Jeugdcriminologie

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/143

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Alle begrippen jeugdcriminologie

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

144 Terms

1
New cards

Wat is jeugdcriminologie?

Wat is jeugddelinquentie?

Jeugd + criminologie

Jeugd + delinquentie

Gecontesteerde begrippen die tijd- en plaatsgebonden zijn, en onderhevig aan verandering die bestudeert hoe en waarom jongeren criminaliteit plegen, inclusief hun sociale en psychologische factoren.

2
New cards

Wat is criminologie

Multidisciplinaire objectwetenschappen

  • ontleent inzichten en methoden uit diverse disciplines

  • criminologie heeft een eigen object → criminaliteit/ delinquentie

3
New cards

Wat is delinquentie?

Crimineel gedrag is strafbaar gesteld gedrag

4
New cards

Wat is jeugd?

adolescentie 12-18j

juridische meerderjarigheid; 18j

nueropsychologische ontwikkeling 25j

volgens jeugd- en kinderrechtenbeleidsplan tot 30j

5
New cards

wat is jeugd volgens de ontwikkelingspsychologie?

juridische meerderjarigheid =/= neuropsychologische volwassenheid. Meerderjarigen zijn zeer divers (0-25j)

6
New cards

wat is jeugd volgens de maturity gap?

De kloof tussen biologische volwassenheid en sociale volwassenheid.

  • biologische volwassenheid gaat sociale volw vooraf

    • streven naar onafhankelijkheid

    • zoeken naar eigen identiteit

    • aftasten grenzen

  • delinquentie hoort daar bij om sociale status te verwerven en kloof te overbruggen

7
New cards

welke delicten plegen jongeren?

vooral eigendomsdelicten en statusdelicten

8
New cards

welke jongeren plegen delicten?

vooral jongens

9
New cards

het verband jeugd-criminaliteit

late adolescentie is een risicovolle periode

  • daderschap piekt in de late adolescentie → age-crime curve

    • bij vrouwen piekt die iets vroeger

    • bij mannen is de piek hoger en langer

  • SO-schap en samenplegen piekt in de late adolescentie

10
New cards

het adolescente brein

  • brein is in volle ontwikkeling tijdens adolescentie

  • dlPFC = dorsale laterale PFC = verantwoordelijk voor executief functioneren → inschatten van risico’s

  • naarmate men meer maturatie ontwikkeld, neemt het risicovolle gedrag af

11
New cards

verklaringen voor jeugdcriminaliteit (BOnO OmOp )

  1. biologische kenmerken en individuele factoren

  2. omgevingsfactoren

  3. opportuniteit en rationele keuze: gelegenheid maakt de dief

  4. opvoeding: rol van zelfcontrole

  5. ontwikkelingsperspectief

12
New cards

biologische en individuele kenmerken bij verklaren van jeugdcriminologie

lichamelijke kenmerken en het idee van een ‘geboren’ misdadiger → Lombroso: uiterlijke degeneratieve lichaamskenmerken

  • psychofysiologie

  • neurologie

  • genen

cortisol modereert verband testosteron-agressie

leeftijd modereert verband cortisol-agressie

leeftijd modereert verband genen-agressie

corroboratie modereert rol impulsiviteit bij jeugddelinquentie

13
New cards

omgevingsfactoren bij verklaren van jeugdcriminologie

  • sociale desorganisatie

  • differentiële organisatie

  • spanningsbenadering/ strain

  • etikeringsbenadering/ labeling

14
New cards

Wat houdt de sociale desorganisatietheorie van de Chicago School in?

Jeugddelinquentie komt vooral voor in sociaal ontwrichte buurten (Zone 2), waar sociale controle zwak is.

15
New cards

Wat zegt de differentiële associatietheorie van Sutherland?

Jeugddelinquentie is aangeleerd gedrag door interactie met 'foute' vrienden.

16
New cards

Wat is de strain-theorie van Merton?

Delinquentie ontstaat door frustratie wanneer jongeren hun doelen niet kunnen bereiken door beperkte middelen.

17
New cards

opportuniteit en keuze bij verklaringen van jeugdcriminologie

  • opportunity theories of crime

  • rationele keuzetheorie

  • routine activiteiten theorie

  • patroontheorie

18
New cards

Wat is de rationele keuzetheorie van Cornish & Clarke?

