H8 Moderne samenlevingen zijn altijd multicultureel – kernbegrippen

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/99

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

100 Nederlandse vocabulaire-flashcards over cultuur, waarden, subculturen, instituties en gezinsvormen uit hoofdstuk 8 ‘Moderne samenlevingen zijn altijd multicultureel’.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

100 Terms

1
New cards

Ralph Linton

Amerikaanse antropoloog die in 1936 aandacht vroeg voor de fictieve Nacirema-cultuur om etnocentrisme te ontmaskeren.

2
New cards

Nacirema

Fictief Noord-Amerikaans volk waarvan vreemde rituelen spiegel staan voor alledaagse westerse gebruiken.

3
New cards

Horace Miner

Antropoloog die ‘Body Ritual among the Nacirema’ (1956) schreef en zo westerse vanzelfsprekendheden bevraagd.

4
New cards

Betekenisgeving

Proces waarbij mensen handelingen, objecten en ervaringen van symbolische betekenis voorzien.

5
New cards

Cultuur

Het min of meer samenhangend geheel van waarden, normen, doeleinden en verwachtingen dat het handelen in een samenleving stuurt.

6
New cards

Materiële cultuur

Alle tastbare artefacten en objecten die door mensen gemaakt zijn en symbolische waarde krijgen.

7
New cards

Immateriële cultuur

Ideeën, opvattingen, waarden en symbolen die gedeeld worden binnen een samenleving.

8
New cards

Cultureel kapitaal

Overdrachtsbare vormen van kennis, vaardigheden en objecten die sociale positie versterken (Bourdieu).

9
New cards

Geobjectiveerd cultureel kapitaal

Cultureel kapitaal dat vervat zit in fysieke artefacten zoals kunstwerken of zeldzame boeken.

10
New cards

Geïncorporeerd cultureel kapitaal

In personen verankerde kennis en vaardigheden; het ‘zijn’ in plaats van ‘hebben’.

11
New cards

Geïnstitutionaliseerd cultureel kapitaal

Formeel erkende kwalificaties zoals diploma’s die toegang geven tot posities.

12
New cards

Symbolische functie van objecten

Objecten krijgen betekenissen die waarden uitdrukken, bv. een vlag als nationaal symbool.

13
New cards

Cultural lag

Tijdelijke kloof wanneer immateriële cultuur trager verandert dan materiële omstandigheden (Ogburn).

14
New cards

Waarden

Collectieve opvattingen over wat moreel goed en nastrevenswaardig is.

15
New cards

Normen

Concrete regels die uit waarden afgeleid zijn en gedrag in situaties sturen.

16
New cards

Mores

Zeden of morele normen met hoge afdwingbaarheid, vaak in wet vervat.

17
New cards

Folkways

Gewoonten of gebruiken met lage afdwingbaarheid en milde sanctionering.

18
New cards

Universals (Linton)

Normen of gedragsregels die voor alle leden van een samenleving gelden.

19
New cards

Specialties (Linton)

Cultuurkenmerken die gelden voor specifieke groepen of situaties.

20
New cards

Alternatives (Linton)

Keuzemogelijkheden waaruit individuen kunnen selecteren hoe ze willen leven.

21
New cards

Gebod

Positieve norm die voorschrijft wat men moet doen.

22
New cards

Verbod

Negatieve norm die aangeeft wat men niet mag doen.

23
New cards

Patroonvariabelen A

Traditionele waardepatronen (toewijzing, diffuusheid, particularisme, affectiviteit, groepsgerichtheid).

24
New cards

Patroonvariabelen B

Moderne waardepatronen (verwerving, specificiteit, universaliteit, instrumentalisme, zelfgerichtheid).

25
New cards

Toewijzing

Status wordt toegewezen op basis van afkomst in traditionele samenlevingen.

26
New cards

Verwerving

Status wordt verkregen door eigen inspanning in moderne samenlevingen.

27
New cards

Particularisme

Behandeling op basis van persoonlijke relaties; vriendjespolitiek.

28
New cards

Universaliteit

Regels gelden ongeacht personen of posities; gelijkheidsprincipe.

29
New cards

Diffuusheid

Relaties bestrijken meerdere levenssferen tegelijk, typisch familiebanden.

30
New cards

Specificiteit

Relaties beperkt tot één welomlijnde sfeer, bv. klant-verkoper.

