Lecture Notes Flashcards

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/49

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Vocabulary flashcards for lecture notes review.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

50 Terms

1
New cards

Hypothese

Een veronderstelling of idee waarvan je denkt dat het waar zou kunnen zijn, maar die je eerst nog moet onderzoeken of testen.

2
New cards

Arbitrair

Iets dat zonder duidelijke reden of logica gekozen is; het is willekeurig.

3
New cards

Effectief

Iets dat goed werkt en het gewenste resultaat oplevert.

4
New cards

Relevant

Van belang of nuttig voor het onderwerp waar je mee bezig bent.

5
New cards

Integraal

Volledig en onmisbaar; alle onderdelen horen erbij en vormen samen één geheel.

6
New cards

Significant

Duidelijk merkbaar of belangrijk genoeg om mee te tellen.

7
New cards

Consensus

Een situatie waarin iedereen het met elkaar eens is.

8
New cards

Alternatief

Een andere optie of mogelijkheid dan de gebruikelijke keuze.

9
New cards

Associatie

Een gedachte of beeld dat je automatisch aan iets anders doet denken.

10
New cards

Component

Een onderdeel dat samen met andere onderdelen een geheel vormt.

11
New cards

Equivalent

Iets dat gelijkwaardig is aan iets anders, qua waarde of betekenis.

12
New cards

Relatief

In verhouding tot iets anders; het hangt af van de context of vergelijking.

13
New cards

Marginaal

Zo klein of onbeduidend dat het bijna geen invloed heeft.

14
New cards

Autonoom

Zelfstandig kunnen denken en handelen zonder hulp van anderen.

15
New cards

Conservatief

Vasthoudend aan traditionele gewoonten en niet snel iets nieuws willen proberen.

16
New cards

Context

De situatie of achtergrond waarin iets gebeurt, die helpt om het beter te begrijpen.

17
New cards

Flexibel

Je makkelijk kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden.

18
New cards

Homogeen

Bestaat uit gelijke of soortgelijke onderdelen; weinig verschil binnen de groep.

19
New cards

Legitiem

Wettelijk of moreel toegestaan; eerlijk en gerechtvaardigd.

20
New cards

Plausibel

Klinkt logisch en geloofwaardig, ook al weet je nog niet zeker of het waar is.

21
New cards

Verifiëren

Nagaan of iets klopt door het te controleren of te bewijzen.

22
New cards

Effectiviteit

De mate waarin iets goed werkt en zijn doel bereikt.

23
New cards

Functioneren

Zijn werk of taak goed uitvoeren zoals het hoort.

24
New cards

Relevantie

De mate waarin iets belangrijk of toepasselijk is voor een bepaalde situatie.

25
New cards

Relateren

Een verband leggen tussen verschillende dingen of situaties.

26
New cards

Nuance

Een klein maar belangrijk verschil dat iets preciezer maakt.

27
New cards

Legitimeren

Aantonen dat iets wettig of toegestaan is, bijvoorbeeld met een identiteitsbewijs.

28
New cards

Integratie

Het proces waarbij iets wordt opgenomen in een groter geheel.

29
New cards

Variant

Een andere vorm of versie van iets dat al bestaat.

30
New cards

Alterneren

Afwisselen tussen twee of meer dingen.

31
New cards

Autonomie

De vrijheid om zelf beslissingen te nemen en zelf verantwoordelijk te zijn.

32
New cards

Selecteren

Kiezen uit een aantal mogelijkheden.

33
New cards

Verificatie

De controle om vast te stellen of iets klopt of juist is.

34
New cards

Correlatie

Een verband tussen twee dingen waarbij ze samen lijken te veranderen.

35
New cards

Analyse

Iets zorgvuldig onderzoeken door het in onderdelen te bekijken.

36
New cards

Controverse

Een heftige discussie of meningsverschil over een belangrijk onderwerp.

37
New cards

Flexibiliteit

Het vermogen om je makkelijk aan te passen aan veranderingen.

38
New cards

Referentie

Een verwijzing naar een bron of voorbeeld.

39
New cards

Opteren

Een bewuste keuze maken voor een bepaalde mogelijkheid.

40
New cards

Concluderen

Tot een eindbesluit of oordeel komen na onderzoek of overdenking.

41
New cards

Marge

Het verschil of de ruimte tussen twee uitersten; vaak klein.

42
New cards

Progressie

Vooruitgang of verbetering in iets wat je aan het leren of doen bent.

43
New cards

Compensatie

Iets doen of geven om iets anders goed te maken of te herstellen.

44
New cards

Competent

Bekwaam of in staat zijn om iets goed te doen.

45
New cards

Context

De omstandigheden of omgeving waarin iets gebeurt en die invloed heeft op de betekenis.

46
New cards

Elementair

Van fundamenteel belang; het meest eenvoudige en noodzakelijke.

47
New cards

Frequent

Iets wat vaak voorkomt of gebeurt.

48
New cards

Norm

Een regel of standaard waar mensen zich meestal aan houden.

49
New cards

Cognitief

Alles wat te maken heeft met denken, leren, onthouden en begrijpen.

50
New cards

Impliciet

Niet rechtstreeks gezegd, maar wel bedoeld of af te leiden.