1/32
Flashcards for reviewing Spanish Greetings, Personal Information, and Farewells in Dutch
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Saludos
Begroetingen
Saludar
(be)groeten
Goedemorgen
Buenos días
Goedemiddag
Buenas tardes
Goedeavond
Buenas noches
Hallo
¡Hola!
Hoe gaat het?
¿Qué tal?/ ¿Cómo estás?/ ¿Cómo andas?
Persoonlijke gegevens
Datos personales
De naam
El nombre
Hoe heet jij?
¿Cómo te llamas?
Ik heet…
Me llamo …
De leeftijd
La edad
Hoe oud ben je?
¿Cuántos años tienes?
Ik ben…jaar
Tengo … años.
De nationaliteit
La nacionalidad
Van waar ben je?/waar kom je vandaan?
¿De dónde eres?
Ik ben van…
Soy de …
De woonplaats
El domicilio
Waar woon je?
¿Dónde vives?
Ik woon in…
Vivo en…
Het beroep
La profesión
Wat is je job?
¿Qué haces? (informeel)
Wat is je job?
¿Qué hace? (formeel
Ik ben…
Soy…
Afscheid
Despedidas
Afscheid nemen (van elkaar)
Despedirse
Tot ziens
¡Adiós!
Tot later
¡Hasta luego!
Tot snel
¡Hasta pronto!
Tot morgen
¡Hasta mañana!
Tot volgende week
¡Hasta la semana próxima!
Tot volgend jaar
¡Hasta el año próximo!
Doei
¡Chau!