1/31
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Dummyvariabele
Een kunstmatig gecreëerde variabele die een categorie (bijv. geslacht) omzet naar 0/1-waarden om in regressie-analyse te kunnen opnemen.
Effectcodering
Codering waarbij categorieën de waarden −1 en +1 krijgen; b0 is dan het totaalgemiddelde en b1 de afwijking (effect) t.o.v. dat gemiddelde.
Intercept (b0)
Het geprojecteerde gemiddelde van Y wanneer alle voorspellers 0 zijn; bij dummycodering het groepsgemiddelde van de referentiecategorie.
Slope (b1)
De regressiecoëfficiënt die de verandering in Y per eenheid X beschrijft; bij dummy’s het gemiddelde verschil tussen twee groepen.
Interactie-term
Productvariabele (bijv. geslacht × jaren ervaring) die toelaat te testen of de relatie tussen X en Y verschilt per categorie.
Moderatorvariabele
Variabele (meestal kwalitatief) die de sterkte of richting van een verband tussen X en Y beïnvloedt; wordt onderzocht via interactie-termen.
Enkelvoudige regressie
Model met één kwantitatieve voorspeller X voor één kwantitatieve uitkomst Y.
Meervoudige regressie
Model met meerdere kwantitatieve voorspellers (en eventueel dummy’s) om Y te verklaren.
ANOVA
Analyse-techniek voor één kwantitatieve Y en één kwalitatieve X om gemiddelde groepsverschillen te testen via de F-toets.
Factoriële ANOVA
ANOVA-uitbreiding met twee of meer kwalitatieve factoren, inclusief hun interacties.
ANCOVA
Analyse van covariantie: combineert kwalitatieve factor(en) en één of meer kwantitatieve covariaten om groepsgemiddelden op Y te vergelijken na correctie voor de covariaat.
Covariaat
Kwantitatieve variabele die in ANCOVA wordt opgenomen om extra variantie in Y uit te leggen en/of confounding te reduceren.
Gecorrigeerde groepsgemiddelden
Gegevens op Y die zijn ‘bijgesteld’ voor verschillen in de covariaat, zodat groepen op een vergelijkbaar covariaat-niveau worden vergeleken.
Parallelle hellingen-assumptie
Aanname in ANCOVA dat de relatie covariaat-Y dezelfde helling heeft in alle groepen (geen interactie tussen factor en covariaat).
Type I som van kwadraten
Stapsgewijze toewijzing van verklaarde variantie; eerst covariaat, daarna factor (volgordegevoelig).
Type III som van kwadraten
Gelijktijdige methode; elke factor krijgt de variantie toegewezen die resteert nadat alle andere al in het model zitten (volgorde-onafhankelijk).
Levene-test
Statistische toets op gelijke varianties tussen groepen; belangrijk bij AN(O)VA en ANCOVA.
Kolmogorov-Smirnov-test
Niet-parametrische toets om te beoordelen of residuen normaal verdeeld zijn.
F-toets
Verhouding tussen verklaarde en onverklaarde variantie; bepaalt of groeps- of modelverschillen statistisch significant zijn.
Tukey-post-hoc-test
Multiple-comparison methode om alle groepsparen te vergelijken terwijl familie-wijde fout wordt gecontroleerd.
Bonferroni-correctie
Aanpassing van α om meervoudige toetsen conservatiever te maken door α door het aantal toetsen te delen.
Contrast (a priori)
Vooraf gespecificeerde vergelijking van (geweegde) groepsgemiddelden om gerichte hypotheses te testen.
Effectgrootte η²
Proportie verklaarde totale variantie door een factor; eenvoudige (‘overall’) effectgrootte.
Partiële η²
Proportie verklaarde variantie nadat andere voorspellers uit de noemer zijn verwijderd; meestal groter dan eenvoudige η².
Lord’s paradox
Situatie waarin ANOVA op verschil-scores en ANCOVA op eind-scores met covariaat tot tegengestelde conclusies leiden wegens afhankelijkheid tussen factor en covariaat.
Simpson’s paradox
Fenomeen waarbij een trend in afzonderlijke groepen omkeert of verdwijnt wanneer groepen worden samengevoegd.
Lineaire relatie-assumptie
Voorwaarde dat Y lineair samenhangt met de covariaat in ANCOVA.
Homogeniteit van variantie
Aanname dat de spreiding op Y binnen alle groepen gelijk is; beoordeeld met Levene-test of boxplots.
Outliercontrole (3sd-regel)
Praktijk waarbij observaties verder dan drie standaarddeviaties van het gemiddelde als uitbijter worden beschouwd.
Boxplot
Grafiek die mediaan, kwartielen en mogelijke outliers visualiseert; nuttig voor variantie- en outlierdetectie.
Orthogonaliteit
Eigenschap dat contrasten of variabelen onafhankelijk (ongecorreleerd) zijn, wat interpretatie van effecten vereenvoudigt.
Covariate adjustment
Het ‘rescalen’ van Y in ANCOVA door groepsverschillen op de covariaat te verwijderen.