Kennislijn blok 3

0.0(0)
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/179

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Psychologie

180 Terms

1
New cards
Bio-ecologische systeemtheorie (Bronfenbrenner)
Benaderen van individu vanuit verschillende systemen

* Interactie tussen biologisch, psychologisch en sociaal
* Omgeving en kind beïnvloeden elkaar
2
New cards
Lagen van bio-ecologisch systeemmodel (Brondfenbrenner)
* __Intrapersoonlijk__
* __Microsysteem__: directe omgeving
* __Mesosysteem__: relaties tussen microsystemen
* __Exosysteem__: maatschappelijke systemen
* __Macrosysteem__: wetten, instituties, waarden, normen
* __Chronosysteem__: verloop van tijd
3
New cards
Locus of control
Besef van het kunnen beïnvloeden van het leven

* Hoog: handelen vanuit het idee van invloed op het leven, gevoel van competentie
* Laag: denken dat factoren buiten zelf bepalen hoe het met zelf gaat
4
New cards
Hypothese van het sociale brein
Evolutie van het brein heeft ons goed gemaakt in het inschatten van anderen, samenwerken, herkennen en onthouden van anderen, meevoelen met anderen, laten beïnvloeden door anderen
5
New cards
Motivatie
Beweegredenen, drijfveren; behoefte, wens, doel dat persoon drijft tot bepaald gedrag
6
New cards
Behoefte vs. wens
__Behoefte__: iets wat je nodig hebt om te leven of functioneren

__Wens__: iets wat je wil, maar wat geen levensvoorwaarde is
7
New cards
Indeling van motivatie (Baumeister)
* Motivaties die we delen met dieren (eten en drinken, dood vermijden, nieuwschierigheid, controle)
* Motivaties die we delen met sociale dieren (verbinding, seks, opvoeden, agressie)
* Motivaties die komen vanuit cultuur (taal, eigenwaarde, succes, betekenisvol leven)
8
New cards
Behoeften die de mens motiveren
* Behoefte aan controle
* Behoefte om erbij te horen
* Agressie (onderliggend motief van bescherming of macht)
* Behoefte om te zorgen, helpen, op te voeden
* Behoefte aan positieve eigenwaarde
9
New cards
Behoefte aan controle (beheersing) en vormen hiervan
Bv. vaardigheden, autonomie, begrip en voorspelling

* __Primaire controle__: controle over omgeving zodat deze het best functioneert
* __Secundaire controle__: beheersing van gedrag/gevoelens voor immuniteit voor negatieve invloeden
* __Voorspellingscontrole__: voorbereiden op toekomstige gebeurtenissen door ze te voorspellen
* __Begripscontrole__: onzekerheid verminderen door oorzaak van gebeurtenissen te begrijpen
10
New cards
Aangeleerde hulpeloosheid
Wanneer een mens/dier een tijd geen invloed kan uitoefenen over hun omgeving en wat hen overkomt, leert die aan dat dit nooit kan

* Oncontroleerbare gebeurtenissen > waargenomen gebrek aan controle > gegeneraliseerd hulpeloos gedrag
11
New cards
Vormen van agressie
* __Fysieke agressie__: beschadigen van anderen of voorwerpen
* __Verbale agressie__: kwetsende en beledigende uitlatingen
* __Indirecte/relationele agressie__: schade berokkenen door relaties en gevoel van erbij horen beschadigd wordt
* __Reactieve agressie__: woedereactie op frustratie bij gebrek aan zelfcontrole, impulsief
* __Proactieve agressie__: doelgericht, instrumenteel agressief gedrag onder controle van externe beloningen of een doel om te bereiken
12
New cards
Behoefte aan positieve eigenwaarde
Streven naar positieve waardering van zelf, bij onszelf en anderen (vooral die op ons lijken)

