Evolutie begrippen nectar

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/72

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

73 Terms

1
New cards

allopatrische soortsvorming

een manier van soortsvorming waarbij dochtersoorten ontstaan uit een vooroudersoort, als er een duidelijk aanwijsbare ruimtelijke scheiding is tussen de dochterpopulaties en de oudersoort die wordt veroorzaakt door geologische verschijnselen of migratie. Door die scheiding kunnen de dochterpopulaties zich op den duur ontwikkelen tot aparte soorten

2
New cards

analoge organen

gelijkenis die samenhangt met overeenkomst in functie en niet met de afstamming van een gemeenschappelijke voorouder; bijv. de vleugel van een vlinder is analoog aan de vleugel van een vogel

3
New cards

chloroplast

bladgroenkorrel

4
New cards

clade

een groep soorten bestaande uit een voorouder en alle nakomelingen daarvan

5
New cards

cladogram

schematische weergave van de verwantschap tussen soorten van een clade, inclusief de gemeenschappelijke voorouder

6
New cards

creationisme

theorie die uitgaat van de schepping

7
New cards

DNA-replicatie

verdubbeling van het DNA; kopieren van het DNA

8
New cards

endosymbiosetheorie

theorie volgens welke oorspronkelijk vrijlevende prokaryoten als organellen (i.c. mitochondriën en chloroplasten) in andere cellen zijn gaan leven. Zo zouden eukaryote cellen zijn ontstaan

9
New cards

eukaryoot

bij dit organisme ligt het DNA in de celkern (cel bevat organellen)

10
New cards

evolutie

ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen

11
New cards

exoskelet

uitwendig skelet

12
New cards

extinctie

uitsterven

13
New cards

fitness

aangepastheid voor zover deze een bijrage levert aan het voortplantingssucces van een individu. Individuen die bevoordeeld worden door selectie hebben een grotere fitness dan andere individuen

14
New cards

fontanel

een opening tussen de delen waaruit de schedel is opgebouwd (de schedelbeenderen)

15
New cards

fossiel

resten of afdruk van uitgestorven organismen

16
New cards

foundereffect

het optreden van genetic drift doordat een klein deel van een populatie zich vestigt in een nieuw gebied

17
New cards

gene flow

het verschijnsel dat tussen individuen van twee populaties van dezelfde soort uitwisseling van genen plaats vindt

18
New cards

genenpool

de verzameling van alle allelen in een populatie

19
New cards

generatio spontanea

het ontstaan van levende wezens uit levenloze materie

20
New cards

genetic drift

veranderingen in de allelenfrequenties (genfrequenties) binnen een bepaalde populatie ten gevolge van toevalsfluctuaties. In een kleine populatie is de genetic drift groter

21
New cards

genotype

de verzameling genen in een cel

22
New cards

genus

geslacht (meervoud genera)

23
New cards

gidsfossiel

fossiele soort, die dankzij een grote horizontale (geografische) verspreiding en een geringe verticale verspreiding geschikt is voor de identificatie van een bepaalde aardlaag

24
New cards

gist

eencellige schimmel

25
New cards

haploïd

met een enkel (n) stel chromosomen per kern. Geslachtscellen (gameten) zijn voorbeelden van haploïde cellen

26
New cards

heterotroof

andere organismen nodig voor organische stoffen (niet zelf kunnen maken uit anorganische stoffen)

27
New cards

homologe organen

overeenkomst in bouw, gelijkenis als gevolg van afstamming van een gemeenschappelijke voorouder. Voorbeeld: alle pootskeletten van gewervelden zijn homoloog.

28
New cards

hyfe

schimmeldraad

29
New cards

imago

naam voor een volwassen insect

30
New cards

immigratie

aankomst en vestiging van een individu in een gebied of populatie

31
New cards

itelligent design

gaat ervan uit dat de ontwikkeling van leven niet door toeval alleen verklaard kan worden, maar ook door de aanname dat er een intelligent wezen bij betrokken is

32
New cards

isolatie

een deel van een populatie raakt gescheiden en vormt een nieuwe populatie

33
New cards

Linnaeus

Zweeds bioloog die de wetenschappelijke naamgeving heeft opgezet

34
New cards

locus

plaats van een gen in een chromosoom (meervoud loci)

35
New cards

macro-evolutie

het ontstaan van nieuwe soorten en groepen organismen

36
New cards

metamorfose

gedaanteverwisseling

37
New cards

micro-evolutie

de verandering van allelfrequenties in een populatie

38
New cards

mitochondrium

organel waarin verbranding plaats vindt (vrij maken van energie)

