Biologie Samenvatting Flashcards

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/110

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Flashcards om biologie concepten te leren

Biology

Cells

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

111 Terms

1
New cards

Energiedragers

Moleculen zoals ATP en NAD die energie transporteren waar het nodig is in de cel.

2
New cards

ATP (adenosinetrifosfaat)

Een universele energiedrager in cellen, oplosbaar in water, die energie vrijgeeft door hydrolyse.

3
New cards

ATP-aanvulling

Een proces waarbij ATP wordt aangevuld door energie toe te voegen aan een fosfaatgroep en ADP-molecuul.

4
New cards

NAD, NADP en FAD

Co-enzymen die elektronen kunnen opnemen en afstaan, waardoor oxidatie- en reductiereacties mogelijk zijn.

5
New cards

NAD+

De geoxideerde vorm van nicotinamide-adenine-dinucleotide die een positieve lading draagt.

6
New cards

NADH

De gereduceerde vorm van NAD, die een extra waterstof gebonden heeft en een grote hoeveelheid chemische energie bezit.

7
New cards

NADP+

Analoog aan NAD+ maar heeft een extra fosfaatgroep in de molecule.

8
New cards

Flavine-adenine-dinucleotide (FAD)

Net zoals NAD een energiedrager en bestaat uit een nucleotidestructuur. FAD is de geoxideerde vorm en wordt gereduceerd met twee elektronen en twee protonen tot FADH2.

9
New cards

Autotrofen

Organismen die met behulp van een energiebron en anorganische moleculen zoals CO2 en H2O organische moleculen zoals sachariden maken.

10
New cards

Fotosynthese

Het opbouwen van energierijke organische moleculen met behulp van lichtenergie.

11
New cards

Chemosynthese

Het gebruiken als energiebron de energie die vrijkomt bij de oxidatie van bepaalde moleculen en ionen.

12
New cards

Fotosynthetische pigmenten

Pigmenten die lichtenergie (fotonen) kunnen opvangen.

13
New cards

Chlorofylen

Chlorofyl-a en chlorofyl-b, zij hebben een groene kleur.

14
New cards

Carotenoïden

Carotenen (oranje) en de xanthofylen (geel).

15
New cards

Antennepigmenten

De pigmenten aan de rand van het fotosysteem, zij vangen de fotonen op en geven die door aan het reactiecentrum.

16
New cards

Reactiecentrum

Reactiecentrum uit chlorofyl-a1 of chlorofyl-a2, waarvan het geheel respectievelijk fotosysteem I (PSI) en fotosysteem II (PSII) worden genoemd.

17
New cards

Lichtreacties

In de thylakoïdmembranen en het lumen vindt lichtenergie omzetting plaats in chemische energie, onder de vorm van ATP en NADPH.

18
New cards

Calvincyclus

Een metabole cyclus die in het stroma van de chloroplast plaatsvindt waarbij chemische energie, opgeslagen in ATP en NADPH, gebruikt wordt om glucose aan te maken.

19
New cards

Fotosysteem II

Het splitsen van water, de fotolyse van water.

20
New cards

Fotolyse van water

De belangrijkste bron van zuurstofgas op aarde.

21
New cards

ATP-synthasecomplex

Enzymcomplex dat ATP aanmaakt met ADP en fosfaat.

22
New cards

Fotolyse van water

Hierbij zal water ontbonden worden onder invloed van licht in waterstofionen, zuurstofgas en vrije elektronen.

23
New cards

ATP-synthase

Zorgt ervoor dat ADP opgeladen kan worden tot ATP.

24
New cards

Fotosysteem I (PSI)

De chlorofyl-a1-moleculen in het fotosysteem I (PSI) vangen de energie van fotonen op. Deze absorberen de energie en geraken in aangeslagen toestand, waardoor er twee elektronen uitgezonden worden.

25
New cards

Calvincyclus

Een proces in de Calvincyclus waarbij CO2 omgezet wordt in glucose.

26
New cards

Fixatie van koolstof

Een proces in de Calvincyclus waarbij Zes CO2-moleculen vanuit de lucht in de Calvincyclus terecht komen. Dat gebeurt door het enzym rubisco.

27
New cards

Reductie tot glucose

In de Calvincyclus worden de moleculen bestaande uit 3 koolstofatomen (3C) veranderen van vorm door de energie van 12 ATP en 12 NADPH en de 12 H+ van de lichtreacties. Hierdoor wordt er glucose gevormd.