* __Looking glass-self-theorie__: we kijken naar zelf door de ogen van anderen
* __Neerwaartse vergelijking__: vergelijken met wie het slechter doet
* __Opwaartse vergelijking__: vergelijken met wie het beter doet
13
New cards
Piramide van Maslow
5 hiërarchisch gestructureerde behoefteniveaus

* Als een lagere behoefte niet bevredigd is, zijn de hogere niet actief en worden losgelaten
* Niet iedereen past in dit model, westers gericht
14
New cards
5 niveaus in piramide van Maslow
* Lichamelijk/fysiologisch
* Veiligheid en beschermind
* Liefde en verbondenheid
* Eigenwaarde
* Zelfverwerkelijking
15
New cards
Beloningswaarde van een doel
Verklaart hoe sterk motieven kunnen zijn en hoe wij nieuwe motieven leren

* bv. iets wat we per ongeluk ervaren dat prettig is, streven wij weer na
16
New cards
Extrinsieke vs. intrinsieke motivatie
* __Extrinsiek__: motief voor gedrag ligt buiten de persoon, iets doen voor een beloning of om straf te voorkomen
* __Intrinsiek__: motivatie vanuit persoon zelf, omdat die het wil, door innerlijke gevoelens
17
New cards
Aspiratieniveau
Niveau waarop behoeftebevrediging wordt nagestreefd

* Hoog aspiratieniveau heeft hoge doelen en neemt kans op falen voor lief
* Gevormd door eerdere ervaringen en eigenwaarde
18
New cards
Zelfdeterminatietheorie (ZDT) en drie basisbehoeften
Theorie dat er drie aangeboren psychologische basisbehoeften zijn die - indien bevredigd - een optimale functionering en groei van een persoon mogelijk maken

* Cliënt zien als actief, groeigericht en contactzoekend, zodat deze zelf gaat groeien ipv. door straf en beloning

Drie basisbehoeften

* __Autonomie__: zelfregie, zeggenschap over keuzes en gedrag
* __Verbondenheid__: erbij horen, gezien en erkend worden
* __Competentie__: iets goed uitvoeren, vaardigheden beheersen
19
New cards
Aanvullende theorie over extrinsieke/intrinsieke motivatie
* __Externe regulatie__: extreem extrinsiek, gedrag wordt bepaald door beloning of straf die erbij hoort (bv. boete voorkomen)


* __Geïntrojecteerde gereguleerde motivatie__: extrinsiek, reden van gedrag is buiten zelf maar met interne druk om gedrag uit te voeren (bv. schaamte vermijden)
* __Geïdentificeerde regulatie__: extrinsiek, persoon vindt het gedrag belangrijk door eigen normen en waarden maar wil het liever niet (bv. pijn van anderen vermijden)
* __Geïntegreerde gereguleerde motivatie__: extrinsiek, begrip van noodzaak van gedrag omdat het overkomt met eigen waarden/normen en die van maatschappij; verschillende motieven op elkaar afgestemd (bv. netheid, veiligheid van mensen, voorbeeld zijn voor anderen)
* __Intrinsieke motivatie__: genieten van de activiteit
20
New cards
Stadiamodel van gedragsverandering (6 stadia)
Onderzoeken in welk stadium de cliënt zit en hierop aansluiten om te stimuleren

* __Voorstadium__: niet/nauwelijks bewust van probleem, geen verband zien met eigen gedrag, weinig aandacht
* __Overweging__: stilstaan bij gedrag, pros/cons, maar geen verandering in gedrag en opmerkingen van anderen hebben weinig effect
* __Beslissing__: persoon besluit (n)iets te doen, er worden plannen gemaakt
* __Actie__: actieve verandering van gedrag vanuit persoon, zichtbaar voor omgeving
* __Volhouden__: nieuw gedrag vindt plaats en wordt geïntegreerd in het leven en activiteiten
* __Terugval__: het niet-volhouden van nieuw gedrag

