1/13
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Allusie
Toespeling op een bekend verhaal, bijvoorbeeld een sprookje, mythe of bijbelverhaal. De uitspraak âik app dus ik bestaâ is een allusie op een bekende uitspraak van RenĂ© Descartes âik denk dus ik bestaâ.
Semantisch veld
Woorden die op grond van hun inhoud en betekenis aan elkaar verwant zijn.
Let op: semantische velden zij geen vaste groepen woorden. âSneeuwâ kan deel uitmaken van het semantisch veld âkerstâ maar ook bijvoorbeeld het veld âwinterâ of âvakantieâ.
Vergelijking
Vorm van beeldspraak. Bij een vergelijking zijn zowel het object dat je vergelijkt als het beeld waarmee je het object vergelijkt in de zin aanwezig. Bijvoorbeeld: âZe zegt dat ik mijn voeten moet verwijderen/ van de zetel van haar keuze, en laat er dan/ haar achterste als een strandbal in neerâ. Het âachtersteâ (object) van de vrouw wordt vergeleken met een âstrandbalâ (beeld). De overeenkomst is dat ze allebei dik en rond zijn.
Beeldspraak
Overkoepelend begrip voor figuurlijk taalgebruik waarbij iets wordt omschreven door het te vergelijken met iets anders. Voorbeelden van beeldspraak zijn de vergelijking en de metafoor
Personificatie
Als een voorwerp of abstract begrip worden menselijke eigenschappen toegekend. Bijvoorbeeld: âde auto kwam hoestend op gangâ.
Parafraseren
Een (deel van een) gedicht in je eigen woorden navertellen. Dit is vaak een goed hulpmiddel om gedichten beter te begrijpen.
Rijm
Rijm is een klankovereenkomst in beklemtoonde lettergrepen die niet al te ver van elkaar staan.
Eindrijm
Eindrijm: de laatste woorden van de regels rijmen op elkaar
Alliteratie (beginrijm)
Beginrijm: (alliteratie): meerdere woorden beginnen met dezelfde klank, bijvoorbeeld âzij zoektâ
Klankrijm (assonantie)
Klankrijk: meerdere woorden hebben dezelfde klank.
Halfrijm
Halfrijm: de laatste woorden van een regel rijmen niet helemaal, maar wel een beetje, bijvoorbeeld: âweggedrevenâ en âzwevendâ
Binnenrijm
Beginrijm: de woorden binnen een regel rijmen op elkaar, bijvoorbeeld: âZo dichtbij is hij nu ook bij mij vraag je je afâ.
Metafoor
Vorm van beeldspraak. Impliciete vergelijking: het object wordt weggelaten; alleen het beeld wordt gebruikt. Bijvoorbeeld: âTreedt binnen in mijn vesting (beeld)â (als je de voordeur opendoet om iemand binnen te laten). Het weggelaten object is âhuisâ.
Enjambement
Afbreking van een regel op een gekke/onlogische plek.