1/92
Een verzameling van belangrijke woorden en termen met bijbehorende definities voor de voorbereiding op een examen.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
Lumineus
Helder, stralend.
Dubieus
Twijfelachtig.
Desastreus
Rampzalig, catastrofaal.
Tendensieus
Misleidend, vooringenomen.
Tumulteus
Rumoerig, onrustig.
Vicieus
Schadelijk, verontreinigend.
Delicieus
Overheerlijk, verrukkelijk.
Mysterieus
Geheimzinnig, raadselachtig.
Ambitieus
Met grote streven en aspiraties.
Furieus
Woedend, razend.
Officieus
Niet officieel, maar wel erkend.
Gracieus
Sierlijk, elegant.
Pretentieus
Hooghartig, aanmatigend.
Ingenieus
Vernunftig, vindingrijk.
Copieus
Uitgebreid, veel.
Implementeren
In gebruik nemen, uitvoeren.
Convoceren
Bijeenroepen.
Preciseren
Nauwkeuriger beschrijven.
Evoceren
Sfeer oproepen.
Tolereren
Dogen, toestaan.
Delegeren
Verdelen van verantwoordelijkheden.
Intimideren
Bang maken.
Rebelleren
In opstand komen.
Domineren
Overheersen.
Draineren
Ontwateren.
Marchanderen
Een lagere prijs bedingen.
Ventileren
Luchten, uiten.
Vergalopperen
Onvoorzichtige beslissingen nemen.
Exciteren
Ophitsen, aanmoedigen.
Evacueren
Elders onderbrengen.
Escaleren
Erger worden.
Pareren
Ingaan tegen.
Genereren
Bekomen, voortbrengen.
Transformeren
Veranderen.
Bagatelliseren
Alsof doen dat er niets is.
Bravoure
Lef, moed.
Anomalie
Onregelmatigheid.
Discrepantie
Verschil, afwijking.
Empathie
Vermogen om zich in te leven.
Melancholie
Droefgeestigheid.
Boutade
Spitsvondige uitspraak.
Revelatie
Ontdekking.
Respons
Antwoord.
Consternatie
Opschudding.
Drogreden
Valse redenering.
Sporadisch
Zelden voorkomend.
Xenofoob
Bang voor vreemde dingen.
Exhaustief
Volledig, uitputtend.
Corpulent
Overmatig dik.
Malafide
Onbetrouwbaar.
Combatief
Strijdlustig.
Mathematisch
Wiskundig.
Expliciet
Uitdrukkelijk, helder.
Hilarisch
Dolkomisch.
Abrupt
Plotseling.
Abdominabel
Verschrikkelijk.
Adequaat
Correct, passend.
Aanvankelijk
In het begin.
Ambigue
Dubbelzinnig.
Beduidend
Aanzienlijk, significante.
Publiek
Algemeen, niet-privé.
Particulier
Privé, speciaal.
Machinaal
Automatisch, met machines.
Superieur
Bovenliggend in kwaliteit.
Inferieur
Onderliggend in kwaliteit.
Progressief
Vooruitstrevend.
Reactonair
Progressief
Stabiel
Constant, onveranderlijk.
Labiel
Instabiel, wisselvallig.
Willekeurige volgorde
Geen vaste volgorde, random.
Chronologisch
In tijdsvolgorde.
Acuut
Heftige, dringende toestand.
Chronisch
Langdurig, aanhoudend.
Egoïstisch
Zorg voor eigen belangen.
Altruïstisch
Zorg voor anderen.
Hedendaags
Tegenwoordig.
Historisch
Verleden tijd gerelateerd.
Flexibel
Aanpasbaar.
Rigide
Star, onbuigzaam.
Aan hetzelfde zeel trekken
Samenwerken.
Spaak lopen
Mislukken.
Kant noch wal raken
Belachelijk zijn.
Het onderspit delven
Verliezen.
Het tij keren
Zorgen voor verandering.
Met vuur spelen
Gevaarlijk zijn.
Het mes op de keel zetten
Bedreigen.
Er de brui aan geven
Opgeven.
Niet onder stoelen of banken steken
Niet verbergen.
Er de kantjes vanaf lopen
Weinig doen.
Het heft in eigen handen nemen
Zelf verantwoordelijkheid nemen.
Achter de hand houden
In reserve.
Er met zijn pet naar gooien
Niet echt je best doen
Met een kluitje in het riet sturen
Een onduidelijk antwoord geven.