1/126
begrippenlijst
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
onderzoekseenheden/subjecten
statistische eenheden
eenheden over wie/wat je op basis van een onderzoek een uitspraak over doet
variabelen
kenmerken v/d onderzoekseenheden die je hebt verzameld, variëren over statistische eenheden
onderzoekspopulatie
verzameling van individuen waarover we een uitspraak willen doen
steekproef
staal v/d onderzoekseenheden die we nemen uit onderzoekspopulatie
respondenten
personen die bevraagd worden in het onderzoek
representatief
kenmerk komt evenveel voor in steekproef als in onderzoekspopulatie
statistiek
geheel van regels en procedures om gemeten kenmerken te verwerken
beschrijvende statistiek
overzichtelijk/samenvattende of synthetische wijze weergeven van kenmerken die voorkomen in onderzoekspopulatie of steekproef
inductieve of inferentiële statistiek
veralgemenen van geg voor een steekproef naar onderzoekspopulatie waaruit ze getrokken werden
hypothesen
specifieke toetsbare stellingen betreffende de relatie tussen 2 of meer concepten
onderzoekshypothese
formuleert de betrokken stelling in richting v/d verwachtingen vn de onderzoeker
nulhypothese
omkering v/d onderzoekshypothese, geen verband tussen de kenmerken die men onderzoekt
alternatieve hypothese
besluit gekomen nulhypothese te verwerpen, kan men onderzoekshypothese aanvaarden, deze wordt alternatieve hypothese
beschrijvende onderzoeksvraag
kwantitatieve beschrijving van een fenomeen onder studie: centraliteit , spreiding, vorm
verkennende onderzoeksvraag
betrekking tot het aftasten van veronderstellingen, tussen beschrijvende en verklarende
verklarende onderzoeksvraag
verschillen of veranderingen in uitkomstvariabelen te gaan verklaren vanuit kenmerken die eigen zijn aan een theoretisch paradigma, statistische verklaring voor de geobserveerde verschillen tussen eenheden
univariate analyse
analyse van 1 kenmerk dat varieert
bivariate analyse
analyse van 2 kenmerken, samenhang en variatie
multivariate analyse
relatie tussen meer dan 2 kenmerken, sociale wereld is multivariaat
meetniveau
manier waarop een kenmerk gemeten wordt
exclusief
elke onderzoekseenheid kan maar tot 1 categorie behoren
exhaustief
elke onderzoekseenheid moet tot een categorie behoren
categorisch meetniveau
nominaal+ ordinaal
metrisch meetniveau
interval en ratio niveau
nominale meetniveau
kenmerken van onderzoekseenheden in categorieën, betekenis is enkel een naam of categorie, voldoen aan regels van exhaustiviteit en exclusiviteit
→ bv: ja of nee, nationaliteit
ordinale meetniveau
ordenbaarheid van categorieën
→ bv: meer of minder, groter of kleiner, ouder of jonger (bv onderverdeling in ongelijke leeftijdsgroepen)
dichotomie
variabele die slechts 2 waarden kan aannemen
trichotomie
variabele die slechts 3 waarden kan aannemen
interval meetniveau
waarden op kenmerk classificeren, ordenen en is er een vaste meeteenheid tussen verschillende waarden
→bv: even grootte leeftijdsgroepen
ratio meetniveau
waarden kenmerk, classificeren, ordenen, vaste meeteenheid en is er een absoluut minpunt
→ bv km/h
continue meetschaal
alle mogelijke waarden kunnen de uitkomst zijn van een meetprocedure
discrete meetschaal
gehele getallen gebruikt, tussenliggende waarden hebben geen betekenis
kruistabel
categorieën van 2 variabelen tegen over elkaar uitgezet en waargenomen frequentie van elke combinatie van categorie staat vermeld
frequentietabel
aantal elementen met een bep waarde van variabele, eerste kolom de verschillende waarden,2e hoeveelkeer elke categorie voorkomt
