Neuropsychologie & Psychofarmacologie – Autismespectrumstoornissen

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/34

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Flashcards in vocabulaire-stijl over de belangrijkste begrippen, geschiedenis, diagnostiek, etiologie, neurobiologie en theorieën rond Autismespectrumstoornissen uit de colleges Neuropsychologie & Psychofarmacologie.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

35 Terms

1
New cards

Autismespectrumstoornis (ASS)

Ontwikkelingsstoornis met persisterende deficiënties in sociale communicatie/interactie én beperkte, repetitieve gedragingen, interesses of activiteiten.

2
New cards

DSM-IV subtypen ASS

Autisme, Asperger-stoornis, PDD-NOS, Rett-syndroom en desintegratieve stoornis.

3
New cards

Belangrijkste verandering DSM-5

Afschaffen subtypen; invoering ernstniveaus (1: ondersteuning, 2: substantiële ondersteuning, 3: zeer substantiële ondersteuning).

4
New cards

Ernstniveaus DSM-5

Drie niveaus gebaseerd op hoeveelheid ondersteuning in beide domeinen (sociaal-communicatief en repetitief gedrag).

5
New cards

Sensorische reactiviteit (DSM-5)

Voor het eerst opgenomen criterium: onder- of overgevoeligheid voor prikkels in het domein ‘beperkte en repetitieve gedragingen’.

6
New cards

Eugen Bleuler (1912)

Introduceerde term ‘autisme’ voor in zichzelf gekeerde symptomen bij schizofrenie.

7
New cards

Leo Kanner (1943)

Beschreef ‘infantiel autisme’; kenmerken: extreme autistic aloneness, echolalie, letterlijke taalinterpretatie en rigide gedragingen.

8
New cards

Hans Asperger (1944)

Introduceerde ‘autistische psychopathie’; hoog cognitief niveau, maar gebrek aan empathie, eenzijdige communicatie en motorische onhandigheid.

9
New cards

‘Ijskastmoeder’-hypothese

Bruno Bettelheims psychoanalytische idee dat autisme ontstaat door kille, emotioneel afstandelijke moeders.

10
New cards

Social Communication Disorder

DSM-5 categorie voor sociale communicatieproblemen zónder beperkte of repetitieve gedragingen.

11
New cards

Kenmerkend oogcontact bij ASS

Vaak vermijden of slecht timen van oogcontact; problemen in afstemming tussen kijken en wegkijken.

12
New cards

Monotone prosodie

Vlakke, weinig situationeel afgestemde stemtoon die veel voorkomt bij ASS.

13
New cards

Rigide behoefte aan routines

Sterke voorkeur voor voorspelbaarheid; veranderingen kunnen angst of spanning oproepen.

14
New cards

Zintuiglijke hyposensitiviteit

Onder- of overgevoeligheid voor zintuiglijke prikkels, bv. hoge pijndrempel of geluidsovergevoeligheid.

15
New cards

Splinter skills

Relatief sterke, vaak zeer specifieke visueel-ruimtelijke vaardigheden bij een verder zwak taalvaardigheidsprofiel.

16
New cards

Hyperlexie

Vroeg en vloeiend lezen met beperkt tekstbegrip; komt voor bij ASS (vooral bij ernstiger beperking).

17
New cards

Non-verbale leerstoornis

Profiel met sterke verbale vaardigheden en zwakke non-verbale/visuo-ruimtelijke functies, soms gezien bij hoog-functionerend autisme.

18
New cards

Prevalentie ASS

Gemiddeld ~1 : 100 in ontwikkelde landen; stijging vooral door betere diagnostiek en ruimere criteria.

19
New cards

Genetische bijdrage

Tweelingstudies schatten hereditabiliteit van ASS op ± 90 %.

20
New cards

Chromosoom 2 & 7

Regio’s geassocieerd met taalontwikkelingsproblemen binnen ASS.

21
New cards

Chromosoom 1, 15 & 17

Regio’s in verband gebracht met rigiditeit en obsessief-compulsief gedrag.

22
New cards

Tubereuze sclerose

Single-gene aandoening die vaak samengaat met autistische symptomen.

23
New cards

Fragiele-X-syndroom

Genetische aandoening die regelmatig ASS-achtige kenmerken vertoont.

24
New cards

Macrocefalie bij ASS

≈ 20 % heeft hoofdomtrek >2 SD; snelle hersengroei in eerste twee levensjaren, gevolgd door afvlakking.

25
New cards

Corpus callosum

Structuur met verminderd volume bij ASS; beïnvloedt interhemisferische communicatie.

26
New cards

Spiegelneuronensysteem

Parieto-frontaal netwerk dat bij sociale/emotionele taken minder goed functioneert bij ASS.

27
New cards

Serotonine-hypothese

Verhoogd serotonine prenataal → verlies receptoren → verstoorde neuronale ontwikkeling; ± 1/3 van ASS-populatie heeft verhoogd perifeer serotonine.

28
New cards

Extreme male brain theory

Baron-Cohen: ASS = extreme vorm van ‘systemizing’ (mannelijk) versus beperkt ‘empathizing’ (vrouwelijk); link met prenataal testosteron.

29
New cards

Oxytocine-onderzoek

Intranasale toediening kan sociaal gedrag en vertrouwen verbeteren; effect nog experimenteel.

30
New cards

Theory of Mind-tekort

Vertraging in ontwikkeling van het vermogen mentale toestanden van anderen te begrijpen; verklaart sociale problemen.

31
New cards

Centrale coherentie

Voorkeur voor lokale, detailgerichte verwerking; globale betekenis wordt zwakker geïntegreerd.

32
New cards

Executieve functieproblemen

Moeite met planning, flexibiliteit, inhibitie en zelfmonitoring; vaak gerelateerd aan rigide gedrag.

33
New cards

Empathizing-Systemizing theorie

Verklaart ASS-kenmerken als combinatie van zwak inlevingsvermogen en sterk systeemdenken.

34
New cards

Endofenotype

Erfelijke biologische/neuropsychologische marker die verband houdt met ziekte, ook bij niet-aangedane familieleden.

35
New cards

Medicatie bij ASS

Geen bewezen middelen voor kernsymptomen; behandeling richt zich op comorbiditeit (angst, agitatie, psychotische klachten).