* Geen info over functioneren vóór laesie (dus vb gepreserveerde intelligentie moeilijk aan te tonen)
* moeilijk uitspraken over impact letsel
* Schade vaak niet beperkt tot 1 structuur → moeilijk precieze verbanden vaststellen
* Geen experimentele controle over functies, niet doelgericht beïnvloed
* interpretaties over verbanden met gedrag moeilijk
* populatie met laesie klein
* Sommige regio’s vatbaarder
* vb schade aan hersenstam zeldzaam want ofwel overleden, ofwel minder vatbaar door structuur
* meest voorkomende: frontaal & occipitaal
* Vroeger: noodzaak autopsie
* wachten tot persoon met laesie sterft, tot dan kan veel gebeuren met brein
* lang wachten, drop-out