Looks like no one added any tags here yet for you.
Waar staat de binnenste cirkel voor?
onderwijsstelsel
Waar staat de buitenste cirkel voor?
onderwijsbestel
Artikel 23
weerspiegelt de gedachte dat Nederland een land is van minderheden met uiteenlopende opvattingen over onderwijs en opvoeding, waarbij de rijksoverheid de eerstverantwoordelijke is om een samenhangend stelsel van onderwijsvoorzieningen in stand te houden
Begin 19e eeuw:
eerste onderwijswetten
1848
Grondwet (o.a. recht om bijzondere scholen op te richten – maar nog geen financiering) (art. 23, lid 2 t/m 4 Gw)
1917
pacificatie (einde schoolstrijd) (financiële gelijkstelling openbaar en bijzonder onderwijs) (art. 23, lid 5 t/m 7 Gw)
1920
Wet op het lager onderwijs
Welke soorten onderwijs zijn er?
openbaar
bijzonder
algemeen bijzonder
Heeft openbaar onderwijs vrijheid van Stichting?
Ja
Heeft bijzonder onderwijs vrijheid van Stichting?
Ja
Heeft bijzonder onderwijs vrijheid van richting?
Ja
Heeft openbaar onderwijs vrijheid van richting?
Nee
Heeft openbaar onderwijs vrijheid van inrichting?
ja
Heeft bijzonder onderwijs vrijheid van inrichting?
ja
Vrijheid van richting
Elke school vrij is zijn religieuze of levensbeschouwelijke grondslag te kiezen en het onderwijs daarop mag baseren
Vrijheid van stichting
het staat iedereen vrij om een school te stichten
Vrijheid van inrichting
betekent dat elke school vrij is zijn religieuze of levensbeschouwelijke grondslag te kiezen en het onderwijs daarop mag baseren
Sociale grondrechten
aanspraken van de burger op overheidsactiviteiten (lid 1)
Klassieke grondrechten
vrijheids- of afweerrechten van de burger tegenover de overheid (lid 2, 5 en 6 – vrijheid van stichting, richting en inrichting)
Fase 1 van het onderwijsbeleid
uitbouw van het stelsel van door de overheid bekostigde onderwijsvoorzieningen (1920-1960)
Fase 2 van het onderwijsbeleid
discussie over de structuur van het stelsel en de maatschappelijke functie van het onderwijs (1960 1980)
Fase 3 van het onderwijsbeleid
deregulering, meer autonomie voor scholen en instellingen, een toenemende invloed van het bedrijfsleven en schaalvergroting (1980-eind jaren negentig)
Fase 4 van het onderwijsbeleid
van stelsel naar bestel, toezicht en verantwoording, en aansluitingsproblemen (eind jaren negentig-heden)
Wet op het onderwijstoezicht (Wot) (2002)
Ontwerp toezichtkader door Inspectie van het Onderwijs
Toezicht op wettelijke deugdelijkheidseisen (controlerende taak) en bevorderen van de onderwijskwaliteit (stimulerende taak)
Wijziging Wet op het onderwijstoezicht
Onderscheid tussen controlerende taak (voldoet een school aan de wettelijke eisen? – met oordeel) en stimulerende taak (hoe kan een school het onderwijs verbeteren? – meedenken; verbeteren wat al goed gaat; zonder oordeel
Taken Inspectie van het Onderwijs
Beoordelen van de onderwijskwaliteit (controlerende taak);
Bevorderen van de (kwaliteit van) het onderwijs en bestuur (stimulerende taak);
Toezicht op en bevorderen van de financiële rechtmatigheid
Rapporteren over de ontwikkeling van het onderwijs (Staat van het Onderwijs; peilingsonderzoeken)
Waarop beoordelen van de onderwijskwaliteit (controlerende taak)?
Onderwijsleerproces: geven leraren goed les?
Schoolklimaat en veiligheid: is er een veilig, stimulerend en ambitieus klimaat voor leerlingen?
Onderwijsresultaten: leren kinderen optimaal?
Sturen, kwaliteitszorg en ambitie: bewaakt en ontwikkelt het bestuur/de directie de kwaliteit van de school?
Onderwijsstelsel
het geheel van scholen, instellingen, schooltypen en opleidingen, alsmede de wet- en regelgeving die daarop van toepassing is
Onderwijsbestel
omvat niet alleen het onderwijsstelsel, maar ook het geïnstitutionaliseerde krachtenveld waardoor dat wordt beïnvloed: het geheel van overheden, instanties en organisaties binnen en buiten het onderwijsveld dat zich richt op het functioneren, voortbestaan en ontwikkelen van het onderwijsstelsel