Verschillende fasen worden vaker doorlopen, gaat in een cyclus, niet altijd geordend en kan tegelijk gaan
21
New cards
Motiverende gespreksvoering
Gesprekstechniek waarbij het doel is om gedragsverandering bij cliënten (weer) op gang te brengen via het ontwikkelen van hun motivatie

* Verandering uitlokken via intrinsieke motivatie, niet door verandering op te leggen
22
New cards
Gewaarwording vs. waarneming
__Gewaarwording__: prikkels uit omgeving/lichaam die geregistreerd worden door zintuigen

__Waarneming__: hersenen die orde brengen aan de chaos van de prikkels; het bewust worden van wat er gebeurt in de zintuigen
23
New cards
Subjectieve psychologische ervaring
Het verschijnsel dat in een situatie waar meerdere mensen zijn, elk persoon verschillende dingen zullen opvallen, dingen verschillend waardeert en herinnert

* Invloed van wat we hebben geleerd, wat is opgeslagen in geheugen (wat weer beïnvloed wordt door waarneming)
24
New cards
Spiegeltheorie
Wat wij waarnemen is een correcte weergave van de werkelijkheid

* Spiegel vangt op en registreert (passief), wat je waarneemt is waar
* Wordt gezien als foutieve theorie
25
New cards
Sleuteltheorie
Wat wij waarnemen is bepaald door kenmerken van de werkelijkheid en de waarnemer; waarnemer heeft actieve rol en is verbonden met het waargenomene

* __Primaire eigenschappen__: ‘echte’ eigenschappen, in cijfers uit te drukken, moleculen, etc.
* __Secundaire eigenschappen__: eigenschappen die de waarnemer ervaart, subjectief, geur, kleur, waargenomen grootte, klank, vergelijking, etc.

Wij nemen niet de werkelijkheid waar maar krijgen toegang tot aspecten van de wereld die belangrijk zijn door ontwikkeling van sleutel (zintuigen) die nodig zijn

Wij zien wat belangrijk is voor ons en verwaarlozen andere kenmerken; wat wij waarnemen is een karikatuur van de werkelijkheid
26
New cards
Impliciete vs. expliciete waarneming
__Impliciet__: waarneming die niet tot bewustzijn doordringt maar wel invloed uitoefent op gedrag

* __Subliminale waarneming__: boodschap is kort en klein, wordt niet bewust opgemerkt maar heeft toch invloed

__Expliciet__: waarneming waar we ons bewust van zijn
27
New cards
Drie processen die een rol spelen bij waarneming
__Selectiviteit__: ordenen en kiezen tussen prikkels waar (geen) aandacht aan te besteden

__Adaptatie__: zintuigen passen zich aan aan prikkels die stabiel blijven, waardoor we ze niet meer waarnemen - we merken wel veranderingen in prikkels op

__Relativiteit__: wij nemen geen objectieve aspecten van de werkelijkheid waar, maar altijd vergelijkingen tussen objecten en situaties
28
New cards
Bottom-up vs. top-down verwerking van zintuiglijke informatie
__Bottom-up__: invloed van ontvangen prikkels op wat we uiteindelijk waarnemen (datagestuurd, hetzelfde tussen mensen)

__Top-down__: invloed van kennis/ervatingen/verwachtingen/etc op wat we uiteindelijk waarnemen (theoriegestuurd, zorgt voor verschil in waarneming en betekenis)
29
New cards
Kenmerken van de waarnemer die waarneming beïnvloeden
Aandacht

* Selectie tussen prikkels, actieve aandacht

Motivatie: wat een persoon leidt hun aandacht ergens op te richten

Emotie

Kennis en ervaring
30
New cards
Zintuigsysteem: kijken
* __Retina__: lichtgevoelige doek waarop beeld wordt geprojecteerd waar prikkel heengaat; hersenen keren dit beeld om
* __Staafjes__ zijn gevoelig voor licht, zien in het donker
* __Kegeltjes__ voor kleur en contrast zien
* __Blinde vlek__: stukje dat je niet kan zien dat wordt ingevuld door je brein
31
New cards
Zintuigsysteem: horen
Waarnemen van __luidheid__ (decibel), __toonhoogte__ (hertz), __timbre__ (klankkleur)

