Hoofdstuk 1 ethiek

studied byStudied by 0 people
0.0(0)
learn
LearnA personalized and smart learning plan
exam
Practice TestTake a test on your terms and definitions
spaced repetition
Spaced RepetitionScientifically backed study method
heart puzzle
Matching GameHow quick can you match all your cards?
flashcards
FlashcardsStudy terms and definitions

1 / 50

encourage image

There's no tags or description

Looks like no one added any tags here yet for you.

51 Terms

1

Juridische normen

Wettelijke regels.

New cards
2

Schuld

Onaangenaam gevoel van een persoon die zich realiseert dat hij tekortschiet ten opzichte van zijn geweten.

New cards
3

Morele norm

Gedragsregel, richtlijn die aangeeft hoe iemand zou moeten handelen of hoe gedrag beoordeeld moet worden

New cards
4

Professionele wijsheid

De sociaal werker kan in gesprek gaan over keuzes, kan ethische vragen signaleren en hierop reflecteren. Hij kan hier open-minded over in gesprek gaan. Op basis van deze overwegingen kan hij situaties beoordelen en professioneel handelen.

New cards
5

Persoonlijke professionaliteit

De sociaal werker is zelf, als persoon, zijn belangrijkste instrument. Integratie van technisch-instrumentele en normatieve professionaliteit met persoonlijke competenties.

New cards
6

Ethiek

Een systematische reflectie op morele vragen, op basis van rationele argumenten.

New cards
7

Fatsoensnormen

Omgangsregels, conventies, 'goede manieren', die vastleggen wat hoort en wat niet hoort. Dit noemen we ook wel 'kleine ethiek' of etiquette.

New cards
8

Schaamte

Onaangenaam gevoel van een persoon die denkt dat anderen hem veroordelen omdat hij tekortschiet ten opzichte van de waarden en normen van zijn sociale omgeving.

New cards
9

Beroepscode

Vastgelegde waarden en normen van een beroep die als leidraad dienen voor een goede beroepsuitoefening.

New cards
10

Postconventioneel niveau (Gilligan)

Hoogste niveau in de morele ontwikkeling waarin de actor een evenwicht probeert te vinden tussen het belang van zichzelf en de ander. Hij handelt vanuit welbegrepen eigenbelang.

New cards
11

Legitimeren

De principiële bereidheid om je handelen te verantwoorden (Van der Laan). Verantwoordelijkheid nemen en het vertegenwoordigen van de eigen ethiek en identiteit (beroepscodes).

New cards
12

Deugdverantwoordelijkheid

Verantwoordelijkheid die niet is gebaseerd op vastgelegde afspraken, maar op normen en waarden, op een morele plicht die de betrokkene heeft.

New cards
13

Samenwerkingsmoraal

Moraal die regelt hoe mensen met elkaar samenwerken en hoe ze omgaan met mensen die de samenwerking bedreigen.

New cards
14

Bewust bekwaam

Bewust bezig zijn om je de competenties van je beroep eigen te maken.

New cards
15

Prescriptieve ethiek

Voorschrijvende ethiek: formulering van een voorkeur voor bepaalde normen en waarden en van hoe mensen behoren te handelen.

New cards
16

Normen

Op waarden gebaseerde handelingsvoorschriften.

New cards
17

Empowerment

Een proces van versterking waarbij individuen, organisaties en gemeenschappen greep krijgen op de eigen situatie en hun omgeving en dit via het verwerven van controle, het aanscherpen van kritisch bewustzijn en het stimuleren van participatie.

New cards
18

Morele waarden

Idealen of overtuigingen van een groep mensen over wat goed is in het leven. Ze geven aan wat mensen belangrijk en nastrevenswaardig vinden.

New cards
19

Morele actor

De persoon die handelt in een morele kwestie.

New cards
20

Efficiency

De mate waarin de sociaal werker zijn doelen bereikt.

New cards
21

Intuïtieve moraal

Achtergrond van moreel gedrag in het dagelijks leven. Mensen baseren morele keuzes op hun (bewuste of onbewuste) overtuigingen over wat goed en verantwoordelijk gedrag is. Deze keuzes zijn vaak intuïtief, dat wil zeggen dat je iets aanvoelt zonder erover na te denken.

New cards
22

Mesoniveau

Het niveau van het collectief: groepen, wijken, gemeenschappen.

New cards
23

Beroepsethiek

Specifieke morele regels voor een bepaalde beroepsgroep.

New cards
24

Taakverantwoordelijkheid

Afspraken die binnen een organisatie gemaakt zijn met betrekking tot de verantwoordelijkheid voor taken.

New cards
25

Normatieve professionaliteit

De sociaal werker is zich bewust van de normen, waarden en deugden die een rol spelen in zijn handelen en kan deze in een open dialoog toetsen aan de argumenten van anderen.

New cards
26

Hechtingsmoraal

De hechtingsmoraal regelt hoe we omgaan met de mensen met wie we verbonden zijn. In deze moraal gaat het over hechting en empathie

New cards
27

Preconventioneel niveau (Gilligan)

Eerste niveau in de morele ontwikkeling. Het doel is individuele overleving. De actor handelt vanuit egoïsme en laat zich bepalen door de vraag wat goed is voor hemzelf.