Delinquenten maken bewuste keuzes op basis van een kosten-batenanalyse.

19
New cards

Wat is de routine-activiteitentheorie van Cohen & Felson?

Criminaliteit ontstaat wanneer geschikte doelwitten, gemotiveerde daders en afwezigheid van toezicht samenkomen.

20
New cards

opvoeding bij verklaringen van jeugdcriminologie

  • zelfcontrole

  • sociaal ecologisch model

21
New cards

Wat zeggen Hirschi & Gottfredson over zelfcontrole?

Gebrek aan zelfcontrole leidt tot jeugddelinquentie door de focus op onmiddellijke beloningen.

reward seeking, instant gratification

22
New cards

Wat is het sociaal-ecologisch model van Bronfenbrenner?

Gedrag wordt beïnvloed door interacties tussen de jongere en verschillende sociale systemen (bijv. gezin, school, buurt).

23
New cards

Welke drie thema’s zijn centraal in de verklaringen van jeugdcriminaliteit?

  1. Nature vs. Nurture: Biologische versus omgevingsfactoren.

  2. Continuïteit vs. Verandering: Waarom blijven sommigen delinquent en anderen niet?

  3. Opportuniteit vs. Achtergrond: Wat is de rol van sociale en economische factoren?

24
New cards

wat zijn actuele verklaringen voor jeugddelinquentie?

  • dual taxonomy theory (moffit)

  • companions in crime (warr)

  • age-grades theory of informal control (sampson en laub)

25
New cards

Wat is het verschil tussen adolescence-limited en life-course persistent offenders (Moffitt)?

  • Adolescence-limited offenders: Gedrag beperkt tot adolescentie door sociale factoren zoals de maturity gap.

  • Life-course persistent offenders: Gedrag begint in de kindertijd en blijft aanhouden, vaak door cumulatieve risicofactoren.

26
New cards

Hoe verklaart de "maturity gap" delinquent gedrag?

Adolescenten proberen hun biologische volwassenheid in lijn te brengen met sociale volwassenheid, wat kan leiden tot risicovol gedrag.

27
New cards

Wat stelt de age-graded theory van Sampson & Laub?

Sterke informele bindingen (bijv. met ouders, school) verminderen de kans op delinquentie en bevorderen desistance in de volwassenheid.

28
New cards

Hoe verklaart Warr samenplegen van delicten?.

‘companions in crime’; Groepsdruk en loyaliteit aan antisociale vrienden versterken delinquent gedrag

29
New cards

adolescence-limited offending en early adulthood desistance verklaard?

moffit

  • maturity ap houdt op te bestaan in late adolescentie

  • desistance wanneer maturity gap overbrugd wordt en men gaat deelnemen aan het volwassen leven

warr

  • ene binding, vervangt de andere

  • desistanxe wanneer er meer tijd word doorgebracht met prosicale leeftijdsgenoten

sampson en laub

  • bindingen worden geïnternaliseerd

  • desistance wanneer internalisatie van strerke mentale processen die ervoor zorgen dat men die binding niet op het spel wil zetten

30
New cards

1. Wat zijn de voornaamste patronen en tendensen inzake daderschap en slachtofferschap van jeugddelinquentie?

Patronen in Daderschap

  • Leeftijd:

    • De meeste delicten worden gepleegd door jongeren van 14 tot 18 jaar.

    • Jongeren onder de 12 jaar zijn zelden betrokken bij ernstige delicten.

  • Geslacht:

    • Jongens zijn significant meer vertegenwoordigd in misdaad omschreven feiten (MOF) dan meisjes.

    • Meisjes plegen relatief vaker delicten in de categorie verontrustende opvoedingssituaties (VOS).

  • Delicttypes:

    • Eigendomsdelicten (bv. diefstal) zijn het meest voorkomend.

    • Openbare orde en veiligheid (bv. vechtpartijen) en drugsgerelateerde feiten vertonen ook hoge aantallen.

Patronen in Slachtofferschap

  • Type geweld:

    • Fysiek geweld: Jongeren ervaren vaker fysiek geweld buiten de familiecontext dan binnen.

    • Digitale criminaliteit: Psychisch geweld via internet (bv. cyberpesten) en oplichting komen steeds meer voor.

