functionele biologie van planten
ontstaan eukaryoten
endosymbiose
endomembraansysteem (deel van cytoskelet) ontstond in anaerobe prokaryoten om de opname en vertering van vaste partikels mogelijk te maken
dubbele kernmembraan gevormd door elementen van het endomembraansyteem (omsluiten het chromatine)
sommige pro-eukaryoten leefden door fagocytose en vertering van andere kleinere bacteriën
soms blijft opgenome prokaryoot endosimbiont (zonder te worden verteerd) omwille van extra metabolisme capasiteiten die hij voor de gestheer meebracht
wederzijds voordeel tussen de bacteria en de anaërobe gastheercel (endosymbiose)
leveren van ademhalings-ATP in ruil voor substraten en fysische bescherming
genen verantwoordelijk voor endosymbiont verdwijnen, genen nodig voor ademhaling verplaatsen van endosymbiont nr gastheergenoom
mitochondrien ontstaan (sterk gereduceert genoom, maar behoud functionaliteit)
blauwwieren evolueren nr chloroplasten, gespaart door hun autotroof metabolisme
fagocytose
= proces waarbij cellen vreemde deeltjes of bacteriën of dode cellen opslokt en vernietigd
ontstaan mitochondriën en chloroplasten
door endosymbiose tussen een ancestrale eukaryoot en een bacterie
theorie ondersteund door
DNA in mitochondriën en chloroplasten lijken op dat van bacteriën
ribosomen in mitochondriën lijken op die van bacteriën
repliceren door 2deling (niet via mitos)
antibiotica die proteïnen synthese inhiberen in bacteriën doen dat hier ook
fungi
eukaryoten
cellen met stevige celwand (citine)
heterotroof (geen plasten)
uitwendige vertering
onbeweeglijk (één of meercellig)
voortplanting (a) sexueel
enorme soortenrijkdom
fungie of zwammen
→ hebben celwand maar meestal chitine (ipv cellulose), komt ook voor in exoskelet van geleedpotigen
—> heterotroof: geen chloroplasten of chemo-autotrofie
—> uitwendige vertering:
door celwand kunnen geen grote moleculen worden opgenomen
lytische enzymen worden gesecreteerd, deze breken polymeren buiten cel af tot kleinere bouwstenen die wel door celwand diffunderen
kunnen worden opgenomen in cel
zorgt voor afbraak hout (cellulose en ligine)
vormen van fungi
gisten
ééncellig
bolvormig of ellipsoïdaal
vermenigvuldiging door knopvorming
schimmels
groeien vertakt (systeem van buizen) = hyfen
hyfen groeien aan tip door exocytose
mycelyum = geheel van hyfen
coenocytisch (niet gecomparitmenteerd (geen tussenschod) en kerndeling zonder celdeling
of gesepteerd verdeeld in compartimenten door septa, die bevatten poriën of ingewikkelde doliporen
reproductie fungi
meesten sexueel en asexueel
sexueel: fusie van 2 haploide hyfen
soms onmiddelijk vorming diploide cel (2n)
of hele tij dikaryon stage (1n + 1n) voor de diploide nucleus ontstaat
sporenvorming (kan ook sexueel of asexueele processen, versprijd door wind)
zygomyceten
groep schimels gekenmerkt door het vormen van zygosporen, groeien op rottende organismen en spelen rol in afbraak genetisch materiaal
vb. rhisopus, verantwoordelijk voor schimmels groeiende op brood
(sporen zijn beperkt in tijd want direct mitose)
basidiomyceten
best gekende fungi
veel paddenstoelen
plant patogenen : roest
tweekernig mycelium groeien van haploïde sporen en mycelia die versmelten
celdeling door gespvorming, zodat in elk nieuw compartiment een + en - kern komt, de gevormde septa hebben meestal dolisporen, ongeslachtelijke voortplanting via exosporen, geslachtelijke voortplanting door basidiosporen (onmiddelijk gebeurt de meiose)
dolisporen
= langwerpige sporen die schimels helpt bij de versprijding en overleving in verschilendeomgevingen, ze kunnen zich ontwikkelen uit de hyfen en dienen om nieuwe kolonies te vormen wnr de omstandigheden goed zijn
basidium
= cel waarin de celversmelting gebeurt na lange 2 kernige fase (onmiddelijk gebeurt de meiose), afsnoering van basidiosporen die verantwoordelijk zijn voor de geslachtelijke voortplanting
sexuele syclus voor vorming van padestoel
mycorrhiza
zorgen voor extra opname van water en mineralen
gaan samenwerken met wortels (die dus geen wortelhaartjes hebben), de plant geeft dan suikers (gevormd door de fotosynteseà terug, bevorderd groei en weerstand plant en versprijding van schimel
2 types
arbuculaire mycorrhizae
ectomycorrhizae (basodimocyceten)
armilaria
is een parasiet die leeft op levend materiaal
ascomyceten
plantpatogenen
penicilline
hemi-ascomyceten
eu-ascomyceten
hemi-ascomyceten
ééncellige gisten
ongeslachtelijk (via knopvorming)
geslachtelijk (via ascosporen)
geen vruchtlichaam
hablodiplont
eu-ascomyceten
meercellige hyfen met septe (eenvoudige poriën)
ongeslachtelijke voortplanting (via afsnoering, exosporen)
geslachtelijke voortplanting
ascosporen na meiose (langwerpige ascus)
na meiose vaak nog extra mitose (8 sporen)
steriele hyfen, ascogene hyfen en asci vormen grote of kleine vruchtichamen
haplo(di)plont
—» vormt een haak en dupliceert nog eens en dan ontwikeld het tot 8 sporen
cyclus van ascomycete
—> kunne asexueel dupliceren door afsnoering of sexueel door samensmelten (gaat heel snel wnat gebeurd vaak tegelijk)
endophyten
leven in apoplast van de plant en kunnen toxines produceren tegen herbivoren (zorgt bijvoorbeeld dat plant meer resistent is tegen bladluizen) de toxins doen geen kwaad aan plant maar wel aan de insecten
lichenes (korstmossen)
heel gevoelig voor luchtvervuiling, want halen bijna al hun voeding uit de lucht
Arbusculaire mycorrhizae
fungi: glomeromyceten
meer opbrengst met lagere fosfaatbemesting
hyfen penetreren celwand mar niet de membranen
(drukken plasmembraan weg, meeste zit in de cortex (wortel))
ectomycorrhizae
bomen
fungale partners (basidiomyceten)
5000 soorten fungi gekend
hyfen vormen net rond de wortel
symbiose dieren en fungi
mieren laten fungi binnen in hun nest, zodat ze daar voedsel uit kunnen halen, terwijl zij voedsel leveren aan de fungi dmv bladeren
pens herkauwers
aardappelziekte (phytophtora)
geen echte fungus, gedraagt zich wel zo