* Rechteroor voor luisteren naar taal, linkeroor voor andere geluiden
* Combinatie helpt ruimtelijke orientatie
* Middenoor helpt ook het evenwicht
32
New cards
Zintuigsysteem: ruiken
* Geurreceptoren ontvangen prikkel, zetten om in signaal naar geurzenuw die geur naar hersenen brengt
* 3 functies: alarmfunctie (gevaar), vinden van voedsel, geurpaspoort (andere mensen)
* Geuren beïnvloeden emoties en herinneringen
33
New cards
Zintuigsysteem: proeven
* 5 basissmaken: zout, zuur, zoet, bitter, umami
* Combinatie van geur en smaak (receptoren in smaakknoppen, contact met smaakzenuwen, informatie naar hersenen)
* Aangeboren voorkeuren en invloed van eerdere ervaring
34
New cards
Zintuigsysteem: voelen
* Huid heeft tastreceptoren in verschillende concentraties
* Tast (vorm/structuur), warmte, kou, pijn (en jeuk)
35
New cards
Fysieke vs. sociale pijn
Pijn is subjectief, waarschuwingssignaal bij te sterke prikkels

* __Fysieke pijn__: beschadiging van delen van het lichaam die pijnzenuwen prikkelen
* __Sociale pijn__: ervaring van verdriet die zorgt voor pijn bij dezelfde neurale netwerken
36
New cards
Ontwikkeling van denkvermogen
* Baby’s denken egocentrisch en in oorzaak-gevolg, verbonden aan concrete werkelijkheid en reflexen
* Bij kinderen komt __animisme__ en __magisch denken__ veel voor; zielen zien bij niet-evende dingen en bovennatuurlijke kracht toeschrijven aan dingen
* Cognitieve vaardigheden ontwikkelen
* Later abstract denken; __hypothetisch-deductief__ concrete toepassingen afleiden voor specifieke situaties vanuit een algemene theorie
37
New cards
Theory of Mind
Vermogen om te beseffen dat hoe een ander persoon reageert/denkt, anders kan zijn dan hoe je zelf reageert/denkt; leidt tot empathie
38
New cards
Mentaliseren
Reflecteren op eigen denken/gevoel en denken over denken/gevoel van anderen
39
New cards
Systeem-1 denken
* Automatisch, snel, intuïtief
* Kost geen energie, tegelijk bezig met verschillende taken
* Associatief denken, vormt indrukken, roept gevoelens op
40
New cards
Systeem-2 denken
* Bewust, langzaam, op basis van logica
* Kost energie, één taak tegelijk, veel aandacht
* Diepte ingaan, logische redenering, checken van ideeën
41
New cards
Doelen van denken
* De wereld en jezelf op de juiste wijze begrijpen (systeem 2)
* Bevestigen wat we al denken of vinden, zoeken naar bewijs (systeem 1/2)
* Snelheid in beslissingen (systeem 1)
* Niet veel denken, eenvoudige oplossing (systeem 1)
42
New cards
Cognitief schema
Het samenhangende geheel van iemand’s kennis, emoties en gedrag rondom bepaalde situaties/mensen/gebeurtenissen; kennispakketten

* Meestal aangeleerd, veranderen door nieuwe ervaringen (__cognitief-psychologisch perspectief__ van leren)
43
New cards
Functies van cognitieve schema’s
* De sociale wereld begrijpen
* Gaten in kennis opvullen
* Verwarrende situaties begrijpen
44
New cards
5G-schema
Hulpmiddel om erachter te komen welke (automatische gedachten ertoe leiden dat een bepaalde gebeurtenis bepaalde gevoelens, gedrag en gevolgen vormt