  • Melding van delicten:

    • Veel slachtoffers melden delicten niet, vooral bij psychisch geweld en internetcriminaliteit.

  • COVID-19-impact:

    • Tijdens de pandemie namen sommige vormen van jeugddelinquentie en slachtofferschap tijdelijk af door minder sociale interactie.

31
New cards

2. Welke verschillen en gelijkenissen zijn er op te merken tussen de verschillende databronnen?

Gelijksoortige Trends

  • Alle databronnen tonen aan dat jongeren van 14-18 jaar het meest betrokken zijn bij daderschap en slachtofferschap.

  • Eigendomsdelicten zijn consequent de grootste categorie delicten, ongeacht de databron.

  • Zowel de politionele statistieken als de jeugdparketstatistieken wijzen op een dalende trend in jeugddelinquentie sinds COVID-19.

Verschillen Tussen Databronnen

  • Politionele criminaliteitsstatistieken:

    • Geven een breder beeld van alle gemelde inbreuken en verdachten, maar hebben mogelijk meer ‘dark numbers’ door niet-gemelde zaken.

  • Jeugdparketstatistieken:

    • Zijn specifieker gericht op de juridische afhandeling van MOF- en VOS-zaken en geven inzicht in hoe jongeren bij het rechtssysteem betrokken raken.

  • Veiligheidsmonitor:

    • Richt zich op de perceptie van veiligheid, slachtofferschap, en aangiftegedrag, wat inzicht geeft in onzichtbare vormen van criminaliteit zoals cyberpesten.

32
New cards

3. Welke verschillende databronnen zijn voorhanden bij jeugddelinquente in beeld?

  1. Politionele criminaliteitsstatistieken

    • Beheerd door de federale politie.

    • Bevat data over gerechtelijke inbreuken, verdachten, en trends.

  2. Jeugdparketstatistieken

    • Gegevens over MOF- en VOS-zaken

  3. Veiligheidsmonitor 2021

    • Onderzoekt gevoelens van onveiligheid, slachtofferschap en aangiftegedrag.

  4. JOP-Monitor

    • Specifieke focus op jongeren in Vlaanderen.

    • Analyseert maatschappelijke trends en percepties.

33
New cards

Wat zijn de voornaamste databronnen om dader- en slachtofferschap van jeugddelinquentie te meten?

  1. Officiële Criminaliteitscijfers

  2. Zelfrapportage (Self-Reports)

  3. Slachtofferenquêtes (Victim Surveys)

34
New cards

Officiële Criminaliteitscijfers

Bronnen: Politionele statistieken (PCS) en jeugdparketstatistieken.

Inhoud: Geregistreerde delicten, verdachte kenmerken, instroom en uitstroom in het jeugdrechtssysteem.

35
New cards

Zelfrapportage (Self-Reports)

Bronnen: Surveys waarbij jongeren zelf aangeven welke delicten zij hebben gepleegd.

Voorbeelden: JOP-monitor, JOP-schoolmonitor, ISRD (International Self-Report Delinquency Study).

36
New cards

Slachtofferenquêtes (Victim Surveys)

Bronnen: Bevragingen van slachtoffers over delicten waarvan zij slachtoffer zijn geweest.

Voorbeelden: Veiligheidsmonitor.

37
New cards

Voornaamste databronnen voor jeugddelinquentie (jeugddelinquentie meten):

  • Officiële criminaliteitscijfers.

  • Zelfrapportages (self-reports).

  • Slachtofferenquêtes (victim surveys).

38
New cards

Officiële criminaliteitscijfers - Voordelen;

  • Geregistreerde feiten door politie en gerecht.

  • Bruikbaar voor trends en beleidsvorming.

39
New cards

Officiële criminaliteitscijfers - Nadelen;

  • Hoge "dark number" (niet-gemelde criminaliteit).

  • Bias door selectieve arrestatie en vervolging.

  • Maatschappelijke en juridische invloeden op registratie.

40
New cards

Zelfrapportages - Voordelen:

  • Inzicht in lichte, niet-geregistreerde delicten.

  • Focus op levensloop, context, en risicofactoren.

  • Complementair aan officiële cijfers.

41
New cards

Zelfrapportages - Nadelen:

  • Recall bias en sociale wenselijkheid.

