Fysiologie & anatomie 2e graad D

Deze flashcards behandelen de belangrijkste concepten en termen vanuit de les over fysiologie en anatomie met betrekking tot skeletspieren en hun werking.

Wat is vasoconstrictie en wat zijn de gevolgen?

Vernauwen van bloedvaten, wat leidt tot stijging van de bloeddruk en verminderde bloedstroom.

Welke spieren zijn betrokken bij het verkleinen en vergroten van de pupil?

De cirkelspier in de iris verkleint de pupil; de radiale spier vergroot de pupil.

Wat kenmerkt de bouw van gladde spieren?

Gladde spieren hebben spiercellen in lagen, omgeven door bindweefsel, met één centraal gelegen kern.

Waarom wordt het hart als een buitenbeentje tussen de spieren beschouwd?

Het hart heeft korte vertakte cellen met één centrale kern en werkt onafhankelijk van het zenuwstelsel.

Wat zijn agonisten?

Agonisten zetten beweging in en leveren de meeste kracht of belasting op zich.

Wat is de functie van synergisten?

Synergisten assisteren de agonist en hebben een gelijkaardige werking.

Wat doen antagonisten in beweging?

Antagonisten voeren de tegenovergestelde beweging uit ten opzichte van agonisten en synergisten.

Wat verstaan we onder stabiliserende spieren?

Spieren die botstukken fixeren waar de samentrekkende spieren aan vastzitten, om het lichaam in de juiste houding te houden.

Wat is core training?

Een training die gericht is op het stabiliseren en beschermen van gewrichten en pezen, met betere coördinatie en houding als resultaat.

Welke voordelen biedt core training?

Core training verbetert prestatie door efficiënter krachten over te brengen en leidt tot minder blessures.