* Onderdeel van CGT, aanpassen van cognitieve schema’s
45
New cards
Priming
Het sneller herkennen van/reageren op een bepaalde situatie door eerdere ervaringen met iets wat op de situatie lijkt

* Activatie van een cognitief schema
46
New cards
Voorspellingsdenken
Ervaringen vormen verwachtingen, vanuit daar interpreteren we wat we waarnemen; als dit afwijkt, passen we een cognitief schema eventueel aan

* __Assimulatie__: aanpassing van schema door uitbreiding met nieuwe kennis
* __Accomodatie__: aanmaken van nieuw schema voor nieuwe informatie
47
New cards
Patroon- of samenhangdenken
Patronen, samenhang en herhalingen herkennen via schema’s

* __Stereotype/stigma__: verwachtingen over bepaalde sociale groep, toepassen van kenmerken op onbekend persoon uit sociale groep, niet gebaseerd op feiten en overdreven
* Vooral systeem-1 denken
48
New cards
Bevestiging-van-wat-je-al-weet-denken
Zoeken van bevestiging van bestaande kennis en het negeren van tegenstrijdige informatie

* __Tunnelvisie__: het niet waarnemen van dingen die je wel zou kunnen waarnemen waardoor foutieve conclusies ontstaan door onwil
* __Confirmatiefout__: neiging om meer aandacht te geven aan informatie die eigen ideeën bevestigd
* __Waan__: vaste overtuiging die niet vatbaar is voor tegensprekende feiten
* __Selffulfilling prophecy__: zichzelf waarmakende voorspelling
* __Pygmalioneffect__: mensen die aangemerkt worden als talentvol worden positiever benaderd door anderen en zichzelf
49
New cards
Oorzaak-gevolgdenken
Zoeken naar oorzaken van gebeurtenissen, vooral bij gedrag van anderen waar dit niet zo duidelijk is

* Attributietheorie
50
New cards
Attributietheorie
Theorie over de wijze waarop mensen gedrag van zichzelf en anderen verklaren in termen van oorzaak en gevolg

* Intern of extern
* Stabiel of instabiel
* Specifiek of algemeen

__Fundamentele attributiefout__: negatief gedrag van een ander wordt snel intern geattribueerd en extern bij jezelf
51
New cards
Wij-begrijpen-elkaar-denken
We lezen en begrijpen elkaar graag

* __Gedeelde aandacht__: twee mensen die tegelijk aandacht geven aan hetzelfde en bewust zijn van elkaar’s aandacht (bv. ‘kijk’ > kijken)
52
New cards
Intelligentie
Vaardigheid in het opslaan/veranderen/inzetten van schema’s en kennis; vermogen om profijt te trekken van ervaringen

* Getest met WISC-III, WAIS, Standord-Binettest
* Intelligentie van het hoofd


* __Verbale/schoolse__: woordenschat, taalgevoel, rekenen, algemene kennis
* __Performale__: uitvoeren van vaardigheden, ruimtelijk inzicht, plannen, motoriek
53
New cards
Emotionele intelligentie
Gevoel(igheid) voor, bewustzijn van, invoelend vermogen over eigen gevoelens en die van anderen

* Intelligentie van het hart
* Vaardigheden in expressie, zelfkennis, empathisch vermogen
54
New cards
Disharmonisch intelligentieprofiel
Groot verschil tussen verbale intelligentie en performale intelligentie
55
New cards
Meervoudige intelligentie
Idee dat mensen verschillende soorten intelligentie hebben

* bv. linguistisch, logisch, muzikaal, visueel, lichamelijk, interpersoonlijk, existientieel
* Kritiek: weinig bewijs, soorten intelligentie staan niet op zichzelf maar hangen samen
56
New cards
4 onderdelen van emotionele intelligentie
* Herkennen van emoties en onderscheiden tussen echte en gespeelde
* Emoties gebruiken voor denken, beslissen, communiceren
* Begrijpen van oorzaken van emoties en deze analyseren
* Emoties reguleren bij jezelf en anderen
57
New cards
Emoties
Patronen van lichamelijk/psychische veranderingen; een innerlijke beleving waar lichaamsfuncties, non-verbale communicatie en gedrag aan gekoppeld zijn

