1/13
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
Akkerbouw
Tak van de landbouw die gericht is pp het telen van graan en groenten.
eerste middeleeuwen
De periode vn ca. 500 tot ca. 1000
Gesloten landbouweconomie
Bijna alles wat de boeren nodig hadden produceerden ze zelf, bv. voedsel, drank, kleding, klompen, gebruisvoorwerpen, werktuigen, …
Landbouwoverschotten
Hetgeen de boeren meer produceren dan ze zelf nodig hebben
Luxeproducten
handelswaren waar alleen bij de elite vraag naar is, bv. zijde, juwelen, …
Veeteelt
Tak van de landbouw die gericht is op het kweken van varkens, schapen, geiten, runderen, paarden, pluimvee
Elite
een kleine groep rijke mensen in de samenleving, bv. de grootgrondbezitters en de kerk
Lokale ruilhandel
Plaatselijke handel. Boeren wisselden landbouwopbrengsten en eenvoudige ambachtelijke producten uit.
Regionale handel
Handel met de streek. Enkele speciale producten zoals zout konden de boeren op die manier aanschaffen. Ze hadden zout nodig om hun voedsel te bewaren.
Langeafstandshandel
Voor de aanvoer van producten uit het Verre Oosten. Het ging om luxeproducten zoals zijde, specerijen en edelstenen.
Geldeconomie
Luxeproducten als zijde, specerijen, edelstenen en kostbare metalen werden vaak betaald met klinkende munt.
handelaar
Iemand die goederen aankoopt en verkoopt.
Karavaan
Handelskaravaan: in groep rondreizende handelaars
Tussenhandelaar
Iemand die goederen van een handelaar opkoopt om ze zelf verder te verkopen