Begrippen blok 2 (8-11)

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/32

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Flashcards in Dutch for exam review.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

33 Terms

1
New cards

Alfa

De kans op een type 1 fout; hetzelfde als het significantieniveau.

  • type 1 fout maak je wanneer je de nulhypothese (H₀) verwerpt, terwijl deze in werkelijkheid waar is.

    Je denkt dus dat er een effect of verschil is, maar dat is er eigenlijk niet.

    Voorbeeld:
    Je concludeert dat een nieuw medicijn beter werkt dan het oude,
    maar in werkelijkheid is er geen verschil. Je hebt dan ten onrechte een effect gevonden.

  • kans op deze fout =…

2
New cards

Afhankelijke steekproeven

Steekproeven waarbij de metingen gekoppeld zijn; vaak dezelfde personen die op twee momenten of onder twee omstandigheden worden gemeten.

3
New cards

Afhankelijke variabele/gemeten variabele/uitkomst variabele

De variabele die de onderzoeker meet om te kijken of die beïnvloed wordt door de onafhankelijke variabele.

4
New cards

Betrouwbaarheidsinterval (BI)

In NHST een indicatie van de nauwkeurigheid van de resultaten wordt gegeven met een intervalschatting.

<p>In NHST een indicatie van de nauwkeurigheid van de resultaten wordt gegeven met een intervalschatting.</p>
5
New cards

Cohen’s d

Veelgebruikte maat van effectgrootte bij de t-toets.

6
New cards

Conceptuele replicatie

Het herhalen van een onderzoek met andere methoden of situaties, om te testen of het onderliggende effect of theorie overeind blijft.

een herhaling van een onderzoek waarbij je hetzelfde idee of effect test,
maar je gebruikt andere methoden, meetinstrumenten of situaties/context

🔹 Je probeert dus niet exact hetzelfde experiment te herhalen (dat heet een directe replicatie),
maar je checkt:
“Krijg ik hetzelfde effect op een andere manier?”

7
New cards

Contaminatie

Deelnemers in experimentele groep vertellen deelnemers in controlegroep over deelname.

8
New cards

Correlatie-toets

Een statistische toets die bepaalt of er een significante samenhang bestaat tussen twee kwantitatieve variabelen.

9
New cards

Design confounds

Mogelijke alternatieve verklaringen; onbedoelde variabelen of fouten in het onderzoeksontwerp die samenhangen met de onafhankelijke variabele en daardoor het effect op de afhankelijke variabele kunnen beïnvloeden, wat de interpretatie van de resultaten verstoort.

  • Fouten in het onderzoeksontwerp waarbij een tweede variabele onbedoeld samenhangt met de onafhankelijke variabele.
    Daardoor kun je niet zeker weten welke variabele het effect heeft veroorzaakt.

    Voorbeeld:
    Je onderzoekt het effect van leraar A versus B, maar laat hen lesgeven in twee verschillende ruimtes → de omgeving wordt dan een design confound.

10
New cards

Directe replicatie

Het exact herhalen van een onderzoek om te controleren of het oorspronkelijke resultaat opnieuw gevonden wordt.

11
New cards

Ecologische validiteit

De mate van overeenkomst tussen de werkelijkheid en de experimentele setting.

12
New cards

Gerandomiseerd experiment

Een onderzoek waarbij proefpersonen willekeurig (at random) worden toegewezen aan een experimentele groep (die een behandeling krijgt) of een controlegroep (die geen behandeling krijgt), zodat de invloed van andere factoren wordt geminimaliseerd en causale verbanden kunnen worden vastgesteld.

13
New cards

Manipuleert (lett ook de definitie van experimenteel onderzoek)

Het bewust veranderen van een onafhankelijke variabele door de onderzoeker om het effect op een andere (afhankelijke) variabele te meten.

14
New cards

Onafhankelijke groepen

Twee of meer groepen waarbij de deelnemers niet overlappen en geen invloed op elkaar uitoefenen; elke persoon zit in slechts één groep.

15
New cards

Onafhankelijke steekproeven

Steekproeven waarbij de groepen geen verband met elkaar hebben; verschillende personen in elke groep.

