1/119
120 vocabulaire-flashcards in het Nederlands ter voorbereiding op het tentamen Sociale Psychologie – Onderzoeksmethoden.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Onderzoeksmethoden
De systematische procedures waarmee sociaal-psychologen kennis verzamelen, analyseren en rapporteren.
Nauwkeurige observatie
Het zorgvuldig en doelgericht waarnemen van verschijnselen om betrouwbare gegevens te verkrijgen.
Betrouwbare meting
Een meting die bij herhaling onder gelijke omstandigheden steeds dezelfde uitkomst oplevert.
Communicatie in wetenschap
Het delen van onderzoeksresultaten met collega’s via artikelen, congressen en andere kanalen.
Wetenschappelijke cyclus
Het herhalende proces van hypothese, toetsing, theorie-vorming en nieuwe hypothesen.
Hypothese
Een expliciete, toetsbare voorspelling over het al dan niet optreden van een gebeurtenis.
Theorie
Een georganiseerde set abstracte principes die geobserveerde fenomenen verklaart.
Eenvoud (theoriecriterium)
Het streven om met zo weinig mogelijk variabelen een verschijnsel te verklaren.
Volledigheid (theoriecriterium)
De mate waarin een theorie alle relevante informatie omvat.
Generativiteit
De capaciteit van een theorie om aanleiding te geven tot vervolgonderzoek.
Conceptuele variabele
Een abstract begrip zoals conformiteit, attitude of agressie.
Operationele variabele
De concrete, meetbare of manipuleerbare vorm van een conceptuele variabele.
Operationalisering
Het omzetten van conceptuele variabelen in meet- of manipuleerbare variabelen.
Operationele definitie
De procedure die aangeeft hoe men een variabele meet of manipuleert.
Begripsvaliditeit
De mate waarin manipulaties en metingen werkelijk het bedoelde concept representeren.
Zelfbeschrijving
Methode waarbij participanten hun eigen gedachten, gevoelens of gedrag rapporteren.
Vragenlijst
Een reeks schriftelijke items waarmee men informatie over respondenten verzamelt.
Subjectief-welbevinden-schaal van Diener
Bekende vragenlijst die het ervaren geluk en levensvoldoening meet.
Schaal (meetinstrument)
Een set items die samen één psychologisch construct meten.
Antwoordschaal
De reeks antwoordcategorieën waaruit een respondent kan kiezen.
Interne consistentie
De mate waarin items binnen één schaal met elkaar samenhangen.
Socialewenselijkheidsvertekening
De neiging om zichzelf positiever voor te stellen dan waar is.
Pseudoinformatiebron
Een fictief controlemiddel (bv. ‘leugendetector’) dat eerlijkere antwoorden uitlokt.
Inwilligingstendens
Algemene neiging om met stellingen in te stemmen, ongeacht inhoud.
Ja-zeggen-tendens
Synoniem voor inwilligingstendens; respondent kiest vaak het positieve uiteinde.
Likert-schaal
Veelgebruikte meerpuntschaal waarop respondenten hun (on)enigheid aangeven.
Gedragsobservatie
Systematisch registreren van zichtbaar gedrag in natuurlijke of artificiële situaties.
Codeerschema
Vooraf opgesteld systeem om geobserveerd gedrag te categoriseren.
Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
De overeenstemming tussen twee of meer observatoren over hetzelfde gedrag.
Volgorde-effect
Vertekening waarbij de positie in een reeks de beoordeling beïnvloedt.
Biometrische meting
Registratie van fysiologische processen zoals hartslag of hormoonspiegels.
Hartslagmeting
Het vastleggen van de frequentie van hartslagen als indicatie van arousal.
Hormonenspiegelmeting
Analyse van hormoonconcentraties (bv. cortisol, testosteron) in bloed of speeksel.
Seksuele-opwindingmeting
Fysiologische registratie van genitale of subjectieve opwinding.
Neurowetenschap in psychologie
Het gebruik van hersenmetingen om mentale processen te bestuderen.
Beschrijvend onderzoek
Onderzoeksdesign dat gedachten, gevoelens en gedragingen in kaart brengt zonder manipulatie.
Observationeel onderzoek
Systematische observatie van personen in hun natuurlijke omgeving.
Archiefonderzoek
Analyse van reeds bestaande documenten, statistieken of dagboeken.
Opiniepeiling
Enquête die attitudes, meningen of gedragingen van een populatie meet.
Populatie
De volledige groep waarnaar men onderzoeksresultaten wil generaliseren.
Steekproef
De geselecteerde deelnemers die de populatie vertegenwoordigen.
Representativiteit
De mate waarin een steekproef kenmerken van de populatie weerspiegelt.
Correlationeel onderzoek
Studie naar de samenhang tussen twee of meer variabelen zonder manipulatie.
Correlatie
Statistische samenhang tussen variabelen, variërend van –1 tot +1.
Correlatiecoëfficiënt
Getalswaarde die sterkte en richting van een correlatie aangeeft.
Positieve correlatie
Hoge waarden op de ene variabele gaan samen met hoge waarden op de andere.
Negatieve correlatie
Hoge waarden op de ene variabele gaan samen met lage waarden op de andere.
Kwalitatieve variabele
Categorische variabele zoals geslacht, etniciteit of SES.
Interactie-effect
Het effect van één variabele hangt af van het niveau van een andere variabele.