28
New cards

Regeneratie

Een stap in de Calvincyclus waarbij de resterende moleculen in de cyclus door 6 ATP opnieuw hervormd worden zodat de cyclus opnieuw kan starten.

29
New cards

Rubisco

Rubisco bindt CO2 tijdens de Calvincyclus.

30
New cards

Fotosynthetische pigmenten

De fotosynthetische pigmenten beïnvloeden de fotosynthese-activiteit.

31
New cards

Lichtfrequenties

Schaduwminnende planten zijn hieraan aangepast want deze kunnen doordringen tot onder de boomlaag.

32
New cards

Golflengte van het licht

Deze beïnvloedt de fotosynthese-activiteit afhankelijk van de golflengtes.

33
New cards

Lichtintensiteit

Deze beïnvloedt de fotosynthese-activiteit afhankelijk van de lichtintensiteit.

34
New cards

CO2-concentratie

Deze beïnvloedt de fotosynthese-activiteit op een gelijkaardige manier als de lichtintensiteit.

35
New cards

Temperatuur

Deze beïnvloedt ook de fotosynthese-activiteit. Het heeft vooral een effect op de Calvincyclus.

36
New cards

Autotroof of heterotroof

Organismen als autotroof of heterotroof

37
New cards

Vorming van ATP

De vorming van ATP is essentieel om cellen te voorzien van energie.

38
New cards

Celademhaling

Het systeem dat ervoor zorgt dat cellen in staat zijn om continu ATP aan te maken.

39
New cards

Aërobe ademhaling

Cellen zullen glucose verbranden (=oxideren). Bij de verbranding van glucose komen er energierijke elektronen vrij. Deze elektronen kunnen/mogen niet zomaar blijven rondhangen. Daarom worden ze gebonden aan zuurstofgas.

40
New cards

Anaerobe ademhaling

Bij de anaerobe ademhaling is de elektronenacceptor niet O2, maar een andere anorganische verbinding, zoals sulfaten (SO4 2-) en nitraten (NO3 -). Deze vorm vinden we terug bij anaerobe bodembacteriën.

41
New cards

Fermentatie of gisting

Een anaeroob proces (er is geen O2 voor nodig), waarbij de energierijke elektronen van glucose uiteindelijk terechtkomen bij een andere organische verbinding, zoals lactaat of ethanol.

42
New cards

De glycolyse

Deze stap van de aerobe celademhaling gebeurt in het cytosol, Glucose wordt omgezet in pyruvaat en elektronen worden overgedragen op NAD+ tot de vorming van NADH. Verder wordt er ook nog een beetje ATP gevormd.

43
New cards

De Krebscyclus of citroenzuurcyclus

Deze stap van de aerobe celademhaling is cyclisch en en vindt terug in de matrix van de mitochondriën. Pyruvaat wordt opgenomen in een cyclische reactiereeks en de energierijke elektronen worden overgedragen op NAD+ tot de vorming van NADH. Verder wordt er ook nog een beetje ATP gevormd.

44
New cards

Oxidatieve fosforylering

Deze fase van de aerobe celademhaling vindt plaats in het endomembraan van de mitochondriën, Hier zullen alle moleculen NADH worden omgezet naar ATP door verschillende enzymcomplexen en het enzym ATP-synthase. De elektronen en protonen die vrijkomen tijdens de “ontlading” van NADH worden gebonden met zuurstofgas. Hierdoor wordt er water gevormd.

45
New cards

Glycolyse

De eerste fase van het oxidatieproces is de glycolyse. Deze reacties gebeuren in het cytosol en verlopen volledig anaeroob: er wordt nog geen zuurstof verbruikt.

46
New cards

Krebscyclus of citroenzuurcyclus

Als er O2 voorhanden is, wordt het pyruvaat via actief transport opgenomen in de matrix van de mitochondriën. Het proces is nog steeds anaeroob.

