transport van stoffen dat energie kost (van lage naar hoge concentratie)
2
New cards
additieven
toegevoegde stoffen
3
New cards
ADH
aanbevolen dagelijkse hoeveelheid, voor een gezonde voeding
4
New cards
ADI
aanvaardbare dagelijkse inname, zonder dat je gezondheid gevaar loopt
5
New cards
aminozuur
organische stoffen met carboxyl- en aminogroepen. Ongeveer 20 aminozuren spelen een rol als grondstof voor de synthese (vorming) van eiwitten
6
New cards
amylase
enzym om zetmeel af te breken
7
New cards
apolair
ongeladen
8
New cards
appendix
het wormvormig aanhangsel van de blinde darm
9
New cards
buffer
stof die afhankelijk van de omgeving H+ ionen kan afgeven of opnemen
10
New cards
cholesterol
tot de sterolen behorende vetachtige stof, die in de meeste dierlijke weefsels en lichaamsvloeistoffen voorkomt en een bestanddeel is van dierlijke celmembranen
11
New cards
chylomircon
transportblaasjes voor vetten, bestaande uit fosfolipiden en eiwitten
12
New cards
co-enzym
naam voor een cofactor wanneer dit een organische stof is
13
New cards
collageen
bindweefsel
14
New cards
condensatie
splitsingsreactie waarbij water vrij komt
15
New cards
darmepitheel
cellen in de wand van de darm
16
New cards
darmflora
de bacterien in de dikke darm
17
New cards
darmplooien
de darmwand van de dunne darm is geplooid. Deze darmplooien zorgen voor een enorme oppervlaktevergroting. Op de plooien bevinden zich talrijke uitstulpingen, de darmvlokke
18
New cards
darmsap
sap dat enzymen bevat die de vertering van eiwitten en koolhydraten voltooien
19
New cards
darmvlokken
zijn de vlokkige aanhangsels in de darmen (vooral in de dunne darm) die het oppervlakte vergroten en microvilli op de cellen bevatten
20
New cards
denatureren
het onherstelbaar van vorm veranderen van een eiwit
21
New cards
dipeptide
stof waarvan elk molecuul bestaat uit twee aminozuureenheden. Een dipeptide onstaat uit twee aminozuren door condensatie.
22
New cards
eiwit
proteïne of eiwit is een stof waarvan elk molecuul is opgebouwd uit veel aminozuur-eenheden
23
New cards
emulgeren
van grote vetdruppels kleine vetdruppeltjes maken
24
New cards
endopeptidase
enzym dat middenin een polypeptide keten knipt
25
New cards
enzymen
biokatalysator. Organische stof die stofwisselingsprocessen versnelt zonder zelf verbruikt te worden
26
New cards
essentieel aminozuur
aminozuur dat je perse via je voedsel moet binnen krijgen en niet zelf kunt aanmaken
27
New cards
essentieel vetzuur
bepaalde omverzadigde vetzuren die niet in het lichaam kunnen worden gemaakt uit andere organische stoffen. Deze vetzuren moeten in het voedsel voorkomen
28
New cards
exopeptidase
enzym dat een aminozuur afknipt aan de uiteinden van een polypeptide; er zijn aminopeptidases en carboxypeptidases
29
New cards
gal
afscheidingsproduct van de lever, dat een mengsel is van o.a. galzure zouten. Deze galzouten emulgeren vetten en bevorderen de vertering van vetten.
30
New cards
gluconeogenese
het maken van glucose uit aminozuren
31
New cards
hydrolyse
splitsing met behulp van water
32
New cards
koolhydraat
zijn voedingsstoffen ("suikerketens") die door het lichaam als brandstof worden gebruikt
33
New cards
lactose
melksuiker
34
New cards
lipase
enzym van de alvleesklier dat vetten splitst tot glycerol en drie vetzuren
35
New cards
lipiden
vetten
36
New cards
lymfevat
onderdeel van het lymfestelsel; deze vaten vervoeren vooral vocht en witte bloedcellen
37
New cards
lysozymen
stoffen die de celwand van micro-organismen aantasten
38
New cards
maagportier
de kringspier tussen de maag en de twaalfvingerige darm. De maagportier werkt o.i.v. de pH in de twaalfvingerige darm. De maagportier laat een klein beetje van de voedselbrij door naar de twaalfvingerige darm.
