1/52
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
inhoud
1 — cellulaire communicatie
2 — GPCRs
3 — katalytische receptoren
1 — CELLULAIRE COMMUNICATIE
soorten cel-cel communicatie
direct
via chemische signalen
directe cel-cel communicatie
= juxtacrien
via gap junctions
6 connexines → 1 hemiconnexon = hemikanaal
2 hemiconnexonen → 1 connexon
meerdere connexonen → gap junction
gap junction = regio met lage weerstand voor ionen (syncytium)
regeling door pH, Ca2+ en cAMP
herhaling — H2
tight junctions = zonula occludens
claudines + occludines
adhering junctions = zonula adherens
cadherines
Ca2+
gap junctions
connexonen
Ca2+
desmosomen = macula adherens
cadherines
cel-cel communicatie via chemische signalen
endoccrien
paracrien
synaptisch
autocrien
endocrien
hormonen worden via bloed verspreid naar doelcellen
over lange afstanden
paracrien
cellen communiceren met naburige cellen via lokale signaalmoleculen
vb. synaptische communicatie
synaptisch
elektrisch → chemisch → elektrisch
neurotransmitter slechts tijdelijk aanwezig;
endocytose = heropname
afbraak door enzymen i/d synaptische spleet
geïmmobilizeerd door ECM
autocrien
cel produceert een signaal dat zijn eigen activiteit beïnvloedt
signalisatie via membraan-geassocieerde receptoren
herkenning
transductie
transmissie
modulatie
antwoord
terugkoppeling
herkenning
niet-covalente interacties
bi-moleculaire interactie
dosis (concentratie)
niet-covalente interacties (3)
= elektromagnetische interacties tss moleculen
elektrostatische interacties
vb. ionbinding
Van der Waals interacties
vb. dipool-dipool
hydrofobe interacties
bi-moleculaire interactie — ligand & receptor
k = associatieconstante
[s-1M-1]
𝓁 = dissociatieconstante
[s-1]
KD = 𝓁 / k = evenwichts-dissociatieconstante [M]
concentratie waarbij 50% v/d receptoren bezet zijn
hoe lager KD
hoe hoger affiniteit
hoe langer levensduur complex
dosis (concentratie)
ICx
[inhibtor] om functie met x% te verminderen
afhankelijk 3 factoren;
[enzym]
[substraat]
mechanisme inhibitie
Hill-functie
dosis-effect curves
Hill-nummer (n) = graad coöperativiteit tss bindingsplaatsen
n = 1; 1 ligand aan 1 receptor = 1 bindingsplaats
n = 2; 2 bindingsplaatsen die elkaar beïnvloeden
in praktijk vaak geen geheel getal
transductie
extracellulaire boodschap → intracellulair signaal of ‘second messenger’
conformationele verandering = structuurverandering met bepaald effect
vb. (in)activatie door fosforylatie
transmissie
second messenger signaal → gepaste effector
modulatie
v/d effector
antwoord
v/d cel op stimulus
terugkoppeling
= feedback mechanism
types chemische signalen (6)
amines
peptiden / proteïnen
steroïde hormonen
eicosanoïden
kleine moleculen
temperatuur, licht, membraan
tensie/stijfheid, voltage/spanning …
multi-point effect
1 ligand kan meerdere receptoren binden → specifieke cel respons
1 molecule initieert verschillende effecten
vb. bijnier; vrijstelling epinephrine
hart ritme ↗
glycogeen afbraak ↗
vasoconstrictie (smooth muscle contraction)
klassen receptoren (2)
ionotroop
receptoren met ionentransport ingebouwd = ionkanaal
ligand geactiveerde kanalen
metabotroop
geen ionkanaal
G-proteïne gekoppelde, katalytische en intracellulaire / nucleaire receptoren
types receptoren (4)
ligand geactiveerde kanalen
= ligand gated channels
G-proteïne gekoppelde receptoren
= G-protein coupled receptors
= GPCR
katalytische receptoren
= catalytic receptors
intracellulaire / nucleaire receptoren
voor hydrofobe / membraan permeabele moleculen
ligand geactiveerde kanalen
ligand = molecule die (meestal extracellulair; soms ook intracellulair) aan receptor bindt
controleren ionen-flux overheen membraan
wijzigen membraanpotentiaal of [Ca2+]
2 — GPCRs
G-proteïne gekoppelde receptor (GPCR)
second messengers → wijziging activiteit ionenkanalen, enzymes, transcriptie factoren …
7 transmembranaire (Tm) segmenten = helices
meestal monomeer
bindingsplaats
extracellulair
ligand; N-terminus
intracellulair
C-terminus
G-proteïnen (loop tss Tm 5-6)
G-proteïnen
α-, β- en γ-subunit;
waarbij βγ samen complex vormen; hangen altijd vast aan elkaar
alle subunits zijn betrokken bij signaal transmissie / effector modulatie
soorten G-proteïnen (5)
Gs
stimuleert cAMP-afhankelijke pathway
activatie adenylyl cyclase
Gi
inhibeert cAMP-afhankelijke pathway
inhibitie adenylyl cyclase
Gq
activeert β-type phospholipase C (PLC-β) enzymes
PIP2 hydrolyseren → DAG & IP3;