  • Representativiteit en steekproefkwaliteit zijn cruciaal.

  • Over- of onderrapportage mogelijk.

42
New cards

Slachtofferenquêtes - Voordelen:

  • Belicht veelvoorkomende en sommige zware delicten.

  • Focus op impact en risicofactoren van slachtofferschap.

  • Context en omstandigheden rondom delicten.

43
New cards

Slachtofferenquêtes - Nadelen:

  • Bias vergelijkbaar met zelfrapportages.

  • Onderrapportage door schaamte of onveiligheid.

  • Interpretatieverschillen bij delictomschrijving

44
New cards

Theoretische impact zelfrapportageonderzoek:

  • Uitdaging van de link tussen sociale klasse en criminaliteit.

  • Shift naar sociaal-psychologische theorieën zoals sociale controle en labelingtheorie.

  • Belang van leeftijd in de age-crime curve.

45
New cards

Geschiedenis zelfrapportageonderzoek

  • Jaren '40: Start met schoolsteekproeven.

  • Jaren '60: Methodologische verfijning en doorbraak (Hirschi's zelfcontroletheorie).

  • Jaren '70-'80: Grootschalige longitudinale studies.

46
New cards

Voorbeelden van Belgische studies van zelfrapportage;

  • JOP-monitor en JOP-schoolmonitor: brede bevraging van jongeren.

  • Studies over leeftijdsgebonden delinquentie en stedelijke invloed (Brussel)

47
New cards

Daling in jeugddelinquentie - Mogelijke verklaringen:

  • Registratie-effecten en beleidsprioriteiten.

  • Vergrijzing en daling van het aandeel jongeren.

  • Security hypothese: betere beveiliging vermindert criminaliteitskansen.

  • Verschuiving naar online criminaliteit.

  • Veranderende sociale en culturele houdingen.

  • loodhypothese

48
New cards

Wat zijn de drie processen die de relatie tussen peers en delinquentie verklaren?

  • selectie

  • socialisatie

  • situatie

49
New cards

Wat houdt selectie in bij peerinvloed?

Mensen kiezen vrienden die op hen lijken; individuen met lage zelfcontrole zoeken vergelijkbare peers op.

50
New cards

wat wordt er bedoeld met socialisatie

Gedrag wordt geleerd door het overnemen van attitudes en normen van peers ("A rotten apple spoils the barrel").

51
New cards

wat wordt er bedoeld met situatie ?

Peers beïnvloeden kansen, druk, en motivatie om delinquent gedrag te vertonen ("You can’t start a fire without a spark").

52
New cards

Wat motiveert jongeren om delinquent gedrag te vertonen in aanwezigheid van peers?

Beloningen zoals spanning, status, erbij horen en buit kunnen de kosten (bijv. schuldgevoel en risico) overstijgen.

53
New cards

Hoe beïnvloeden peers de perceptie van risico en verantwoordelijkheid?

Grotere groepen verminderen het gevoel van verantwoordelijkheid en de waargenomen kans om gepakt te worden.

54
New cards

Wat zijn de voorkeuren die delinquentie-besluitvorming sturen?

  1. Sociale voorkeur,

  2. Tijdelijke voorkeur,

  3. Risico-voorkeur,

  4. Morele voorkeur.

55
New cards

Hoe beïnvloedt sociale media peerprocessen die gerelateerd zijn aan delinquentie?

Sociale media creëren hybride situaties waarbij online peers offline gedrag beïnvloeden en omgekeerd.

56
New cards

Wat zijn compliance-gaining tactics?

Tactieken om anderen te overtuigen of beïnvloeden, zoals complimenten, waarschuwingen, of minimaliseren van risico's.

57
New cards

Wat zijn enkele voorbeelden van delinquent gedrag versterkt door sociale media?

Online oproepen tot rellen, cyberpesten met peers, en offline delinquentie om online content te maken.

58
New cards

Wat is sociale selectie?

?Verwijst naar het kiezen van vrienden op basis van gelijkenissen, zoals lage zelfcontrole

59
New cards

Wat houdt sociale invloed in?

Het leren van gedrag via peers, zoals beschreven in theorieën als Differentiële Associatie en Social Learning.

60
New cards

Hoe beïnvloeden hersenveranderingen adolescent gedrag?