39
New cards
maltase
enzym dat maltose afbreekt tot twee moleculen glucose
40
New cards
maltose
een disacharide
41
New cards
microvilli
zijn microscopische uitstulpingen van het celmembraan die het oppervlak van cellen drastisch vergroten. Microvilli zijn te vinden in de dunne darm
42
New cards
monosacharide
suikers met één ringstructuur in het molecuul, veelal met vijf of zes C-atomen, zoals glucose, fructose en ribose. Uit monosachariden worden di- en polysachariden opgebouwd.
43
New cards
nucleasen
enzymen die DNA en RNA afbreken
44
New cards
onverzadigd vetzuur
vetzuur met minstens 1 dubbele koolstofbinding.
45
New cards
optimumtemperatuur
temperatuur waarbij een enzym de hoogste hoeveelheid substraat omzet
46
New cards
pancreas
alvleesklier
47
New cards
pepsine (peptase)
enzym afgegeven door de maag om eiwitten af te breken tot kleinere polypetiden
48
New cards
pepsinogeen
inactief pro-enzym, welke onder invloed van zoutzuur geactiveerd kan worden tot pepsine
49
New cards
peptidase
enzym dat polypetiden afbreekt tot losse peptiden (aminozuren)
50
New cards
peristaltiek
golvende afwisselende samentrekking van lengte- en kringspieren van de darm en andere holle organen
51
New cards
polair
geladen (elektronen zijn in stof niet gelijk verdeeld)
52
New cards
polymeer
veel van dezelfde moleculen aan elkaar vast gekoppeld
53
New cards
polypeptide
aminozuurketen
54
New cards
poortader
bloedvat dat loopt van de dunne darm naar de lever
55
New cards
resorptie
opname van stoffen uit de darmwand
56
New cards
spoorelement
mineralen die je slechts in geringe hoeveelheden nodig hebt
57
New cards
substraat
stof die door een enzym wordt omgezet
58
New cards
symport
twee verschillende stoffen moeten samen door een transporteiwit heen getransporteerd worden
59
New cards
tight-junction
alle darmepitheelcellen zijn door eiwitten strak aan elkaar verbonden. De ondoordringbare laag heet ' tight-junction'
60
New cards
trypsine
enzym dat lange polypeptiden splitst in kleinere polypeptiden
61
New cards
verzadigd vetzuur
vetzuur, waarbij de C-atomen door enkele bindingen met elkaar verbonden zijn
62
New cards
vet
organische stof waarvan elk molecuul ontstaat door het binden van een glycerolmolecuul en drie vetzuurmoleculen.
63
New cards
vitaminen
stof die ervoor zorgt dat men gezond blijft. Vitaminen of de voorlopers ervan, provitaminen moeten in kleine hoeveelheden in het voedsel aanwezig zijn.
64
New cards
voedingsmiddel
alles wat je eet of drinkt
65
New cards
voedingsstof
bruikbare bestanddeel van het voedsel. Voedingstoffen worden opgenomen door een organisme of een cel of verteerd tot stoffen die kunnen worden opgenomen.
66
New cards
voedingsvezels
verzamelnaam voor stoffen in plantaardig voedsel, die niet door menselijke enzymen kunnen worden afgebroken, bestaande uit de celwanden.
67
New cards
weefselvocht
het vocht buiten de cellen en buiten de haarvaten
68
New cards
zetmeel
polysacharide, ontstaan door aaneenkoppelen van glucose, is een reservestof voor energie.