second messengers
Golf
odorant
Gt
fototransductie
regulation of G-protein signaling (RGS)
G-proteïne komt los receptor
αβγ-complex → αGTP + βγ-dimeer
α → E1
βγ → E2
GTP → GDP
second messenger — types (3)
hydrofiele moleculen:
vb. cAMP, cGMP, IP3 en Ca2+
in cytosol
hydrofobe moleculen:
vb. DAG en fosfatidylinositolen
membraangeassocieerd
diffunderen; plasmamembraan → intermembraanruimte
gassen:
vb. NO, CO, H2S
diffunderen; door cytosol/celmembraan
second messenger — functies
versterken signalen;
meerdere 2nd messengers per geactiveerde receptor
2nd messenger kan meerdere effectoren beïnvloeden
iedere effector kan meerdere enzymes activeren
integratie van signalen;
receptoren kunnen met verschillende effectoren koppelen
zelfde effector kan door verschillende receptoren geactiveerd worden
second messenger — gemeenschappeljke eigenschappen
synthese en afbraak in specifieke reacties
kan gelokaliseerd → beperking ruimte en tijd signaalactiviteit
opslag in speciale organellen + snelle synthese
3 belangrijkste Gα-protein effector (second messenger) modulatie mechanismen
moduleren adenylyl cyclase activiteit (cAMP concentratie)
modulatie kanaal / receptor activiteit
activatie kinases
phoshodiesterase (afbraak cGMP)
modulatie kanaal / receptor activiteit
phospholipase (afbraak PL)
PL afbraak producten zijn “effectors”: IP3/DAG
modulatie kanaal / receptor activiteit
[Ca2+]
activatie kinases
ATP → cAMP — eenvoudige voorstelling
ATP → cAMP
moduleren adenylyl cyclase activiteit (cAMP concentratie)
modulatie kanaal / receptor activiteit
cAMP beïnvloedt werking enzymes en kanalen
vb. controle hartslag
meestal is Gα de transmitter; soms ook βγ-complex
kan effect van α-subeenheid versterken (synergisch effect)
kan effect van α-subeenheid tegenwerken (antagonistisch effect)
kan onafhankelijk werken
moduleren adenylyl cyclase activiteit (cAMP concentratie)
modulatie kanaal / receptor activiteit
vb. controle hartslag
moduleren adenylyl cyclase activiteit (cAMP concentratie)
activatie kinases
activiteit van receptoren / kanalen / enzymes beïnvloed
kinase; soort enzyme
vb. Proteine Kinase A (PKA)
fosforylatie van proteïnen kan deze meer of minder actief maken
kinase ←→ fosfatase
kinase zet een fosfaat aan Ser/Thr/Tyr
fosfatase verwijdert fosfaat van aminozuren
PKA
zeer streng gecontroleerd door ons lichaam;
regulatoire subeenheden
subcellulaire localizatie van PKA door AKAP (A Kinase Anchoring Protein)
fosfatases keren reactie van kinases om
phoshodiesterase (afbraak cGMP)
modulatie kanaal / receptor activiteit
vb. foton receptie in oog
ligand = licht
cGMP → GMP; kanaal gaat dicht
3 — KATALYTISCHE RECEPTOREN
katalytische receptoren — klassen (5)
guanylyl cyclase
serine / threonine kinase
tyrosine-kinase (RTK)
tyrosine-kinase geassocieerd
tyrosine fosfatase
guanylyl cyclase
GTP → cGMP
liganden zijn meestal kleine peptides
ligand binding → dimerizatie 2 monomeren → activatie guanylyl cyclase → [cGMP] ↑ → activatie PKG (cGMP-afhankelijk kinase) → activatie / inhibitie van proteïnes via fosforylatie
serine / threonine kinase
type 2 receptor bind met een ligand + interageert met type 1 receptor
type 1 receptor wordt gefosforyleerd aan Ser/Thr → kinase activiteit → verdere effecten (downstream)
tyrosine-kinase (RTK)
fosforyleren zichzelf en anderen aan tyrosine
herkenning kan pas na fosforylatie
ligand binding → vorming receptor dimeer → via dimerizatie fosforyleren ze elkaar aan fosfotyrosine motieven (autofosforylatie) → fungeren als bindingsplaats voor proteïnen → vorming receptor signaal complex → verdere effecten (downstream)
tyrosine-kinase (RTK) — in detail
3x autofosforylatie
tyrosine-kinase (RTK)
extracellulair signaal → veranderingen in gen-expressie
tyrosine-kinase geassocieerd
tyrosine-kinase geassocieerde receptoren activeren ‘loosely non-covalent’ geassocieerde tyrosine kinases
liganden;
cytokines
groeifactoren die cel proliferatie en differentiatie reguleren
receptoren bestaan uit meerdere subunits;
homo/heterodimeren (αα & αβ)
heterotrimeren (αβγ)
ligand binding → vorming receptor dimeer → activatie kinases → kinases fosforyleren elkaar en de receptor (autofosforylatie) → fungeren als bindingsplaatsen voor proteïnen
tyrosine fosfatase
verwijdert de fosfaat van tyrosine
actieve vorm = monomeer (itt andere catalytische receptoren)
intracellulaire / nucleaire receptoren
hydrofobe / membraan permeabele moleculen
bovenste 6 (her)kennen