31
New cards

Affectiviteit

Handelen gestuurd door gevoelens en emotie-expressie.

32
New cards

Instrumentalisme

Handelen doelrationeel inzetten van relaties voor bereikte doelen.

33
New cards

Groepsgerichtheid

Primair belang hechten aan gemeenschappelijke doelen.

34
New cards

Zelfgerichtheid

Primair belang hechten aan individuele belangen.

35
New cards

Gemeinschaft

Hechte gemeenschapsvorm gebaseerd op traditie en nabijheid (Tönnies).

36
New cards

Gesellschaft

Moderne maatschappijvorm gekenmerkt door functionele, contractuele relaties (Tönnies).

37
New cards

Mechanische solidariteit

Sociale cohesie in eenvoudige samenlevingen gebaseerd op gelijkenis (Durkheim).

38
New cards

Organische solidariteit

Cohesie in complexe samenlevingen gebaseerd op arbeidsdeling en afhankelijkheid (Durkheim).

39
New cards

Waarderationeel handelen

Handelen ingegeven door overtuigingen en waarden (Weber).

40
New cards

Doelrationeel handelen

Handelen gericht op efficiënt bereiken van doelen (Weber).

41
New cards

Fundamenteel waardepatroon

Door meerderheid gedeelde waarden die maatschappelijke orde mogelijk maken (Parsons).

42
New cards

Veldeigen waardeoriëntatie

Specifieke waarde-clusters die een maatschappelijk subsysteem sturen, bv. politieke partijen.

43
New cards

Sociale ruiltheorie

Theorie die uitwisseling van baten veronderstelt op basis van gemeenschappelijk waardekader.

44
New cards

Tribus

Kleine netwerken van gelijkgezinden waarin gedeelde referenties werken (Maffesoli).

45
New cards

Dominante cultuur

Cultuurpatroon dat in een samenleving de toon zet en als normatief referentiekader geldt.

46
New cards

Subcultuur

Groep met waarden of praktijken die op bepaalde punten afwijken van de dominante cultuur.

47
New cards

Tegencultuur

Subcultuur die zich actief afzet tegen de waarden van de dominante cultuur.

48
New cards

Hoge cultuur

Elitaire, artistieke cultuurvormen zoals opera, klassieke muziek en musea.

49
New cards

Lage cultuur

Populaire of volkse cultuur die minder status bezit in het hiërarchisch cultuurbeeld.

50
New cards

Poortwachter (cultuur)

Machtige actor die bepaalt wat tot hoge cultuur wordt toegelaten.

51
New cards

Cultuurparticipatie

Actief deelnemen aan culturele activiteiten; ongelijk verdeeld naar klasse en opleiding.

52
New cards

Habitus

Diep verankerde disposities die smaak en handelen sturen (Bourdieu).

53
New cards

Beschaving

Geheel van middelen waarmee mensen hun leefomstandigheden beheersen (MacIver & Page).

54
New cards

Materiële beschaving

Technologische en materiële kant van cultuur, door Ogburn onderscheiden van waarden.

55
New cards

Proces van civilisatie

Langdurige verfijning van omgangsvormen en zelfdwang (Norbert Elias).

56
New cards

Clash of Civilizations

Huntingtons stelling dat toekomstige conflicten cultureel-civilisatorisch zijn.

57
New cards

Individualisme (Hofstede)

Cultuurdimensie waarbij de persoon en zijn autonomie centraal staan.

58
New cards

Collectivisme (Hofstede)

Cultuurdimensie waarbij groepsloyaliteit en samenhang prioriteit hebben.

59
New cards

Machtsafstand

Mate waarin ongelijkheid en hiërarchie in een cultuur geaccepteerd worden.

60
New cards

Onzekerheidsvermijding

Tolerantie tegenover ambiguïteit; hoge score leidt tot veel regels en zekerheidssystemen.

61
New cards

Masculiniteit

Cultuurdimensie waarin assertiviteit, competitie en traditionele rolpatronen domineren.

62
New cards

Femininiteit

Cultuurdimensie waarin zorg, gelijkheid en kwaliteit van leven centraal staan.

63
New cards

Langetermijnoriëntatie

Waardering voor toekomstgerichte spaarzaamheid en volharding.

64
New cards

Toegeeflijkheid

Cultuurkenmerk dat genot en impulsbevrediging toestaat.