47
New cards

Pyrodruivenzuur

Naam van een structuur die vaak door elkaar wordt gebruikt, maar ze verwijzen naar verschillende vormen van dezelfde chemische stof. C3H4O3

48
New cards

Pyruvaat

Naam van een structuur die vaak door elkaar wordt gebruikt, maar ze verwijzen naar verschillende vormen van dezelfde chemische stof. C3H3O3 −

49
New cards

Oxaalazijnzuur

Naam van een structuur die vaak door elkaar wordt gebruikt, maar ze verwijzen naar verschillende vormen van dezelfde chemische stof. C4H4O5

50
New cards

Oxaalacetaat

Naam van een structuur die vaak door elkaar wordt gebruikt, maar ze verwijzen naar verschillende vormen van dezelfde chemische stof. C4H2O5 2−

51
New cards

Citroenzuur

Naam van een structuur die vaak door elkaar wordt gebruikt, maar ze verwijzen naar verschillende vormen van dezelfde chemische stof. C6H8O7

52
New cards

Citraat

Naam van een structuur die vaak door elkaar wordt gebruikt, maar ze verwijzen naar verschillende vormen van dezelfde chemische stof. C4H5O7 3−

53
New cards

Co-enzym AH (afgekort: CoAH)

Het enzym waarmee de Krebscyclus start, kan niet zomaar pyruvaat omzetten. Hiervoor is er een co-enzym, co-enzym AH (afgekort: CoAH) nodig als activator. Door de binding van het co-enzym aan pyruvaat, zal NADH en een CO2-molecule vrijkomen.

54
New cards

Oxidatieve fosforylering

De moleculen NADH en FADH2 die gevormd werden in de glycolyse en de Krebscyclus bevatten ook nog energie die de cel zal benutten. Het vrijmaken van de energie gebeurt m.b.v. drie enzymcomplexen en een ATP-synthase in de endomembraan van de mitochondriën.

55
New cards

Andere verbindingen als brandstof

Naast glucose kunnen ook afbraakproducten van vetten en proteïnen verwerkt worden tijdens de reacties van de aerobe celademhaling.

56
New cards

De gisting of fermentatie

In dierlijke cellen is het soms onmogelijk om voldoende energie te betrekken uit de celademhaling.

57
New cards

Melkzuurgisting

De gisting die gebeurt bijvoorbeeld in onze spieren wanneer er onvoldoende O2 aanvoer is. In onze spiercellen gebeurt dan alleen maar de eerste stap van de celademhaling, namelijk de glycolyse.

58
New cards

Alcoholische gisting

Gisten zijn eencellige zwammen. Bij de bereiding van brood maakt de bakker dankbaar gebruik van gisten om zijn deeg te laten rijzen.

59
New cards

Stamcel

Een dierlijke cel die in staat is om in een ander celtype te veranderen of te differentiëren.

60
New cards

Totipotente stamcel

Een stamcel die in staat is uit te groeien tot een compleet organisme.

61
New cards

Embryonale stamcellen

Deze cellen kunnen zich nog ontwikkelen tot alle soorten lichaamscellen, maar niet tot de cellen van de placenta.

62
New cards

Multipotente stamcellen

Cellen die tot een beperkt aantal celtypes kunnen differentiëren.

63
New cards

Unipotente stamcellen

Zijn stamcellen die nog slechts in staat zijn tot één celtype te differentiëren.

64
New cards

Plantenstamcellen

Speciale zones waarin meristeemcellen zitten die kunnen blijven delen en nieuwe cellen produceren

65
New cards

Differentiatie

Draagt bij aan de diversiteit van weefseltypen die nodig zijn voor de complexe structuur en functie van een volwassen plant.

66
New cards

Primair meristeem

Zij zorgen voor de lengtegroei van de plant, met name in de stengels, bladeren, bloemen en wortels.

67
New cards

Secundaire meristeem

Deze bevindt zich in de cambiumlaag en zorgt voor de diktegroei van stengels en bomen.

68
New cards

Plantenweefsels

Plantenweefsels zijn opgebouwd uit cellen die vergelijkbaar zijn en een specifieke functie vervullen.

69
New cards

Apicale meristemen

Bevinden zich aan de uiteinden van stengels en wortels, in de knoppen en toppen. Ze staan in voor lengtegroei.

70
New cards

Laterale meristemen

Faciliteren de groei in dikte of omvang bij een volwassen plant. Ze zorgen voor de diktegroei.

71
New cards

Intercalaire meristemen

Komen alleen voor bij monocotylen, aan de basis van bladschijven en bij knopen (de gebieden waar bladeren aan een stengel zijn bevestigd).

72
New cards

Dermale weefsels

Ontstaan uit een afstammingslijn van het meristeem dat het protoderm genoemd wordt. De dermale weefsels bedekken en beschermen de plant en bestaan uit meerdere soorten celtypen.

73
New cards

Epidermis

Een voorbeeld van dermale weefsel. Het is samengesteld uit een enkele laag epidermiscellen.