* Emoties kunnen gedrag motiveren, motivatie kan emotie veroorzaken
* Hebben __boodschapwaarde__: communiceren iets en worden hiervoor herkend
58
New cards
Basisemoties
Primaire emoties; ontwikkelen in het eerste levensjaar (aangeboren); worden herkend over groot deel van de wereld

* Vreugde
* Verdriet
* Woede
* Angst
* Verbazing
* Afschuw
59
New cards
Samengestelde emoties
Combinaties van twee basisemoties, goed te herkennen
60
New cards
Zelfbewuste emoties
Secundaire emoties; ontstaan later in het leven wanneer kind beseft dat het uniek is en eigen gedrag veroorzaakt; sociale emoties, komen voor in situaties waar anderen bij zijn betrokken

* Schuld, trots, schaamte, jaloezie
* Vooral te zien in lichaamstaal, gebaren, intonatie ipv. gezichtsuitdrukkingen
61
New cards
Expressieregels
Regels binnen een cultuur of groep over het uiten van emoties

* Verschillen per cultuur, hebben invloed op uiten en beleven van emoties
62
New cards
4 functies van emoties
* Overleven: reageren op bedreiging en aanzetten tot actie (vechten/vluchten)
* Communicatie: boodschapwaarde; elkaar begrijpen, informatie overbrengen
* Verbondenheid: reageren op emoties van een ander, delen
* Denken op scherp zetten: alertheid, denken over situatie, leren van ervaring
63
New cards
Ongeleerde emotionele situatie
Situatie/prikkel die direct een emotie uitlokt zonder dat we erbij nadenken of de situatie inschatten; het is een reflex

* bv. ineen krimpen bij pijn
64
New cards
Geprepareerde associaties
Associaties waarop het lichaam/hersenen zijn voorbereid om snel te leren om overlevingskans te vergroten
65
New cards
Klassiek conditioneren
Leerproces dat voortbouwt op reflexen, vorm van associatief leren
66
New cards
Operant conditioneren
Leerproces waarbij gevolgen op vertoond gedrag bepalen of het gedrag vaker gaat voorkomen of verdwijnt
67
New cards
Model-leren
Nadoen van een voorbeeld, imiteren
68
New cards
Aspecten van een emotie
Gebeurtenis/situatie die een emotie uitlokt

* Situaties krijgen emotionele waarde door eerdere ervaring of cognitieve activiteiten
* Een situatie kan ons raken en gevoel/interpretatie heeft invloed op verdere emotionele reactie

Lichamelijke aspecten

* Autonome reacties
* Veranderingen in hormonen (adrenaline, dopamine, oxytocine)
* Fight/flight/freeze

Gedragsaspecten

* Buitenkant van emotie, wat anderen kunnen zien
* Expressiviteit vs. emotioneel handelen

Gevoelsaspecten

* Binnenkant van een emotie
* Lichamelijke veranderingen, taxatie van situatie, actiebereidheid en (on)prettigheid
* Emotioneel gevoel is vaak bewustzijn van actiebereidheid en de controle hierover
69
New cards
Autonome reacties
Automatische lichamelijke reacties, buiten eigen controle (hartslag, bloeddruk, ademhaling, transpiratie)

* __Automatische taxatie__: lichaam reageert op emotionele situatie voor we situatie bewust hebben ingeschat en voor gevoel ontstaat
70
New cards
Hersenactiviteit bij emoties
Cortex (hersenschors): bewuste strategieën en menselijke eigenschappen (taal, cognitie, empathie, wil)

