begrippen boek imw deeltoets 1

0.0(0)
studied byStudied by 4 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/205

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

206 Terms

1
New cards

sociologische theorie

Het geheel van concepten en conceptuele kaders dat wordt gebruikt om de veellaagse, empirische patronen en onderliggende processen in de samenleving te begrijpen en te verklaren.

2
New cards

concepten

Specifieke ideeën over de sociale wereld, gedefinieerd en uitgewerkt door een bepaalde theoreticus of denkschool.

3
New cards

conceptueel kader

De relatief samenhangende set van ideeën of concepten die een theoreticus gebruikt om een bepaald perspectief op het sociale leven uit te werken.

4
New cards

pluralistisch

Het gelijktijdig bestaan van, en de wederzijdse betrokkenheid tussen, diverse stromingen van denken en onderzoek.

5
New cards

Macro

Analytische focus op grootschalige sociale structuren (bv. kapitalisme) en processen (bv. klassenongelijkheid).

6
New cards

sociale structuren

Vormen van sociale organisatie (bv. kapitalisme, bureaucratie, gender) in een samenleving die sociaal gedrag beperken en structureren.

7
New cards

Micro

Analytische focus op kleinschalige, interpersoonlijke interactie en interactie in kleine groepen.

8
New cards

cultuur

Overtuigingen, rituelen, ideeën, wereldbeelden en manieren van doen.

9
New cards

Agency (handelingsvermogen)

Individuen, groepen en andere collectiviteiten die autonomie uitoefenen tegenover sociale instituties, structuren en culturele verwachtingen.

10
New cards

klassieke theorie

De ideeën en kaders geschetst door de grondleggers van de sociologie (Marx, Durkheim, Weber, Martineau).

11
New cards

Canon

Gevestigd geheel van kernkennis/ideeën in een bepaald vakgebied.

12
New cards

hedendaagse theorie

De opvolgende theorieën die voortbouwen op en in gesprek gaan met de klassieke theorie.

13
New cards

Verlichting

18e eeuwse filosofische beweging die de nadruk legde op de menselijke rede, wetenschappelijke rationaliteit en vooruitgang, en niet rationele overtuigingen (zoals monarchie) verwierp.

14
New cards

democratie

Politieke structuur gebaseerd op het ethos dat alle individuen, begiftigd met rede, gelijk zijn en recht hebben op deelname aan het bestuur.

15
New cards

rede

Het menselijk vermogen om na te denken, kennis te creëren en te evalueren, en eigen ervaringen en context te beoordelen.

16
New cards

rationaliteit

Nadruk op de autoriteit van de rede bij het evalueren van verklaringen van de werkelijkheid.

17
New cards

onvervreembare rechten

Verlichtingsgeloof dat alle individuen van nature rechten hebben om volledig deel te nemen aan de samenleving (bv. vrijheid van meningsuiting).

18
New cards

utilitarisme

Idee dat rationele, eigenbelang nastrevende individuen handelingen evalueren op basis van hun nut of waarde.

19
New cards

wetenschappelijke redenering

Nadruk op het ontdekken van kennis door empirische data en systematische analyse in plaats van geloof of filosofie.

20
New cards

empirisme

Gebruik van bewijs of data bij het beschrijven en analyseren van de samenleving.

21
New cards

positivistisch

Het idee dat sociologie als wetenschap dezelfde methoden kan gebruiken als natuurwetenschappen, gericht op observeerbare data en objectiviteit.

22
New cards

objectiviteit

Het positivistische idee dat sociologie een onbevooroordeelde analyse van een objectieve sociale realiteit kan bieden, onafhankelijk van de context of theorie van de onderzoeker.

23
New cards

interpretatief inzicht/ Verstehen

De taak van de socioloog om de motivaties achter betekenisvol handelen te begrijpen via empathie, omdat sociologie menselijke ervaringen bestudeert.

24
New cards

emancipatorische kennis

Het gebruik van sociologische kennis om sociale gelijkheid te bevorderen.

25
New cards

dubbelbewustzijn

De vervreemding van het bewustzijn van Zwarte mensen als gevolg van slavernij, waarbij zij zichzelf steevast door de ogen van de dominante (witte) wereld zien.

26
New cards

kapitalisme

Een historisch specifieke productiewijze gericht op winst voor de eigenaren van productiemiddelen, gebaseerd op ongelijkheid tussen kapitalisten en loonarbeiders.

27
New cards

Bourgeoisie

De kapitalistische klasse, eigenaren van kapitaal en productiemiddelen die domineren over het proletariaat.

28
New cards

ongelijkheid

Zie class relations – ongelijke verhoudingen tussen kapitalisten en arbeiders.