39
New cards

mutant

organisme met een bepaalde mutatie die in het fenotype tot uiting komt

40
New cards

mutatie

verandering in de volgorde van het DNA of RNA

41
New cards

mycelium

netwerk van hyfen/schimmeldraden

42
New cards

naaktzadigen

plant waarbij de zaden onbedekt op de schub van een kegel of andere structuur liggen

43
New cards

natuurlijke selectie

verschijnsel dat individuen met een beter aan het milieu aangepast genotype een grotere overlevingskans en voortplantingskans hebben en daardoor meer in de populatie zullen voorkomen dan andere

44
New cards

neodarwinistische evolutietheorie

gaat uit van genetische variatie (verscheidenheid in genotypen), natuurlijke selectie en soortsvorming door reproductieve isolatie

45
New cards

organel

deel van een cel met eigen bouw en functie

46
New cards

organische stof

afkomstig van organismen. Relatief grote, ingewikkelde moleculen. Bevatten altijd een of meer koolstofatomen. O.a. koolhydraten, eiwitten en vetten

47
New cards

paleontologie

de wetenschap die zich bezighoudt met het verzamelen en bestuderen van fossielen

48
New cards

pathogeen

ziekteverookzakend

49
New cards

penicilline

een antibioticum

50
New cards

plasmide

kringvormig chromosoom bij een bacterie

51
New cards

polyploïd

drie of meer malen het haploïde aantal chromosomen bezittend. Triploïde individuen of cellen bezitten 3 maal een chromosomenset en tetraploïde individuen vier maal een haploïd stel chromosomen.

52
New cards

populatie

groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die zich onderling voortplanten

53
New cards

primaten

orde van zoogdieren, waartoe mensen, mensapen, apen en halfapen behoren

54
New cards

prokaryoot

bij dit organisme ligt het DNA los in de cel (bij de archae en bacterien)

55
New cards

protisten

alle organismen die niet tot de planten, de schimmels, de dieren of de prokaryoten kunnen worden gerekend. Protisten zijn veelal eencellig.

56
New cards

radiaal

straalsgewijs

57
New cards

recombinatie

het ontstaan van nieuwe combinaties van allelen

58
New cards

reproductieve isolatie

bij deze vorm van isolatie vindt gedurende lange tijd geen voortplanting plaats tussen twee populaties

59
New cards

resistentie

erfelijke weerstand. Resistente individuen ontstaan door mutatie, resistente populaties ontstaan door selectie.

60
New cards

rijk

een domein wordt ingedeeld in rijken

61
New cards

rudimentaire organen

rudimentaire organen zijn restanten van organen die bij verre voorouders nog een functie hadden en die in de loop van de evolutie hun functie hebben verloren.

62
New cards

sediment

sediment of afzetting is de benaming voor door wind, water en/of ijs getransporteerd materiaal.

63
New cards

segment

deel van een geleed lichaam.

64
New cards

selectiedruk

invloed van milieufactoren, waardoor genfrequenties veranderen

65
New cards

sikkelcelanemie

erfelijke ziekte waarbij, door een afwijkende samenstelling van hemoglobine, rode bloedcellen een sikkelvorm aannemen. Het gevolg is zuurstoftekort en een versnelde afbraak van rode bloedcellen.

66
New cards

soort

organismen die onderling kunnen voortplanten en daarbij vruchtbare nakomelingen krijgen

67
New cards

species

soort

68
New cards

sporen

(voortplantings)cel die zich tot een individu kan ontwikkelen zonder eerst te versmelten met een andere cel. Sporen worden geproduceerd door planten, schimmels en sommige protozoën. Bij bacteriën spreekt men ook van spore als de bacteriecel zich ingekapseld heeft.

69
New cards

stam

rijken worden weer onderverdeeld in stammen

70
New cards

survival of the fittest

natuurlijke selectie; alleen de best aangepaste organismen overleven

71
New cards

sympatrische soortsvorming

een bepaalde manier waarop soortvorming plaatsvindt. Sympatrische soortvorming is een begrip dat aangeeft dat een dochtersoort kan ontstaan uit een vooroudersoort, zonder dat er een geografische barrière, zoals een rivier, bergketen of zee, tussen de toekomstige dochtersoorten zit. Het woord zegt het eigenlijk al: er vindt soortvorming plaats terwijl de populaties samen (sym) een (vader-)land (patris) blijven delen

72
New cards

taxa (enkelvoud taxon)

systematische eenheid, bijv. een soort, geslacht, familie,orde, klasse of afdeling.

73
New cards

vacuole

blaasje gevuld met vocht in de cel, o.a. voor stevigheid