Veranderingen in het sociaal-emotionele breinsysteem maken jongeren gevoeliger voor risico's en beloningen.

61
New cards

Wat zijn kenmerken van co-offending?

Co-offending komt vaker voor bij jongere adolescenten en wordt gekenmerkt door grotere variatie in gepleegde feiten en groepsdynamiek.

62
New cards

Hoe beïnvloedt nabijheid delinquent gedrag?

Directe vrienden hebben de meeste invloed, maar ook indirecte vrienden kunnen gedrag beïnvloeden, afhankelijk van overeenkomsten met directe contacten.

63
New cards

Wat is sociale netwerkanalyse (SNA)?

SNA onderzoekt structuren en relaties binnen netwerken, inclusief hoe gedrag zich verspreidt via sociale banden.

64
New cards

Wat toont de Vlaamse casestudy aan (SNA)?

Verdachten hebben een voorkeur voor medeplegers met vergelijkbaar geweldsniveau, terwijl gewelddadige personen beperkte keuzemogelijkheden hebben.

65
New cards

Wat is de theorie van Differentiële Associatie?

?Mensen leren crimineel gedrag door interactie met anderen die delinquente normen en waarden hebben (Sutherland, 1947).

66
New cards

Wat is de rol van status en loyaliteit in groepsdynamiek?

Kunnen groepsleden motiveren om crimineel gedrag te vertonen om erbij te horen (Warr, 2002).

67
New cards

Welke hersenstructuren zijn betrokken bij risicogedrag bij adolescenten?

Het ventrale striatum (beloning) en de orbitofrontale cortex (risicobeoordeling) zijn actiever bij adolescenten (Chein et al., 2011).

68
New cards

Hoe beïnvloedt corticale dikte de weerstand tegen peer pressure?

Een dikkere hersenschors is geassocieerd met meer weerstand tegen groepsdruk, vooral bij meisjes

69
New cards

Hoe verschilt co-offending van solo-offending qua leeftijd?

Jongere adolescenten neigen meer naar co-offending, terwijl solo-offending toeneemt met de leeftijd

70
New cards

Welke soorten delicten komen vaker voor bij co-offending?

Diefstal komt vaker voor in de vroege adolescentie, terwijl geweld minder vaak voorkomt in co-offending situaties

71
New cards

Hoe stabiel zijn groepen van co-offenders?

Co-offenders werken zelden langdurig samen; grotere groepen met hogere frequentie hebben meer opportuniteiten

72
New cards

Wat stelt de ‘direct contact hypothesis’?

Nabije vrienden hebben meer invloed op gedrag dan minder nauwe contacten, omdat er meer tijd en overtuigingskracht is

73
New cards

Tot hoeveel stappen hebben indirecte contacten invloed op gedrag?

Invloed van indirecte contacten neemt af na twee stappen in het sociale netwerk

74
New cards

Wat is een broker in sociale netwerken?

Die verbindt verschillende groepen in een netwerk en speelt een sleutelrol in de verspreiding van gedrag.

75
New cards

Wat zijn de voordelen van politiedata bij SNA?

Politiedata zijn betrouwbaarder dan zelfrapportages, omdat ze ernstigere feiten en minder geheugenbias bevatten.

76
New cards

Wat is assortativiteit in criminele netwerken?

Meet hoe sterk verdachten geneigd zijn om samen te werken met anderen van een vergelijkbaar geweldsniveau

77
New cards

Waarom vermijden verdachten gewelddadige medeplegers?

Gewelddadige medeplegers brengen risico’s met zich mee, zoals een hogere pakkans en gevaar voor eigen veiligheid.

78
New cards

Wat toont de heterogeniteit in geweldsniveaus aan?

Personen met hogere geweldsniveaus hebben doorgaans minder sociale connecties in criminele netwerken.

79
New cards

Wat leren we van de Vlaamse casestudy over jonge verdachten?

Jongere verdachten plegen delicten niet alleen met leeftijdsgenoten maar ook met personen uit andere leeftijdsgroepen

80
New cards

Wat was het doel van het onderzoek naar jongeren in publieke ruimte?

Begrijpen hoe jongeren publieke ruimtes ervaren, gebruiken en zich emotioneel verbinden met buurten.

