Sociologie begrippen H4: Institutionalisatie en socialisatie

0.0(0)
studied byStudied by 1 person
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/18

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Sociologie H4 - criminologie 1e bachelor UGent

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

19 Terms

1
New cards

Ontlastingsmechanisme

Ontstaat door een historisch proces van instituionalisatie. Instituties zorgen voor en regelen een aantal universele aspecten van het menselijke samenleven door het opleggen van passende interactiepatronen: voortplanting, seksueel contact, zorg voor kinderen, socialisatie, opvoeding, zingeving, verdeling van macht, productie, sociale controle.

2
New cards

Primaire instituties

Een aantal voorzieningen of instituties die behoeften bevredigen.

3
New cards

Secundaire instituties

De instituties die de primaire instituties organiseren.

4
New cards

Klassieke conditionering

De geconditioneerde stimulus wordt de geconditioneerde respons.

5
New cards

Operante conditionering

Houdt verband met de min of meer permanente gedragsveranderingen die met de gevolgen van een bepaald gedrag samenhangen.

6
New cards

Play stage

Belangrijke fase in het eigenlijke socialisatieproces. In dit stadium nemen kinderen het gedragspatroon van anderen in het spel over. Tussen drie en zes jaar.

7
New cards

Game stage

Belangrijke fase in het eigenlijke socialisatieproces. In dit stadium leert het kind rekening te houden met meerdere anderen tegelijkertijd en dan meer bepaald met de attitudes en rollen van alle anderen die bij een bepaalde georganiseerde activiteit betrokken zijn.

8
New cards

Generalized other

De rollen van de leden van allerlei georganiseerde groepen geïnternaliseerd, dan is men een min of meer volwassen persoon.

9
New cards

Me & I

Het gesocialiseerde aspect van de persoonlijkheid, de afspiegeling van de maatschappij, plus het strikt individuele, niet-gesocialiseerde element in die persoonlijkheid.

10
New cards

Structurele ambivalentie

Een situatie waaring vanuit de sociale verhoudingen tegenstrijdige eisen van personen gesteld worden, duidt Merton aan als dit.

11
New cards

Psychoanalyse

Deze techniek heeft als doel inzicht te krijgen in het emotionele leven van mensen door hen vrij te latenpraten over hun emoties.

12
New cards

Oedipuscomplex

Het mannelijk kind ervaart een sterk antagonisme tegenover zijn vader, concurrent voor de lichaamswarmte van de moeder.

13
New cards

Zelfwaardering

De evaluatie die we op onszel toepassen, wordt aangeduid als zelfbeeld. Positieve evaluatie of negatieve evaluatie.

14
New cards

Spacing of geboorteafstand

Het negatieve effect van het innemen van een van de laatste posities in de kinderrij vervalt wanneer de intervalperiodes tussen de geboorten relatief lang zijn.

15
New cards

Primogeniture

Een samenleving waar de eerstgeborene ook de voornaamste of de enige erfgenaam is, zal geboorterang een ander effect hebben dan in samenlevingen waar geen eerstegeboorterecht heerst.

16
New cards

Normatieve referentiegroep

Die fungeert als een bron van waarden en normen waarop een persoon zijn gedrag afstemt.

17
New cards

Comparatieve referentiegroep

Die fungeert als een vergelijkingsbasis en door een individu wordt aangewend om haar.zijn eigen situatie te beoordelen.

18
New cards

Anticipatory socialization

Wanneer de betrokkene binnen de eigen groep in hoge mate opwaarts beroepsmobiel is.

19
New cards

Doorkruisende referentieschema’s

Meer dan een referentiegroep.