New cards
28

Waarden

Idealen, die wezenlijk zijn voor de kwaliteit van leven en van het beroep.

New cards
29

Macroniveau

Het niveau van de samenleving en beleid.

New cards
30

Microniveau

Het niveau van individuen en huishoudens.

New cards
31

Verantwoordelijkheid

De plicht om te zorgen dat iets goed gaat en het vermogen en de bereidheid om je te verantwoorden, om uit te leggen waarom je bepaalde keuzes hebt gemaakt.

New cards
32

Ethisch/moreel probleem

Een probleem waarbij je moet kiezen uit twee handelingsalternatieven die beide gekoppeld zijn aan waarden en normen. Hierbij is het mogelijk om tot een keuze te komen die duidelijk beter is dan andere keuzes. Bijvoorbeeld omdat de waarden en normen die de ene keuze ondersteunen duidelijk zwaarder wegen dan de waarden en normen die de alternatieve keuze ondersteunen. Het is dus een oplosbaar probleem.

New cards
33

Normatieve ethiek

Voorschrijvende ethiek: formulering van een voorkeur voor bepaalde normen en waarden en van hoe mensen behoren te handelen.

New cards
34

Morele vragen

Vragen over goed en kwaad, over de manier waarop mensen zouden moeten leven.

New cards
35

Preconventioneel niveau (Kohlberg)

Eerste niveau in de morele ontwikkeling waarin de morele actor zich nog niet aanpast aan zijn omgeving. Hierbij zijn de volgende stadia te onderscheiden: 'gehoorzaamheid en straf' en 'voor wat hoort wat'.

New cards
36

Geweldmoraal

Moraal waarbij mensen het gerechtvaardigd vinden om zich, soms met geweld, te verdedigen omdat ze het gevoel hebben dat hun eigen groep bedreigd wordt.

New cards
37

Postconventioneel niveau (Kohlberg)

Hoogste niveau in de morele ontwikkeling waarin de morele actor afstand kan nemen van de feitelijke situatie en zelfstandig kan bedenken wat juiste waarden en normen zijn. Hij gaat uit van universele morele principes. Hierbij zijn de volgende stadia te onderscheiden: 'oriëntatie op het sociale contract' en 'universele waarden en het eigen geweten'.

New cards
38

Moraal

Het geheel van handelingen en gedragingen die sociaal of maatschappelijk als gewenst worden gezien. Aan moraal liggen waarden en normen ten grondslag.

New cards
39

Integriteit

Zorgvuldig handelen, volgens de beroepswaarden. Een balans vinden tussen de relevante waarden.

New cards
40

Conventioneel niveau (Kohlberg)

Tweede niveau in de morele ontwikkeling waarin de morele actor rekening houdt met zijn omgeving. Hierbij zijn achtereenvolgens de volgende stadia te onderscheiden: 'brave jongen/braaf meisje: goed is wat anderen goed vinden' en 'wet en orde en het doen van je plicht'.

New cards
41

Professionele moed

Gebruikmakend van professionele kennis, gedragscodes en protocollen, op basis van morele afwegingen, besluiten wat goed professioneel handelen is en daarvoor staan. Daarbij - zo nodig - de angst voor de gevolgen van het ingaan tegen sociale en/of professionele verwachtingen en conventies overwinnen.

New cards
42

Meta-ethiek

Ethiek die fundamentele morele vraagstukken bestudeert: overdenking van de begrippen uit de ethiek.

New cards
43

Conventioneel niveau (Gilligan)

Tweede niveau in de morele ontwikkeling, waarin zelfopoffering het doel is. De actor handelt vanuit altruïsme.

New cards
44

Reinigingsmoraal

Moraal die regelt dat mensen reinheid koppelen aan het goede en besmetting aan het kwaad. Als ze in aanraking komen met letterlijke of symbolische 'vreemde smetten' roept dat instinctief walging op. Door reinigingsrituelen proberen ze hun omgeving hiervan te ontdoen.

New cards
45

Ethisch/moreel dilemma

Een probleem waarbij je moet kiezen uit twee handelingsalternatieven die beide gekoppeld zijn aan waarden en normen. Het kiezen voor de ene waarde gaat daarbij ten koste van de andere waarde. Je kunt het dus nooit helemaal goed doen, maar toch moet je handelen en je kan het probleem niet laten rusten. Nietsdoen is geen optie.

New cards
46

Descriptieve ethiek

Beschrijvende ethiek: algemene beschrijving van wat mensen op een bepaald moment als 'het goede' aanwijzen en van de normen en waarden die zij hanteren.

New cards
47

Deugden

Goede eigenschappen die de handelwijze van de mens/sociaal werker bepaalt.

New cards
48

Deskundigheid

Beschikken over professionele competentie, zowel wat betreft kennis als betreffende het vermogen tot empathie en assertiviteit.

New cards
49

Morele opvattingen

Antwoorden op de vragen over hoe men zich als mens goed en verantwoordelijk kan gedragen.

New cards
50

Technisch-instrumentele professionaliteit

De sociaal werker beschikt over de juiste kennis, kunde en professionele vaardigheden en is effectief en efficiënt in het bereiken van zijn doelen.

New cards
51

Motivatie

(de juiste motivatie als element van de beroepshouding): Zich laten leiden door respect voor de mens en gericht zijn op het belang en welzijn van de ander.

New cards
robot