81
New cards

Welke methoden werden gebruikt in het onderzoek?

Interviews, focusgroepen, mental maps, participerende observatie, etnografisch onderzoek, en de documentaire La Ville Mon Espace.

82
New cards

Wat zijn de drie kernkenmerken van publieke ruimte?

Toegankelijkheid, interactie met vreemden en eigenaarschap.

83
New cards

Wat zijn de verschillen tussen theorie en praktijk in publieke ruimtes?

In theorie zijn ze vrij en toegankelijk voor iedereen, maar in de praktijk zijn er vaak fysieke, sociale en financiële drempels.

84
New cards

Waarom zoeken jongeren publieke ruimtes op?

Voor experimenteren, socialiseren, leren, diversiteit ervaren en vrijheid zonder autoriteit.

85
New cards

Wat maakt publieke ruimtes aantrekkelijk voor jongeren?

Toegankelijkheid, zichtbaarheid, gebrek aan autoriteit, interactie met vreemden en de mogelijkheid om eigenaarschap te claimen.

86
New cards

Welke gendergerelateerde verschillen zijn er in het gebruik van publieke ruimtes?

Jongens domineren en claimen ruimtes, terwijl meisjes vaak beperkingen ervaren door sociale normen, veiligheidsgevoelens en grensoverschrijdend gedrag.

87
New cards

Hoe passen meisjes hun gedrag aan in publieke ruimtes?

Ze kiezen veilige routes, vermijden bepaalde plekken, dragen aangepaste kleding en zoeken gezelschap voor bescherming.

88
New cards

Wat betekent 'territorialiteit' in de context van jongeren en publieke ruimte?

Controle over een ruimte door een groep, vaak gepaard met exclusiviteit en vijandigheid naar buitenstaanders.

89
New cards

Welke rol speelt sociale achterstelling in het gebruik van publieke ruimtes?

Sociale en ruimtelijke (im)mobiliteit beïnvloeden de toegang tot en het gebruik van publieke ruimtes, waarbij achtergestelde jongeren vaak beperkte mogelijkheden hebben.

90
New cards

Wat zijn de vier omgevingen waarin jongeren opgroeien?

  • Thuis,

  • school,

  • georganiseerde vrije tijd

  • publieke ruimte.

91
New cards

Waarom wordt publieke ruimte als leerplek gezien?

Jongeren leren in publieke ruimtes zaken zoals sociale interactie, omgaan met diversiteit en experimenteren zonder autoritaire controle.

92
New cards

Wat betekent 'kosmopolitanisme' in de context van jongeren en publieke ruimte?

Het vermogen van jongeren om bruggen te slaan tussen verschillende culturen door interacties in een diverse omgeving.

93
New cards

Wat is een “virtuele avondklok” volgens het onderzoek?

De sociale verwachting dat meisjes niet laat buiten blijven, ondanks dat dit niet expliciet wordt opgelegd.

94
New cards

Wat is het effect van sociale en ruimtelijke marginalisatie op jongeren?

Het versterkt een gevoel van exclusiviteit in de eigen buurt en wantrouwen tegenover buitenstaanders.

95
New cards

Wat zijn parochiale relaties volgens Lofland?

Relaties tussen mensen in een gedeelde buurt, gebaseerd op herkenning en vertrouwen, zoals vaak door jongeren beschreven.

96
New cards

Wat is het belang van 'mental maps' in het onderzoek?

Ze tonen hoe jongeren hun buurt emotioneel ervaren en welke plekken voor hen belangrijk zijn.

97
New cards

Hoe beïnvloedt sociale klasse territorialiteit?

Jongeren uit achtergestelde buurten hebben vaak een sterkere territoriale band door beperkte mobiliteit en externe dreigingen.

98
New cards

Vanaf welke periode kwam er meer aandacht voor slachtoffers?

Vanaf de jaren '70, mede door feministische bewegingen en maatschappelijke aandacht.

99
New cards

Welke doelgroep blijft vaak een “vergeten slachtoffer”?

Minderjarige slachtoffers.

100
New cards

Welke vormen van slachtofferschap komen voor bij minderjarigen?

Conventionele misdrijven (diefstal, fysiek geweld) en kind-specifieke misdrijven (intrafamiliaal geweld, pesten).