Moderatie-effect
Synoniem voor interactie-effect; een derde variabele beïnvloedt de relatie tussen twee andere.
Longitudinaal correlationeel onderzoek
Correlaties worden over meerdere tijdspunten gemeten om richting aan te tonen.
Gelijktijdige correlatie
Relatie tussen variabelen die op hetzelfde moment zijn gemeten.
Concurrente correlatie
Andere term voor gelijktijdige correlatie.
Experimenteel onderzoek
Design waarbij de onderzoeker variabelen manipuleert en deelnemers random toewijst.
Onafhankelijke variabele
Variabele die de onderzoeker manipuleert om het effect te testen.
Afhankelijke variabele
Uitkomstvariabele waarop het effect wordt gemeten.
Controle over experimentele procedure
Alle omstandigheden behalve de manipulatie worden gelijk gehouden voor deelnemers.
Toevallige toewijzing
Deelnemers worden willekeurig aan condities toegewezen om bias te vermijden.
Random assignment
Engelse term voor toevallige toewijzing.
Alternatieve verklaringen
Andere mogelijke oorzaken voor een gevonden effect dan de gemanipuleerde variabele.
Bobo-doll-experiment
Klassieke studie van Bandura over modeling en agressie bij kinderen.
Sociale leertheorie
Stelt dat mensen leren via observatie van modellen en de gevolgen daarvan.
Hoofdeffect
Het afzonderlijke effect van één onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele.
Statistische significantie
De kans dat een resultaat berust op toeval is kleiner dan een vooraf vastgestelde drempel.
Significantiedrempel (p < .05)
Conventionele grens waarbij minder dan 5 % kans op een toevallig resultaat acceptabel is.
Replicatie
Herhaling van een studie om te controleren of resultaten standhouden.
Interne validiteit
Zekerheid dat veranderingen in de afhankelijke variabele echt door de manipulatie komen.
Externe validiteit
De mate waarin resultaten generaliseerbaar zijn naar andere personen en situaties.
Controlegroep
Deelnemers die geen of een neutrale manipulatie ontvangen en dienen als vergelijkingsbasis.
Proefleidereffect
Invloed van verwachtingen of gedrag van de onderzoeker op de resultaten.
Wereldrealisme
De mate waarin de onderzoekssituatie op het echte leven lijkt.
Experimenteel realisme
De mate waarin participanten de situatie als echt en meeslepend ervaren.
Deceptie in onderzoek
Het bewust geven van foutieve of onvolledige informatie om spontane reacties te verkrijgen.
Debriefing
Nabeschouwing waarbij de ware bedoeling van het experiment wordt uitgelegd aan deelnemers.
Ethiek in sociale psychologie
Regels en richtlijnen ter bescherming van participanten tegen schade of misleiding.
Institutionele beoordelingscommissie
Panel dat onderzoeksvoorstellen op ethische toelaatbaarheid beoordeelt.
Geïnformeerde toestemming
Proces waarbij deelnemers na uitleg vrijwillig instemmen met deelname.
Informed consent
Engelse term voor geïnformeerde toestemming.
Waarden in wetenschap
Ideologische en morele overtuigingen die keuze en interpretatie van onderzoek beïnvloeden.
Ideologische bias
Vertekening in onderzoek ontstaan door dominante politieke of sociale overtuigingen.
Peer-reviewed tijdschrift
Wetenschappelijk blad waarin artikelen na collegiale toetsing worden gepubliceerd.
Citatie
Een verwijzing naar eerder werk; indicator van wetenschappelijke impact.
Onderzoeksfinanciering
Gelden die onderzoekers aanvragen om studie-kosten te dekken.
Competitieve academische omgeving
Context waarin onderzoekers strijden om publicaties, fondsen en prestige.
Onethisch gedrag
Handelingen zoals datamanipulatie of plagiaat die de integriteit van onderzoek ondermijnen.
Secundaire bron
Werk zoals handboeken dat onderzoeksresultaten samenvat zonder volledige details.
Primaire bron
Het originele onderzoek zoals gepubliceerd door de auteur zelf.
Google Scholar
Vrij toegankelijke zoekmachine voor wetenschappelijke literatuur en citaties.
Web of Science
Betaalde databank voor uitgebreide wetenschappelijke zoekopdrachten en citatie-analyses.
Stamboomtechniek
Het volgen van referentielijsten en citaties om een onderzoeksnetwerk te reconstrueren.
Netwerkanalyse van literatuur
Overzicht van hoe studies en auteurs via citaties met elkaar verbonden zijn.
Interpreteerbaarheid biometrische data
Uitdaging om fysiologische metingen zinvol te koppelen aan psychologische processen.
Meetmethode-triangulatie
Gebruik van meerdere methoden om een construct betrouwbaarder te meten.
Innerlijke toestanden
Niet-direct waarneembare processen zoals emoties of cognities.
Structureel model
Statistische techniek om relaties tussen latente variabelen te analyseren.
Multipele operationalisaties
Het meten van één concept op verschillende manieren voor grotere validiteit.
Schaalconstructie
Het proces van itemselectie en ‑analyse om een betrouwbare schaal te creëren.
Itemformuleringseffect
Invloed van woordkeuze op de antwoorden van respondenten.
Top-down literatuuronderzoek
Het beginnen met bestaande theorieën om onderzoeksvragen af te leiden.
Brainstorming onderzoeksidee
Creatief genereren van mogelijke onderzoeksvragen zonder directe beperkingen.