absolute frequentie
aantal elementen met een bep waarde van een variabele, som is het totaal aantal elementen
percentages
van 0-100
geldige percentages
percentages berekend op degene die een geldig antwoord hebben gegeven
relatieve frequentie
verhouding tussen het aantal keer dat een waarde voorkomt ten opzichte van de totale steekproef
proportie
absolute frequentie/aantal waarnemingen
cummulatieve percentages
bij elk percentage tellen we het volgende op, kunnen zien hoeveel waarnemingen kleiner dan of gelijk zijn aan een bep waarde
intervallen/ klassen
groepen van geg
klassengrenzen
grenzen van de intervallen
klassenmidden
gem van beide grenzen van interval, waarden van beide grenzen samentellen en delen door 2
frequentiepolygoon
lijndiagram voor in klassen gegroepeerde geg
modus
frequentie die vaakst voorkomt
mediaan
midden van statistische verdeling, 50% boven en onder, 2 gelijke stukken
kwantielen
geordende rij elementen in om het even welk aantal groepen met een gelijk aantal elementen verdelenkw
kwartielen
geordende rij uitkomsten verdelen in 4 stukken, bevat ieder een kwart van de uitkomsten
het rekenkundig gem
alle waarden op tellen en totaal delen door aantal respondenten
deviatiescore
afwijking ten opzichte van gem
spreidingsmaat
of waarden in verdeling dicht of juist ver uit elkaar liggen
variatie ratio
proportie waarnemingen die niet tot de modale categorie behoren: 0 als alle waarnemingen tot modale categorie behoren, geen vaste bovengrens
index van diversiteit
concentratie van waarnemingen over de categorieën van variabele, gebaseerd op relatieve frequenties van de categorieën, rekening houdend met de proportie v/d waarnemingen
spreidingsmaat ‘d’
afwijking van modus, wanneer alle eenheden zich in de modale klasse bevinden
variatiebreedte
verschil tussen kleinste en grootste waargenomen waarde
interkwartiel afstand
verschil tussen 3de en 1ste kwartiel, bevat helft totaal aantal waarnemingen
interdeciel afstand
verschil tussen 9de en 1ste deciel
gemiddelde absolute afwijking
spreidingsmaat, som van de absolute waarden van afwijkingen van elke waarde ten aanzien tot rekenkundig gem gedeeld door aantal waarnemingen
variatie of “sum of squares”
som van de gekwadrateerde afwijkingen van elke waarde ten opzichte van het gem
steekproefvariantie
metrische spreidingsmaat, variatie gedeeld door het aantal steekproefeenheden minus 1
steekproefstandaardafwijking
vierkantswortel van de steekproefvariantie
variatiecoëfficiënt
gestandaardiseerde spreidingsmat, standaardafwijking delen door gem, niet afhankelijk van meeteenheid
empirische coëfficiënt van Pearson
parameter voor symmetrie
Kurtosis
mate van afplatting van gegevens rond het rekenkundig gemiddelde
Gauss-verdeling
standaardnormaalverdeling
Celfrequentie
aangeven hoeveel keer een bep categorie van variabele voorkomt
steekproefomvang
som van alle celfrequenties
assymetrische
ene variabele oefent causale invloed uit op andere variabele
symmetrische relatie
samenhang tss variabelen, geen causale relatie: samenhang in beide richtingen
percentageverschil
vergelijking van 1 categorie van de afhankelijke variabele voor de verschillende categorieën van de onafhankelijke variabele
odds (ratio)
verhouding tussen voorkomen van gebeurtenis en niet voorkomen van gebeurtenis, te beschrijven
chi²
nagaan of een verband al dan niet op toeval berust is, als 0 is er geen samenhang tussen variabelen
Phi