29
New cards

productiewijze

Hoe een samenleving haar materieel sociale bestaan organiseert (bv. kapitalisme vs. feodalisme).

30
New cards

productiemiddelen

Bronnen (land, fabrieken, kapitaal) in bezit van de bourgeoisie gebruikt voor productie en winst.

31
New cards

proletariaat

Loonarbeiders die hun arbeidskracht moeten verkopen aan de kapitalist om te overleven.

32
New cards

Private property

De bron en het resultaat van winstaccumulatie door kapitalisten; bron van ongelijkheid.

33
New cards

exploitatie/uitbuiting

De kapitalist geeft alleen om de arbeider voor zover deze gebruikswaarde heeft, d.w.z. gebruikt kan worden om meerwaarde/winst te produceren.

34
New cards

Historisch materialisme

Geschiedenis gezien als de progressieve uitbreiding van economisch

35
New cards

materiële productiekrachten in de samenleving.

36
New cards

Klassenverhoudingen

Ongelijke verhoudingen van kapitalisten en arbeiders tot kapitaal (en elkaar).

37
New cards

Klassenbewustzijn

Het groepsbewustzijn dat nodig is voor arbeiders om te erkennen dat hun individuele uitbuiting onderdeel is van een systeem (kapitalisme).

38
New cards

Dialectisch materialisme

Historische verandering als resultaat van bewust menselijk handelen dat voortkomt uit tegenstrijdigheden in materieel/economische krachten.

39
New cards

Communisme

de geschiedenis, waarin kapitalisme omvergeworpen is en klassen, arbeidsdeling en privé

40
New cards

eigendom niet meer bestaan.

41
New cards

Levensonderhoud

Het minimumloon dat nodig is om het bestaan van de arbeider te onderhouden zodat arbeidskracht behouden blijft.

42
New cards

Species being (soortelijk wezen)

De creativiteit en het hogere bewustzijn die mensen onderscheiden van dieren.

43
New cards

Kapitaal

Geld en andere grootschalige private bronnen gebruikt om waren te produceren voor winst.

44
New cards

Winst

Accumulatie van kapitaal door de kapitalist als resultaat van de meerwaarde gegenereerd door de arbeidskracht van arbeiders.

45
New cards

Gebruikswaarde

Het nut van de arbeidskracht van de werknemer voor de productie van winst.

46
New cards

verzinnelijking van arbeidskracht; Het proces waarbij arbeidskracht als een waar wordt verhandeld op de markt voor een prijs (loon).

47
New cards

Vals bewustzijn

Het omarmen van de illusionaire beloftes van het kapitalisme.

48
New cards

Surplus value (meerwaarde)

Winst van de kapitalist. het verschil tussen de ruilwaarde (loon) van de arbeider en de gebruikswaarde (waarde die de arbeid creëert).

49
New cards

Ruilwaarde

De prijs (loon) die arbeiders op de markt krijgen voor hun arbeidskracht.

50
New cards

Arbeidsdeling

De scheiding van beroepssectoren en arbeiders in gespecialiseerde sferen; produceert vervreemde arbeid.

51
New cards

vervreemde arbeid

Het objectieve resultaat van kapitalistische productie, bestaande uit vier vormen

52
New cards

vervreemding van producten

Het product behoort niet de arbeider toe, maar de kapitalist.

53
New cards

Objectivering

De ontmenselijking van arbeiders tot machine

54
New cards

achtige objecten.

55
New cards

vervreemding in het productieproces

Arbeid is niet vrijwillig maar gedwongen, de arbeider is een object in het proces.

56
New cards

vervreemding van soortelijk wezen

Arbeiders worden gereduceerd tot hun gebruikswaarde en vervreemd van hun menselijke creativiteit.

57
New cards

vervreemding van elkaar

Het competitieve productieproces vervreemdt individuen van elkaar.

58
New cards

standpunt van het proletariaat

De positie van waaruit het proletariaat de ontmenselijking van het kapitalisme waarneemt (in tegenstelling tot de bourgeoisie).

59
New cards

Ideologie

Ideeën die circuleren in het dagelijks leven, bepaald door de heersende klasse, die het huidige sociale bestaan normaal en wenselijk doen lijken.

60
New cards

fetisjisme van waren

De mystificatie van kapitalistische productie waarbij aan goederen speciale eigenschappen worden toegekend, terwijl de uitbuiting die nodig was om ze te maken onzichtbaar blijft.

61
New cards

economische basis

De economische structuur of productiewijze die de sociale relaties en de bovenbouw bepaalt.

62
New cards

Ruling class (heersende klasse) De klasse die de materiële kracht is (bourgeoisie) en ook de heersende intellectuele/ideologische kracht.

