Begrippenlijst toetsweek 3 (hoofdstuk 2 deel 2)

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/13

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

14 Terms

1
New cards

Allusie

Toespeling op een bekend verhaal, bijvoorbeeld een sprookje, mythe of bijbelverhaal. De uitspraak ‘ik app dus ik besta’ is een allusie op een bekende uitspraak van RenĂ© Descartes ‘ik denk dus ik besta’.

2
New cards

Semantisch veld

Woorden die op grond van hun inhoud en betekenis aan elkaar verwant zijn.

Let op: semantische velden zij geen vaste groepen woorden. ‘Sneeuw’ kan deel uitmaken van het semantisch veld ‘kerst’ maar ook bijvoorbeeld het veld ‘winter’ of ‘vakantie’.

3
New cards

Vergelijking

Vorm van beeldspraak. Bij een vergelijking zijn zowel het object dat je vergelijkt als het beeld waarmee je het object vergelijkt in de zin aanwezig. Bijvoorbeeld: ‘Ze zegt dat ik mijn voeten moet verwijderen/ van de zetel van haar keuze, en laat er dan/ haar achterste als een strandbal in neer’. Het ‘achterste’ (object) van de vrouw wordt vergeleken met een ‘strandbal’ (beeld). De overeenkomst is dat ze allebei dik en rond zijn.

4
New cards

Beeldspraak

Overkoepelend begrip voor figuurlijk taalgebruik waarbij iets wordt omschreven door het te vergelijken met iets anders. Voorbeelden van beeldspraak zijn de vergelijking en de metafoor

5
New cards

Personificatie

Als een voorwerp of abstract begrip worden menselijke eigenschappen toegekend. Bijvoorbeeld: ‘de auto kwam hoestend op gang’.

6
New cards

Parafraseren

Een (deel van een) gedicht in je eigen woorden navertellen. Dit is vaak een goed hulpmiddel om gedichten beter te begrijpen.

7
New cards

Rijm

Rijm is een klankovereenkomst in beklemtoonde lettergrepen die niet al te ver van elkaar staan.

8
New cards

Eindrijm

Eindrijm: de laatste woorden van de regels rijmen op elkaar

9
New cards

Alliteratie (beginrijm)

Beginrijm: (alliteratie): meerdere woorden beginnen met dezelfde klank, bijvoorbeeld ‘zij zoekt’

10
New cards

Klankrijm (assonantie)

Klankrijk: meerdere woorden hebben dezelfde klank.

11
New cards

Halfrijm

Halfrijm: de laatste woorden van een regel rijmen niet helemaal, maar wel een beetje, bijvoorbeeld: ‘weggedreven’ en ‘zwevend’

12
New cards

Binnenrijm

Beginrijm: de woorden binnen een regel rijmen op elkaar, bijvoorbeeld: ‘Zo dichtbij is hij nu ook bij mij vraag je je af’.

13
New cards

Metafoor

Vorm van beeldspraak. Impliciete vergelijking: het object wordt weggelaten; alleen het beeld wordt gebruikt. Bijvoorbeeld: ‘Treedt binnen in mijn vesting (beeld)’ (als je de voordeur opendoet om iemand binnen te laten). Het weggelaten object is ‘huis’.

14
New cards

Enjambement

Afbreking van een regel op een gekke/onlogische plek.