Subcorticale gebieden: emoties, autonome reacties

Linkerhersenhelft: rechterlichaam en positieve emoties

Rechterhersenhelft: linkerlichaam en negatieve emoties

Amygdalas: belangrijk bij emotieverwerking
71
New cards
James-Lange-theorie
Emoties treden op als gevolg van het ervaren van lichamelijke reacties

* Maar verschillende emoties worden typisch niet door verschillende autonome reacties gekenmerkt en niet alle emoties hebben lichamelijke veranderingen
72
New cards
Expressiviteit van emotie
Communicatie van emotie via gezichtsuitdrukking, lichaamshouding

* __Interactieve expressies__: expressies van emoties om elkaar te beïnvloeden (roepen, stampen, gillen als verzoek om actie bij de ander)
* Expressie is aangeboren en minder te sturen dan gedrag
73
New cards
Emotioneel handelen van emotie
Neiging om expressief gedrag uit te voeren

* __Actiebereidheid__: neiging iets te doen door emotie om iets te veranderen (troosten, slaan)
* Heeft __stuurvoorrang__, krijgt voorrang op ander gedrag
* Wordt aangeleerd (operant conditioneren, model-leren en eigen inzicht)
* Erfelijke voorbereiding speelt rol in leren van emotioneel handelen
74
New cards
Tweefactorentheorie van Schachter en Singer
Ervaren van emotioneel gevoel wordt veroorzaakt door:

* Lichamelijke veranderingen
* Persoon’s interpretatie van situatie waar die zich in bevindt
75
New cards
Evaluatieve aspect van gevoel
Beoordelingsproces van het gevoel en de gevolgen van een emotie

* Is het prettig of niet?
76
New cards
Emotieregulatie
Vaardigheden om eigen emoties te herkennen, adequaat te uiten en gebruiken

* Aanwezigheid van (idee van) publiek kan emotionele impulsen remmen
77
New cards
6 vermogens voor goede emotieregulatie (Nicolai)
* Erkenning en acceptatie van emotie
* Focus, aandacht richten, afstand tot emoties
* Impulsen beheersen
* Bewustzijn van jezelf en wat er in lichaam gebeurt
* Strategieën: feeling en dealing, geruststellen en troosten
* Weten wat je precies voelt
78
New cards
3 soorten sociale steun
Emotioneel, concreet, informatief
79
New cards
Persoonlijkheid
Het dynamische, georganiseerde geheel aan karakteristieken van een mens

* Stabiliteit en ontwikkeling
* Erfelijke aanleg
* Wat kan ik en hoe doe ik dat?
80
New cards
Karakter
Een typisch persoonlijkheidstrek die in een beschrijving wordt uitvergroot; een karikatuur
81
New cards
Identiteit
Persoonlijke identiteit

* Van je paspoort tot groepen waar je mee identificeert, gevormd door eigen keuzes en levensloop
* Innerlijke beleving van continuïteit en uniekheid
* Twijfels komen voor bij grote gebeurtenissen, problematiek of als gevolg van groei
* Wie ben ik?
82
New cards
Zelf/ik/ego
Wat je uniekheid en de capaciteit om je leven aan te sturen geeft, onze wil en eigen regie

* Wie of wat bepaalt wat ik kan, hoe ik iets doe en wie ik ben?
83
New cards
Persoonlijkheidstrek
Gedragskenmerk dat bij een uniek individu hoort en uiterlijk waarneembaar is, dat over langere periode en in verschillende situaties tot uiting komt
84
New cards
Sociale identiteit
Besef van een persoon dat die tot een bepaalde groep behoort en door anderen als zodanig behandeld wordt
85
New cards
Zelfbewustzijn (ego)
Besef dat je een (uniek) persoon bent en eigen beslissingen neemt, daarop vertrouwt en rekening houdt met kwaliteiten en beperkingen

* Vermogen om met jezelf om te gaan en over jezelf na te denken
86
New cards
Het onbewuste
Cognitieve processen die niet (onmiddelijk) toegankelijk zijn voor een mens en toch hun gedrag beïnvloeden
87
New cards
3 lagen van persoonlijkheid
Biologisch: erfelijke voorbereiding, neurologie, hormonen