16
New cards

Power/onderscheidingsvermogen

Kans op het juist verwerpen van de H0, als die onjuist is

  • … = 1 − β

    Waarbij:

    • β (beta) = kans op een Type II-fout (H₀ niet verwerpen terwijl het eigenlijk onjuist is)

    • Dus … is het tegenovergestelde van een Type II-fout

17
New cards

Quasi-experiment

Een soort experiment waar niet wordt gerandomiseerd maar wel wordt gemanipuleerd.

  • geen zuiver experiment

  • je kan niet gerandomiseerd deelnemers uitkiezen

  • Een onderzoeksopzet waarbij je een interventie uitvoert zonder random toewijzing van deelnemers aan groepen.
    Je meet het effect, maar kunt minder zeker zijn dat het verschil echt door de interventie komt.

18
New cards

Significant

Wanneer een onderzoeker de keuze maakt H0 te verwerpen, wordt het resultaat statistisch … genoemd; dat een resultaat waarschijnlijk niet op toeval berust, maar een echt effect aangeeft.

19
New cards

Onafhankelijke variabele/gemanipuleerde variabele

De variabele die de onderzoeker manipuleert om te onderzoeken welk effect dit heeft op een andere variabele (de afhankelijke variabele).

20
New cards

PICO

P = Populatie, I = Interventie, C = Comparatie, O = Outcome

<p>P = Populatie, I = Interventie, C = Comparatie, O = Outcome</p>
21
New cards

Power

De kans dat een toets een echt effect ontdekt (dus H₀ terecht verwerpt); hoge power = kleine kans op Type II-fout

  • het berust dus niet op toeval

22
New cards

Puntschatting

Één getal dat je gebruikt als schatting voor een kenmerk van de hele populatie.

  • Een enkel getal dat je gebruikt als schatting voor een populatieparameter, zoals het gemiddelde of percentage.
    Bijvoorbeeld: het steekproefgemiddelde is een … van het populatiegemiddelde.

23
New cards

Randomisatie

Het willekeurig toewijzen van proefpersonen aan verschillende groepen (bijv. experimenteel of controle), zodat de groepen vergelijkbaar zijn en bias wordt voorkomen.

24
New cards

Replicatie+uitbreiding

Een onderzoek waarbij je het originele experiment deels herhaalt, maar ook nieuwe elementen toevoegt om het verder te onderzoeken.

25
New cards

Selectie

Een bedreiging voor de interne validiteit die ontstaat wanneer er al verschillen bestaan tussen groepen vóór de start van het experiment, waardoor het effect mogelijk niet door de interventie komt.

26
New cards

Statische hypothese

Formele uitspraken over een populatie die je toetst met steekproefgegevens; meestal bestaan ze uit een nulhypothese (H₀) en een alternatieve hypothese (H₁).

27
New cards

Statistische toets

Een beslissingsmethode op basis van kansrekening om te bepalen of een effect “echt” is of toeval.

28
New cards

Steekproeffont

Elke keer dat er een steekproef getrokken wordt, zal het resultaat iets afwijken van de echte waarde in de populatie.

29
New cards

T-toets voor onafhankelijke groepen

Als de gemiddelde scores van twee onafhankelijke groepen worden vergelijken.

30
New cards

Type 2 fout/een fout van de tweede soort

Foutief de nulhypothese niet verwerpen.

  • h0 klopt niet en je verwerpt hem niet

31
New cards

Type 1 fout/ (α-fout)

Je verwerpt de nulhypothese, terwijl die eigenlijk waar is; valse positieve; je denkt dat er een effect is, maar dat is er niet; kans = α (bijv. 0,05)

32
New cards

Type II-fout (β-fout)

Je houdt de nulhypothese aan, terwijl die eigenlijk onwaar is; valse negatieve; je denkt dat er géén effect is, maar dat is er wél; kans = β; Power = 1 - β

33
New cards

Welch’s t-toets

Een t-toets voor het vergelijken van twee gemiddelden bij onafhankelijke steekproeven als de varianties ongelijk zijn.