74
New cards

Grondweefsels

Ontstaan uit een afstammingslijn van het meristeem dat het grondmeristeem genoemd wordt. De grondweefsels dienen als locatie voor fotosynthese, biedt een ondersteunende matrix voor het vasculaire weefsel en helpt bij het opslaan van water en suikers.

75
New cards

Parenchymcellen

De meest flexibele, dunwandige cellen die door een plant heen worden gevonden

76
New cards

Collenchymcellen

Deze cellen vormen de lange draden die je uit een selderstengel kunt trekken.

77
New cards

Sclerenchymcellen

In tegenstelling tot parenchym- en collenchymcellen zijn sclerenchymcellen plantencellen die cytoplasma en andere levende componenten missen wanneer ze volwassen zijn, maar hun dikke, rigide celwanden blijven bestaan. Deze cellen bieden ondersteuning aan een plant en sommige worden gebruikt voor het transport van materialen binnen de plant.

78
New cards

Vasculaire weefsels

Ontstaan uit een afstammingslijn van het meristeem dat het procambium genoemd wordt. Het transporteert water, mineralen en suikers naar verschillende delen van de plant.

79
New cards

Houtvaten

Zijn lange, holle buizen die ontstaan zijn uit afgestorven cellen.

80
New cards

Xyleem

Het weefsel dat uit houtvaten bestaat zorgt voor het opwaartse transport.

81
New cards

Zeefvaten of bastcellen

Bestaan uit levende cellen en bezitten nog wel celinhoud. De wanden van zeevaten zijn meestal dun en weinig verhout.

82
New cards

Floëem

Ze zorgen voor het neerwaartse transport van water en de daarin opgeloste fotosyntheseproducten.

83
New cards

Wortels

Is meestal de eerste structuur die uit het zaad groeit wanneer het ontkiemt.

84
New cards

Wortelmuts

Bestaat uit parenchymcellen die helpen de wortelweefsels te beschermen terwijl de wortel groeit.

85
New cards

apicale meristeem van de wortel

Deze cellen ontwikkelen zich tot de talrijke soorten wortelweefsels die verschillende functies vervullen.

86
New cards

Cortex

De laag onder de epidermale laag is de cortex. Deze bestaat uit grondweefsels gemaakt van parenchymcellen die betrokken zijn bij het transport en de opslag van plantstoffen.

87
New cards

Endodermis

Aan de binnenste grens van de cortex bevindt zich een laag cellen.

88
New cards

Pericykel

Dit is het weefsel dat laterale wortels produceert.

89
New cards

Xyleem en floëem

De Vaatweefsels.

90
New cards

Stengels

De stengel van een plant ondersteunt de bladeren en voortplantingsstructuren van de plant. Vaatbundels in stengels transporteren water en opgeloste stoffen door de hele plant en bieden ondersteuning.

91
New cards

Apicale meristeem

Cellen die door het apicale meristeem worden geproduceerd, zorgen voor een toename van de lengte van de stengel.

92
New cards

Epidermis

Ligt aan de buitenkant van de stengel van monocotylen

93
New cards

Vaatbundels

Aan de binnenkant liggen de vaatbundels willekeurig verdeeld. De ruimte ertussen wordt opgevuld met parenchym.

94
New cards

Protoxyleem

Dit is het eerst gevormd xyleem bij de ontwikkeling van de bundel uit het procambium.

95
New cards

Bloedsomloop

De bloedsomloop met een dubbel en gesloten systeem, vertoont twee lussen of omlopen: de kleine en de grote bloedsomloop.

96
New cards

Kleine bloedsomloop

Een lus van het hart naar de longen en terug. Hier zal het bloed CO2 afgeven en O2 opnemen. Wanneer het bloed terug bij het hart komt spreken we van zuurstofrijk bloed (helderrood).

97
New cards

Grote bloedsomloop

Een lus van het hart loopt naar de andere organen van het lichaam en terug. Hier zal het bloed de zuurstof afgeven en veranderen in zuurstofarm bloed (donkerder rood).

98
New cards

Hart

Niets anders dan een sterk gekronkeld bloedvat met een extreem verdikte spierwand.

99
New cards

Slagaders

Vervoeren het bloed vanuit de kamers van het hart naar de organen.

100
New cards

Aders

Brengen het bloed terug naar het hart en hebben dunnere wanden vergeleken met slagaders omdat ze minder uitzetten met de hartslag