Lijst 19 BBR 2526

540 - 570

le tribunal de l'entreprise

(de) ondernemingsrechtbank

le tribunal de l'application des peines

(de) strafuitvoeringsrechtbank

le tribunal de première instance

(de) rechtbank van eerste aanleg

les droits de la défense

(de) rechten van verdediging

le juge

(de) rechter

le juge siégeant seul

(de) alleenzetelende rechter

le juge consulaire

(de) consulaire rechter

le juge suppléant

(de) plaatsvervangende rechter

le juge de l'application des peines

(de) strafuitvoeringsrechter

le magistrat du siège

(de) zetelende rechter

le juge au tribunal du travail

(de) rechter in de arbeidsrechtbank

le juge au tribunal de l'entreprise

(de) rechter in de ondernemingsrechtbank

le juge consulaire

(de) rechter in ondernemingszaken

le juge des référés

(de) rechter in kort geding

le juge social

(de) rechter in sociale zaken

le pouvoir judiciaire

(de) rechterlijke macht

l'administration (f) de la justice

(de) rechtsbedeling

l'assistance (f) judicaire

(de) rechtsbijstand

la date de l'audience

(de) rechtsdag

le fait juridique

(het) rechtsfeit

le ressort

(het) rechtsgebied

l'effet juridique (m) / la conséquence juridique

(het) rechtsgevolg

l'acte juridique (m)

(de) rechtshandeling

l'acte juridique constitutif

(de) constitutieve (=vestigende) rechtshandeling

l'acte juridique déclaratoire

(de) declaratoire (=bevestigende) rechtshandeling

l'acte juridique translatif

(de) overdragende rechtshandeling

l'acte juridique extinctif

(de) uitdovende rechtshandeling

le pouvoir juridictionnel

(de) rechtsmacht

la voie de recours

(het) rechtsmiddel

la voie de recours extraordinaire

(het) buitengewoon rechtsmiddel