65
New cards

Zelfbeheersing (restraint)

Cultuurkenmerk dat verlangen onderdrukt via strikte sociale normen.

66
New cards

Müller-Lyer-illusie

Visuele illusie waarvan gevoeligheid cultureel varieert naargelang ‘hoekige’ leefomgeving.

67
New cards

Culturele globalisering

Wereldwijde uitwisseling van ideeën en praktijken die multiculturele context vergroot.

68
New cards

Generatiecohort

Groep geboren in dezelfde periode, gevormd door gedeelde historische context.

69
New cards

Postmaterialistische waarden

Waarden die nadruk leggen op zelfontplooiing boven materieel bezit (Inglehart).

70
New cards

Culturele differentiatie

Ontstaan van relatief autonome waardesferen na secularisering en individualisering.

71
New cards

Institutionalisering

Proces waarbij normen en taken verankerd raken in stabiele instituties.

72
New cards

Institutie

Gevestigde, gewaardeerde manier waarop een aspect van het sociale leven is georganiseerd.

73
New cards

Totale instituties

Organisaties die alle levenssferen van leden reguleren, bv. gevangenis (Goffman).

74
New cards

Gulzige instituties

Organisaties die extreem veel tijd en toewijding vragen (Coser).

75
New cards

Arbeidsethos

Morele plicht om via hard werken succes na te streven; ‘innerweltliche Askese’.

76
New cards

Innerweltliche Askese

Protestantse idee van ascetisch leven in de wereld; door Weber gelinkt aan kapitalisme.

77
New cards

Latent deprivatiemodel

Stelling van Jahoda dat werk ook verborgen functies vervult zoals tijdsstructuur en sociale contacten.

78
New cards

Manifeste functie van arbeid

Zichtbare, bedoelde resultaat van werken: inkomen en productie.

79
New cards

Latente functie van arbeid

Onbedoelde, verborgen opbrengsten van werk zoals status en identiteit.

80
New cards

Flexijob

Arbeidsregeling met beperkte uren en fiscaal voordeel; balans manifeste en latente functies.

81
New cards

Littekeneffect

Langdurige werkloosheid vermindert blijvend kansen op re-integratie op arbeidsmarkt.

82
New cards

Intrinsieke motivatie

Interne drijfveer om werk uit te voeren wegens interesse of uitdaging.

83
New cards

Burn-out

Uitputtingssyndroom door langdurige werkstress en gebrek aan regelmogelijkheden.

84
New cards

Kerngezin

Samenlevingsvorm bestaande uit vader, moeder en ongehuwde kinderen.

85
New cards

Uitgebreid gezin

Kerngezin plus andere verwanten met frequente interactie of co-residentie.

86
New cards

Wedersamengesteld gezin

Gezin waarin minstens één kind uit een vorige relatie van een van de partners komt.

87
New cards

Polygamie

Huwelijk met meerdere partners; omvat polygynie en polyandrie.

88
New cards

Polygynie

Een man met meerdere echtgenotes.

89
New cards

Polyandrie

Een vrouw met meerdere echtgenoten.

90
New cards

Seriële monogamie

Opeenvolging van monogame relaties gedurende de levensloop.

91
New cards

Partnerhoppen

Achtereenvolgende korte ‘contracten’ waarbij partners wisselen naargelang behoefte.

92
New cards

De-institutionalisering van het gezin

Vervaging van dwingende normen rond huwelijk en gezinsstructuur sinds jaren 1970.

93
New cards

Ongehuwd samenwonen

Partners delen huishouden zonder formeel huwelijk; varieert naar duur en fase.

94
New cards

Commune

Collectieve leefvorm waarin mensen bezit, werk en idealen delen.

95
New cards

Bird nesting

Regeling waarbij kinderen in ouderlijk huis blijven en gescheiden ouders beurtelings verblijven.

96
New cards

Kangoeroewonen

Meerdere generaties wonen zelfstandig in één woning of op één erf voor wederzijdse zorg.

97
New cards

Consumptie-eenheid

Gezin als belangrijkste eenheid waarop marketing en beleid hun producten richten.

98
New cards

Citizenship

Rechtsstatus met burgerlijke, politieke en sociale rechten en plichten.

99
New cards

GINI-coëfficiënt

Statistische maat voor inkomensongelijkheid in een samenleving.

100
New cards

Pygmalioneffect

Het verschijnsel dat verwachtingen over anderen hun prestaties beïnvloeden.