1/32
Flashcards in Dutch for exam review.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Alfa
De kans op een type 1 fout; hetzelfde als het significantieniveau.
type 1 fout maak je wanneer je de nulhypothese (H₀) verwerpt, terwijl deze in werkelijkheid waar is.
Je denkt dus dat er een effect of verschil is, maar dat is er eigenlijk niet.
Voorbeeld:
Je concludeert dat een nieuw medicijn beter werkt dan het oude,
maar in werkelijkheid is er geen verschil. Je hebt dan ten onrechte een effect gevonden.
kans op deze fout =…
Afhankelijke steekproeven
Steekproeven waarbij de metingen gekoppeld zijn; vaak dezelfde personen die op twee momenten of onder twee omstandigheden worden gemeten.
Afhankelijke variabele/gemeten variabele/uitkomst variabele
De variabele die de onderzoeker meet om te kijken of die beïnvloed wordt door de onafhankelijke variabele.
Betrouwbaarheidsinterval (BI)
In NHST een indicatie van de nauwkeurigheid van de resultaten wordt gegeven met een intervalschatting.
Cohen’s d
Veelgebruikte maat van effectgrootte bij de t-toets.
Conceptuele replicatie
Het herhalen van een onderzoek met andere methoden of situaties, om te testen of het onderliggende effect of theorie overeind blijft.
een herhaling van een onderzoek waarbij je hetzelfde idee of effect test,
maar je gebruikt andere methoden, meetinstrumenten of situaties/context
🔹 Je probeert dus niet exact hetzelfde experiment te herhalen (dat heet een directe replicatie),
maar je checkt:
“Krijg ik hetzelfde effect op een andere manier?”
Contaminatie
Deelnemers in experimentele groep vertellen deelnemers in controlegroep over deelname.
Correlatie-toets
Een statistische toets die bepaalt of er een significante samenhang bestaat tussen twee kwantitatieve variabelen.
Design confounds
Mogelijke alternatieve verklaringen; onbedoelde variabelen of fouten in het onderzoeksontwerp die samenhangen met de onafhankelijke variabele en daardoor het effect op de afhankelijke variabele kunnen beïnvloeden, wat de interpretatie van de resultaten verstoort.
Fouten in het onderzoeksontwerp waarbij een tweede variabele onbedoeld samenhangt met de onafhankelijke variabele.
Daardoor kun je niet zeker weten welke variabele het effect heeft veroorzaakt.
Voorbeeld:
Je onderzoekt het effect van leraar A versus B, maar laat hen lesgeven in twee verschillende ruimtes → de omgeving wordt dan een design confound.
Directe replicatie
Het exact herhalen van een onderzoek om te controleren of het oorspronkelijke resultaat opnieuw gevonden wordt.
Ecologische validiteit
De mate van overeenkomst tussen de werkelijkheid en de experimentele setting.
Gerandomiseerd experiment
Een onderzoek waarbij proefpersonen willekeurig (at random) worden toegewezen aan een experimentele groep (die een behandeling krijgt) of een controlegroep (die geen behandeling krijgt), zodat de invloed van andere factoren wordt geminimaliseerd en causale verbanden kunnen worden vastgesteld.
Manipuleert (lett ook de definitie van experimenteel onderzoek)
Het bewust veranderen van een onafhankelijke variabele door de onderzoeker om het effect op een andere (afhankelijke) variabele te meten.
Onafhankelijke groepen
Twee of meer groepen waarbij de deelnemers niet overlappen en geen invloed op elkaar uitoefenen; elke persoon zit in slechts één groep.
Onafhankelijke steekproeven
Steekproeven waarbij de groepen geen verband met elkaar hebben; verschillende personen in elke groep.
Power/onderscheidingsvermogen
Kans op het juist verwerpen van de H0, als die onjuist is
… = 1 − β
Waarbij:
β (beta) = kans op een Type II-fout (H₀ niet verwerpen terwijl het eigenlijk onjuist is)
Dus … is het tegenovergestelde van een Type II-fout
Quasi-experiment
Een soort experiment waar niet wordt gerandomiseerd maar wel wordt gemanipuleerd.
geen zuiver experiment
je kan niet gerandomiseerd deelnemers uitkiezen
Een onderzoeksopzet waarbij je een interventie uitvoert zonder random toewijzing van deelnemers aan groepen.
Je meet het effect, maar kunt minder zeker zijn dat het verschil echt door de interventie komt.
Significant
Wanneer een onderzoeker de keuze maakt H0 te verwerpen, wordt het resultaat statistisch … genoemd; dat een resultaat waarschijnlijk niet op toeval berust, maar een echt effect aangeeft.
Onafhankelijke variabele/gemanipuleerde variabele
De variabele die de onderzoeker manipuleert om te onderzoeken welk effect dit heeft op een andere variabele (de afhankelijke variabele).
PICO
P = Populatie, I = Interventie, C = Comparatie, O = Outcome
Power
De kans dat een toets een echt effect ontdekt (dus H₀ terecht verwerpt); hoge power = kleine kans op Type II-fout
het berust dus niet op toeval
Puntschatting
Één getal dat je gebruikt als schatting voor een kenmerk van de hele populatie.
Een enkel getal dat je gebruikt als schatting voor een populatieparameter, zoals het gemiddelde of percentage.
Bijvoorbeeld: het steekproefgemiddelde is een … van het populatiegemiddelde.
Randomisatie
Het willekeurig toewijzen van proefpersonen aan verschillende groepen (bijv. experimenteel of controle), zodat de groepen vergelijkbaar zijn en bias wordt voorkomen.
Replicatie+uitbreiding
Een onderzoek waarbij je het originele experiment deels herhaalt, maar ook nieuwe elementen toevoegt om het verder te onderzoeken.
Selectie
Een bedreiging voor de interne validiteit die ontstaat wanneer er al verschillen bestaan tussen groepen vóór de start van het experiment, waardoor het effect mogelijk niet door de interventie komt.
Statische hypothese
Formele uitspraken over een populatie die je toetst met steekproefgegevens; meestal bestaan ze uit een nulhypothese (H₀) en een alternatieve hypothese (H₁).
Statistische toets
Een beslissingsmethode op basis van kansrekening om te bepalen of een effect “echt” is of toeval.
Steekproeffont
Elke keer dat er een steekproef getrokken wordt, zal het resultaat iets afwijken van de echte waarde in de populatie.
T-toets voor onafhankelijke groepen
Als de gemiddelde scores van twee onafhankelijke groepen worden vergelijken.
Type 2 fout/een fout van de tweede soort
Foutief de nulhypothese niet verwerpen.
h0 klopt niet en je verwerpt hem niet
Type 1 fout/ (α-fout)
Je verwerpt de nulhypothese, terwijl die eigenlijk waar is; valse positieve; je denkt dat er een effect is, maar dat is er niet; kans = α (bijv. 0,05)
Type II-fout (β-fout)
Je houdt de nulhypothese aan, terwijl die eigenlijk onwaar is; valse negatieve; je denkt dat er géén effect is, maar dat is er wél; kans = β; Power = 1 - β
Welch’s t-toets
Een t-toets voor het vergelijken van twee gemiddelden bij onafhankelijke steekproeven als de varianties ongelijk zijn.