1/153
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Fysieke laag
Een laag uit het drielagenmodel. Deze laag bestaat uit de hardware.
logische laag
Een laag uit het drielagenmodel. Deze laag bestaat uit software die de hardware aanstuurt.
Toepassingenlaag
Een laag uit het drielagenmodel. Deze laag bestaat uit software: de applicaties.
Event handler
Een stukje code dat een gebeurtenis verwerkt.
Event-driven
Door gebeurtenissen gestuurd.
Interface
Een verbinding tussen lagen en/of onderdelen in die lagen.
Hardware-interface
Een verbinding tussen lagen en/of onderdelen in die lagen.
Connector
Een voorbeeld van een hardware-interface, die een (bekabelde) verbinding maakt tussen onderdelen.
Driver
Een interface tussen hard- en software.
Application Programming Interface (API)
Een interface tussen verschillende stukken software.
User interface
De interface waarmee een gebruiker communiceert met het apparaat.
Graphical User Interface (GUI)
Een user interface die gebruikmaakt van een grafische verbinding.
Voice User Interface (VUI)
Een user interface die gebruikmaakt van stembediening.
Command Line user Interface (CLI)
Een user interface die gebruikmaakt van ingetypte opdrachten.
Hoofdstuk 2. Het lagenmodel herkennen
Bij dit hoofdstuk horen geen begrippen.
Hoofdstuk 3. Soorten computers
Supercomputer
De krachtigste en snelste computers die er zijn. Worden gebruikt voor specifieke taken.
Mainframe
Zeer krachtige en snelle computers die gemaakt zijn om jarenlang ononderbroken te blijven werken zonder storingen.
Parallelle verwerking
Op hetzelfde moment vinden verschillende bewerkingen naast elkaar plaats, die stuk voor stuk een enorme rekencapaciteit vergen.
Massive Parallel Processing (MPP)
Andere term voor parallelle verwerking.
Server
Een computer die netwerk- of internettoepassingen mogelijk maakt.
Personal computer (pc)
Een computer die geschikt is voor persoonlijk gebruik: een desktop, laptop, smartphone, enz.
Embedded system
Een apparaat waarbij een computer ingebed is, zoals in keukenapparatuur.
Kenmerken van embedded systems
Onopvallendheid, betrouwbaarheid, veiligheid en tijdigheid.
Internet of Things (IoT)
Een netwerk van aan het internet gekoppelde embedded systems.
Smart city
Een verzameling sensoren die informatie verzamelt over wat er allemaal in een stad gebeurt.
Domotica
De toepassing van IoT en embedded systems in en rond een gebouw, waarbij allerlei processen worden geautomatiseerd.
Hoofdstuk 4. Hardware
Von Neumann-architectuur
Verdeling van hardware in kernapparatuur en randapparatuur.
Kernapparatuur
Onderdeel van de Von Neumann-architectuur; dit omvat de processor en het interne geheugen.
Randapparatuur
Onderdeel van de Von Neumann-architectuur; dit omvat alle overige hardware, die niet tot de kernapparatuur behoort.
Moederbord
De grootste hardware-interface in een computer. Verbindt alle onderdelen met elkaar.
System-on-a-chip (SOC)
Verschillende hardware-onderdelen, zoals moederbord, processor en geheugen, geïntegreerd in één chip.
CPU
Afkorting van Central Processing Unit; de processor.
Multicoreprocessor
Een processor die uit verschillende kernen bestaat, die apart van elkaar instructies kunnen verwerken.
Multitasking
De techniek die het mogelijk maakt dat een computer meerdere taken tegelijk kan uitvoeren.
Pipelining
Het splitsen van instructies in deelinstructies die door de processor parallel worden uitgevoerd.
Intern geheugen
Bestaat uit twee soorten geheugenchips: ROM en RAM.
Read Only Memory (ROM)
Geheugen met gegevens die alleen gelezen kunnen worden. De gegevens worden in de fabriek opgeslagen en zijn dan niet meer wisbaar. Speelt een grote rol tijdens het opstarten van de computer.
Erasable Programmable ROM (EPROM)
Geheugen met gegevens die bij normaal gebruik alleen gelezen kunnen worden. Door de chip bloot te stellen aan UV-straling worden de gegevens gewist en kun je nieuwe gegevens opslaan.
Electronically Erasable Programmable ROM (EEPROM)
Geheugen met gegevens die bij normaal gebruik alleen gelezen kunnen worden. Door speciale signalen te sturen kun je nieuwe gegevens opslaan.
Basic Input/Output System (BIOS)
Een klein programma dat draait bij het opstarten van een computer. Het programma test de hardware en laadt de eerste onderdelen van het besturingssysteem.
Power On Self Test (POST)
Een test van de hardware die uitgevoerd wordt tijdens het opstarten van de computer.
Random Access Memory (RAM)
Geheugen dat nauw samenwerkt met de processor. Hierin worden programma-instructies en tijdelijke gegevens opgeslagen.
Sensor
Een meetinstrument, een hardware-onderdeel dat voor input zorgt. Zet een analoog signaal, zoals een geluids- of radiosignaal om naar digitale data.
Analoog signaal
Een signaal dat kan worden weergegeven als een golf. Het aantal waarden dat het signaal kan aannemen is oneindig.
Digitaal signaal
Een signaal dat op elk moment in de tijd één van een eindig aantal waarden kan aannemen.
Versnellingsmeter
Een sensor die meet of en in welke mate hij in de ruimte wordt bewogen.
Gyroscoop
Een sensor die meet in welke stand hij zich bevindt, zoals rechtop of schuin.
Kompas
Een sensor die meet waar het noorden is, en dus in welke richting hij gericht is.
GPS-chip
Een sensor die meet waar op de aarde hij zich bevindt.
Temperatuursensor
Een sensor die de omgevingstemperatuur meet.
Barometer
Een sensor die de luchtdruk meet.
Afstandssensor
Een sensor die de afstand tot een obstakel meet, bijvoorbeeld je oor bij een smartphone.
Lichtsensor
Een sensor die de hoeveelheid omgevingslicht meet.
Vingerafdruksensor