Psychisch: life events, betekenissen, psychische vorming

Sociaal: cultuur, waarden en normen, invloed van groepen
88
New cards
Big Five
Persoonlijkheidsmodel waarin 5 karaktertrekken worden onderscheiden

* Extraversie vs. introversie
* Vriendelijkheid (altruïsme) vs. onvriendelijkheid
* Zorgvuldigheid vs. onverschilligheid
* Emotionele stabiliteit vs. neuroticisme
* Openheid vs. simpelheid
89
New cards
EAS-indeling
Dimensies van temperament of ‘moeilijke’ kinderen

* Emotionaliteit
* Activiteit
* Sociabiliteit
90
New cards
Coping
Manier waarop iemand met problemen of stress omgaat

Verstandelijke/emotionele reacties en gedrag dat daarop volgt
91
New cards
Copingstrategie
Bewuste keuze van manier van omgaan met problemen/stress

* Te ontwikkelen, hangt af van omgeving en context
92
New cards
Copingstijl
Wanneer dezelfde copingstrategie steeds gekozen wordt

* Enigszins erfelijk voorbereid, kan aangeleerd worden
93
New cards
Actieve vs. passieve coping
__Actief__: problemen aanpakken en niet uit de weg gaan

* Alleen zinvol als je de oorzaak van stress kan veranderen

__Passief__: situatie laten als het is, maar proberen leefbaar/hanteerbaar te houden
94
New cards
Probleemgerichte, emotiegerichte en vermijdende coping
__Probleemgericht__: gericht op probleem dat stress veroorzaakt

* Alleen zinvol als je de oorzaak van stress kan veranderen

__Emotiegerichte coping__: gericht op afnemen van emotionele gevolgen van de stress

* Vooral zinvol bij problemen die geaccepteerd moeten worden

__Vermijdend__: stress-veroorzakende situatie ontlopen of ontkennen
95
New cards
7 manieren van coping
__Confrontatie__: doelgericht het probleem oplossen

__Palliatief reactiepatroon__: afleiding zoeken om niet aan probleem te denken

__Vermijding__: probleem laten gaan of uit de weg gaan

__Sociale steun__: troost en begrip bij anderen zoeken

__Depressief reactiepatroon__: in beslag laten nemen door probleem

__Emoties uiten__: ergernis over probleem laten merken

__Optimisme__: geruststellende gedachten formuleren over probleem
96
New cards
3 indelingen van coping
Actief-passief

Probleemgericht-emotiegericht-vermijdend

7 manieren
97
New cards
3 indelingen van leerstijlen
Vermunt

Leersituaties

Kolb
98
New cards
Leerstijlen van vermunt
__Ongericht__: doelloos, afhankelijk van anderen, geen verwerking van stof

__Reproductiegericht__: leren voor diploma, kennis navertellen zonder eigen inzicht, externe motivatie

__Betekenisgericht__: persoonlijke interesse en interne motivatie om te begrijpen

__Toepassingsgericht__: verbanden leggen, koppelen aan eigen ervaring, toe willen passen, intern of extern gemotiveerd
99
New cards
Indeling van leerstijlen in leersituaties
__De kunst afkijken__: kijken hoe anderen iets doen

__Participeren__: met anderen praten en ideeën helder krijgen

__Kennis verwerven__: theoretisch leren

__Oefenen__: rollenspellen, stages, fouten mogen maken

__Ontdekken__: geen voor-structuur, doen en leren
100
New cards
Leerstijlen van Kolb
__Beschouwer__: dromen, overdenken van ervaringen

* Abstract + actief

__Denker__: waarnemen, verbinden met theorie

* Abstract + reflectief

__Beslisser__: experiment + theorie, praktijktoepassing

* Concreet + reflectief

__Doener__: experimenteren + ervaring, uitproberen

* Concreet + actief