ ideeën bij Descartes?

Ze vormen het criterium voor waarheid; wat helder en onderscheiden wordt ingezien kan niet worden betwijfeld.

48
New cards

Noem een reden waarom filosofie wordt vergeleken met kunst.

Ze houdt zich bezig met onbeantwoordbare vragen en steeds nieuwe beschrijvingen in plaats van definitieve oplossingen.

49
New cards

Wat bedoelde Bierce met filosofie als ‘een stelsel van vele wegen die van nergens naar niets leiden’?

Filosofie heeft geen vast eindpunt; het is een open zoektocht zonder gegarandeerde bestemming.