gebaseerd op chi², waarde 0 bij afwezigheid van associatie, 1 bij perfecte associatie (gebruikt met 2×2 tabellen)
Cramers’ V
associatiemaat gebaseerd op chi², varieert van 0-1, wordt gebruikt bij tabellen groter dan 2×2
Gamma
0 is geen samenhang, -1 is perfect negatief, 1 perfect positief
→ bij ordinaal meetniveau
consistent paar
ieder paar van onderzoekseenheden waarbij waarde van ene onderzoekseenheid op beide variabelen hoger is dan de waarde van het andere onderzoekseenheid
inconsistent paar
ieder paar van onderzoekseenheden waarbij waarde van ene element op ene variabele hoger is en de andere variabele lager is dan het andere element
rangcorrelatiecoëfficiënt van Spearman
afgeleid van Pearson, productmomentcorrelatiecoëfficiënt : 0 betekent geen lineaire samenhang, loopt van -1 tot 1 (1 perfect positieve lineaire samenhang en -1, perfecht negatieve lineaire samenhang)
→ ordinaal niveau
de rangcorrelatiecoëfficiënt van Kendall’s Tau
van -1 tot 1 en hier ook 0= geen lineaire samenhang
→ ordinale maat voor samenhang
centrale punt van de puntenwolk
zwaarte punt van tweedimensionale verdeling punt dat als coördinaten in het assenstelsel het rekenkundig gem van beide variabelen bevat
covariatie
saenhang metrisch niveau, mate waaruit 2 kenmerken variëren, som van kruisproducten van deviatiescores X en Y
covariantie
som van kruisproducten van deviatiescores X en Y gedeeld door n-1
correlatiecoëfficiënt
bivariate samenhang tussen kenmerken op metrisch niveau, van -1 tot 1
regressieconstante of intercept (a)
verwacht of voorspelde waarde die de afhankelijke variabele aanneemt, wnr de onafhankelijke variabele 0 is
ongestandaardiseerde richtingscoëfficiënt
toename in de voorspelde waarde van afhankelijke variabele, wanneer de waarde van onafhankelijke variabele met 1 eenheid stijgt
foutenterm/ residuele variatie
residuele term verschil tussen werkelijke waarde van afhankelijke en de voorspelde waarde van afhankelijke variabele
homoscedasticiteit
regressieassumptie voor lineaire regressie, variatie van afhankelijke variabele voor elke waarde van onafhankelijke gelijk dient te zijn
heteroscedasticiteit
variantie van fouten (residuen) niet constant is over de waarden van de onafhankelijke variabele(n).
z-score
op hoeveel standaardafwijking een bep waarde van het gemiddelde verwijderd ligt
de kansdefinitie van Laplace
aantal uitkomsten waarin je geïnteresseerd bent gedeeld door aantal mogelijke uitkomsten van kans experiment
subjectieve kans
resultaat van eigen inschatting
voorwaardelijke kans
kans op bep uitkomst als je al gedeeltelijke informatie hebt over de uitkomst van het kansexperiment
Permutaties
aantal manieren waarop je verschillende objecten ten opzichte van elkaar kan plaatsen
combinaties
bij een groep, meerdere subgroepen waarvan de elementen niet van elkaar te onderscheiden zijn, tellen aantal manieren op waarop de verschillende objecten ten opzichte van elkaar geplaatst kunnen worden
verdelingsfunctie
overzicht van de uitkomsten van een kansvariabele met de hierbij behorende gecumuleerde kansen
aselecte steekproef
toevalssteekproef
puntschatting
schatting van een kenmerk in de populatie op basis van hun steekproefgegevens
intervalschatting
marges waarbinnen we met een zekere graad van onzekerheid een puntschatting inschatte
overschrijdingskans
significantietoets meet de kans op het krijgen van een uitkomst die even extreem of nog extremer is als de waargenomen uitkomst, de kans hierop
hypothesetoetsing
aan de hand van een significantietoets een hypothese in steekproef toetsen.