1/25
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Niet-waarneembaar gedrag (binnenkant)
Wat denk je, wat is je bedoeling, hoe voel je je ergens bij, âŠ
Waarneembaar gedrag (buitenkant)
Wat doe je / zeg je / âŠ
Observeren
Iemand observeren wil zeggen dat je het gedrag van die persoon doelgericht, nauwkeurig, systematisch en objectief waarneemt.
interpretatie
een eigen betekenis geven aan iets. Het gaat daarbij vaak om een oordeel dat uitgesproken wordt, een benoeming van gedrag. En dat is niet neutraal.
De transmissie
Overdracht van de boodschap van Zender naar Ontvanger
Ruis: 4 soorten
Fysieke / mechanische ruis of kanaalruis
Psychologische ruis
Semantische ruis
Fysiologische ruis
Fysieke ruis
Signalen van buitenaf
Psychologische ruis
Vooroordelen, interne gedachten of andere geestelijke obstakels
Fysiologische ruis
Lichamelijke obstakels
Semantische ruis
Gebrek aan kennis, verkeerde interpretatie of Verschillende codes
Interne ruis
De miscommunicatie ontstaat tussen de Z & O
Externe ruis
Door factoren buiten het communicatieproces
Verbale communicatie
Geschreven / gesproken woorden
Non â verbale communicatie
Geen woorden! Wel: Gebaren / mimiek / tekens /afbeeldingen
Paraverbale communicatie
Extra info via: toon / pauzes /âŠ
Vb: âWeet jij hoe laat het is?
Axioma
een stelling die voor waar wordt aangenomen, maar niet bewezen is.
5 communicatieaxiomaâs (communicatiewetten)
Je kunt niet niet communiceren
Iedere communicatie heeft een inhouds en betrekkingsaspect
Ieder heeft zijn waarheid
We beĂŻnvloeden mekaar digitaal en analoog
Communicatie verloopt symmetrisch of complementair
1. Het is onmogelijk niet te communiceren
Alles wat je doet, ook ânietsâ doen, heeft betekenis voor de ander. Elk gedrag (ook slapen is gedrag!) is een vorm van communicatie. Er bestaat niet iets zoals âniet-gedragâ.
2. Elke communicatie heeft een inhoudsniveau Ă©n een betrekkingsniveau
Inhoudsniveau = de letterlijke inhoud van de boodschap, wat er gezegd wordt.
Betrekkingsniveau = de manier waarop iemand de boodschap moet opvatten, hoe iets gezegd wordt.
3. Door verschillend te interpreteren heeft ieder zijn waarheid
De zender en de ontvanger interpreteren hun eigen gedrag als een reactie op het gedrag van de ander. Jouw reactie ontlokt bij de ander een reactie ... en dat draait maar door. Communicatie is een circulair proces. In de communicatieleer spreekt men van interpunctie als men het heeft over oorzaak en gevolg in de communicatie bv. âJij bent begonnen!â tegenover âNeen, jij bent begonnen!â
4. Mensen beĂŻnvloeden elkaar zowel digitaal als analoog
Digitale taal is communicatie die gebruikmaakt van tekens die door conventie vastgelegd zijn. Het gaat om woorden, symbolen en afgesproken gebaren. Digitale communicatie maakt gebruik van het verbale kanaal (woorden) en het non-verbale kanaal (tekens, symbolen). Je moet dit leren of iemand moet het je uitleggen. Analoge taal is communicatie die gebruikmaakt van tekens die niet door conventie zijn afgesproken. Men gebruikt die tekens niet altijd bewust. Analoge taal kan op verschillende manieren geĂŻnterpreteerd worden. Dit kan leiden tot misverstanden in de communicatie.
5. Communicatie verloopt symmetrisch of complementair
In een relatie hebben we een bepaalde positie die afhangt van de situatie. Ofwel ben je leidend, ofwel ben je volgend, ofwel ben je de gelijke.
Inhoudsaspect
Inhoud van de boodschap, overgebrachte informatie.
Betrekkingsaspect
Relationele aspect, zegt iets over de manier waarop mensen tegenover elkaar staan, We drukken hiermee uit hoe we naar onszelf en onze gesprekspartner kijken en wat we van hem of haar verwachten.
Symmetrische communicatie
Gelijkheid
Complementaire communicatie
Ongelijkheid
Twee posities
De leidende of superieure positie
De volgende of inferieure positie