63
New cards

Ruling ideas (heersende ideeën) Ideeën verspreid door de heersende klasse die het kapitalisme ondersteunen.

64
New cards

Functionalisme

Term voor de theorie van Durkheim (en Parsons) die focust op hoe sociale structuren functioneel zijn voor het behoud van sociale orde.

65
New cards

sociale feiten

Externe en collectieve sociale krachten (structuren, normen) die het handelen en denken in de samenleving reguleren en dwingen.

66
New cards

Sui generis werkelijkheid

Het idee dat de samenleving haar eigen realiteit/natuur heeft die onafhankelijk bestaat van de individuen.

67
New cards

Objectiviteit

Het idee dat sociologie een onbevooroordeelde analyse kan geven van observeerbare sociale feiten.

68
New cards

Moraliteit

Sociale banden die individuele lusten reguleren en individuen aan de samenleving binden.

69
New cards

sociale solidariteit

Sociale cohesie die voortkomt uit gedeelde banden en onderlinge afhankelijkheid.

70
New cards

collectief geweten

De gedeelde overtuigingen en gevoelens van een samenleving.

71
New cards

mechanische Sociale cohesie

gebaseerd op gelijkenis en overlappende sociale banden (traditionele samenlevingen).

72
New cards

interdependentie/ onderlinge afhankelijkheid

Banden tussen individuen, in de moderne samenleving gecreëerd door de arbeidsdeling.

73
New cards

fysieke dichtheid

Het aantal mensen dat men tegenkomt in het dagelijks leven.

74
New cards

morele dichtheid

De dichtheid van sociale interactie door het ontmoeten van diverse anderen in de moderne samenleving.

75
New cards

organische solidariteit

Sociale cohesie gebaseerd op functionele interdependentie en verschil (moderne samenlevingen).

76
New cards

Contract

De juridische regulering van verplichtingen; de dwingende kracht komt voort uit de samenleving, niet het individu.

77
New cards

moreel individualisme

Individuen die interacteren voor doelen die verder gaan dan eigenbelang.

78
New cards

sociale integratie

De mate waarin individuen verbonden zijn met de samenleving.

79
New cards

altruïstische zelfdoding

Resultaat van te sterke regulering/integratie waarbij plicht of eer zelfdoding noodzakelijk maakt.

80
New cards

egoïstische zelfdoding

Resultaat van moderne maatschappelijke omstandigheden met excessief individualisme en zwakke sociale banden.

81
New cards

anomische zelfdoding

Resultaat van maatschappelijke ontwrichting en normloosheid (anomie).

82
New cards

Sacred (het heilige) Alles wat een samenleving collectief apart zet als speciaal en eerbiedwaardig.

83
New cards

het profane

Het alledaagse, gewone, niet

84
New cards

heilige.

85
New cards

Symbool

Elk teken waarvan de interpretatie en betekenis sociaal gedeeld zijn; representatie van collectieve waarden.

86
New cards

Religie

Een sociaal fenomeen gedefinieerd door heilige overtuigingen en praktijken; een sociaal integrerende kracht.

87
New cards

collectieve representatie

Symbolen en categorieën die een samenleving gebruikt om gedeelde overtuigingen aan te duiden.

88
New cards

verbeelde gemeenschap

Het idee dat verbondenheid met de natie 'verbeeld' is, omdat men de meeste leden nooit zal kennen, maar zich toch verbonden voelt.

89
New cards

Rituelen

Collectief gedeelde heilige handelingen die sociale banden bevestigen en versterken.

90
New cards

civiele religie

De burgerlijk

91
New cards

politieke symbolen en ceremonies die de gedeelde waarden van een samenleving bevestigen.

92
New cards

Kennissociologie

Toont aan hoe kennis een sociale activiteit is, afhankelijk van de context.

93
New cards

Material Functions (functies) Noodzakelijke taken uitgevoerd door sociale instituties om de werking van de samenleving te garanderen.

94
New cards

structureel functionalist

Focus op hoe sociale structuren bepalend zijn voor, en effectief zijn in, het handhaven van sociale orde.

95
New cards

Subsystemen

Sferen van sociale actie vereist voor het functioneren van het sociaal systeem (bv. economie, politiek).

96
New cards

Adaptatie

Economische functie; aanpassing aan de omgeving (AGIL

97
New cards

schema).

98
New cards

Goal attainment (doelbereiking) Politieke functie; doelen stellen en middelen mobiliseren (AGIL

99
New cards

schema).

100
New cards

Integration (integratie) Juridische/regulerende functie; coördinatie van de delen (AGIL schema).