1/52
voorzetsels
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
mit
met 3e
nach
naar + na 3e
bei
bij 3e
seit
sedert + sinds 3e
von
van + door 3e
zu
naar + tot 3e
bis zu
tot de/het 3e
außer
behalve 3e
aus
uit 3e
entgegen
tegemoet 3e
gegenüber
tegenover 3e
an …. vorbei
langs (passeren) 3e
durch
door 4e
für
voor (bestemd voor) 4e
gegen
tegen 4e
ohne
zonder 4e
um
om 4e
bis
tot 4e
entlang
langs 4e
an
aan 3e/4e
auf
op 3e/4e
hinter
achter 3e/4e
neben
naast 3e/4e
in
in (naar) 3e/4e
über
over + boven 3e/4e
unter
onder = beneden 3e/4e
vor
voor 3e/4e
zwischen
tussen 3e/4e
außerdhalb
buiten (plaats en tijd) 2e
innerhalb
binnen (plaats en tijd) 2e
( an ) statt
in plaats van 2e
trotz
ondanks 2e
während
tijdens + gedurende 2e
wegen
wegens/vanwege 2e
d-
de/het
dies-
deze/dit
jed-
elk(e)
jen-
die
manch-
sommig(e)
solch-
zulk(e)
welch-
welk(e)
all-
alle
beid-
beide
ein-
een
kein-
geen
mein-
mijn
dein-
jouw
sein-
jouw
ihr-
haar
unser-
ons/onze
euer-
jullie
ihr-
hun
Ihr
uw