HC7: Zelfmanagement technieken - Zelfinstructie dmv. modeling en zelfmonitoring

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/26

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

27 Terms

1
New cards

Zelfmaangement techniek 1

Zelfinstructie dmv. modeling

2
New cards

wanneer zet je zelfinstructie dmv modeling in?

kind kent de taak, maar weet niet hoe hij te werk moet gaan.

3
New cards

doel zelfinstructie dmv. modeling

aanleren van iets nieuws

4
New cards

zelfinstructie wordt gedaan mbv …

5
New cards

wat houdt cognitieve gedragsmodifcatie (CGM) in?

aanpassen of veranderen van denkgedrag

6
New cards

zelfinstructie is effectiever dan herhaling

  • waar of niet waar

waar

  • bij zelfinstructie = je leert jezelf door verschillende stappen van een taak te loodsen.

    • bij CGM staat zelfinstructie (wat) EN modeling (hoe) dmv begeleiding centraal: het aanleren vd zelfinstructie

7
New cards

zelfinstructie dmv modeling - WAT → stappen

  1. wat moet ik doen?

  2. hoe moet ik het doen?

  3. ik doe het.

  4. ik kijk mijn werk na.

8
New cards

in welke vorm is zelfinstructie?

ik-vorm → stimuleert metacognitieve vd kinderen → generaliseren.

9
New cards

zelfinstructie dmv modeling - HOE

  1. voordoen: cognitieve modeling

    • letterlijk voordoen zoals je wilt dat kind het ook gaat doen.

  2. meedoen: overt, external guidance

    • taak samen uitvoeren.

    • let op dat kind in deze fasen zijn eigen taal gaat gebruiken/zich de stappen eigen gaat maken → gesproken taal, gebaren, pictogrammen, plaatjes.

  3. alleen doen, hardop: overt self-guidance

    • geef ondersteuning waar nodig en herinner kind wat hij moet doen.

    • gaat dit niet goed → terug naar fase 2.

  4. alleen doen, fluisterend: faded, overt self-guidance

    • kind gaat stappen meer internaliseren door te fluisteren en de taak alleen uit te voeren.

    • gaat dit niet goed → terug naar fase 2.

  5. alleen doen, stil: covert self-instruction

    • kind moet stappen helemaal zelf kunnen uitvoeren.

    • kanniet tussentijds controleren, je ziet alleen resultaat.

    • gaat dit niet goed → terug naar fase 2.

10
New cards

welke fase vd modeling is belangrijk om de zelfinstructie te laten internaliseren als ‘internal speech’ en waarom?

fase 2 → belangrijk om taal vh kind te gebruiken → stimuleer opbouwen van ‘externe spraak’ die moet veranderen in ‘interne spraak’.

11
New cards

wat houdt metacognitie in?

het reflecteren op het denken en leren.

  • iemand weet wanneer het bruikbaar is om een bepaalde strategie/handeling in te zetten → metacognitie beschikt.

12
New cards

metacognitief redeneren

bij CGM gaat het in bepaalde situaties over het herkennen en stilstaan bij wat je voelt/denkt/doet en je gaat na of dat juist is en leert in stapjes hoe dat (anders) kan.

13
New cards

zelfmanagement techniek 2

zelfmonitoring (SMA/SMP)

14
New cards

wanneer gebruik je zelfmonitoring (SMA/SMP)?

wanneer kind de taak kent en weet hoe die te werk moet gaan, maar het niet (lang genoeg) doet.

15
New cards

zelfmonitoring

eigen (positieve) gedrag observeren, registreren en beoordelen.

16
New cards

verschil zelfmonitoring en leerkrachtmonitoring

bij leerkacht krijgen kinderen vaak aandacht bij het tonen van negatief gedrag.

  • je wilt juist dat kind feedback krijgt wanneer aandacht vh kind juist hoog is (positieve feedback) → zelfmonitoring.

17
New cards

SMA

Self monitoring of attention: observeer, registreer en beoordeel eigen taakgerichte gedrag.

18
New cards

voorwaarde om SMA in te zetten

kind moet de taak al begrijpen.

19
New cards

verloop zelfmonitoring SMA

  • baseline 1

  • uitleg

  • interventie (reactiviteit)

    • taakgerichte gedrag ging erg omhoog

  • fade 1

  • fade 2

  • baseline 2

20
New cards

verschil SMA en SMP

  • SMA gebeurt tijdens de taak → gericht op aandacht.

  • SMP gebeurt tijdens of na de taak → gericht op

    • productiviteit (kwantiteit: sneller werken) en

    • accuraatheid (kwaliteit: meer goed)

      • gaat over hoeveel taken het kind heeft afgekregen en hoeveel van die taken goed zijn gemaakt.

21
New cards

bij SMA of SMP kan nieuw gedrag aangeleerd worden.

  • waar of niet waar

niet waar → je kunt een SMA of SMP alleen uitvoeren bij taken die het kind al beheerst.

  • voor nieuwe taak aanleren → zelfstrategie of zelfmonitoring.

22
New cards

Zelfmonitoring SMP voorbeeld

knowt flashcard image
23
New cards

3 interventies voor ‘het aanleren van gedrag’

  1. strategietraining → aanleren van nieuwe taak waarbij kind de taak nog niet kent.

  2. zelfinstructie dmv modeling → kind kent de taak, maar weet niet hoe die aan het werk moet gaan.

  3. zelfmonitoring → kind kent de taak en weet hoe die te werk moet gaan, maar doet het niet of niet lang genoeg.

24
New cards

welke interventie:

  • Kind kent taak nog niet

strategietraining → aanleren van nieuwe taak.

25
New cards

welke interventie:

  • kind kent de taak, maar weet niet hoe hij te werk moet gaan.

zelfinstructie dmv modeling

26
New cards

welke interventie:

  • kind kent de taak en weet hoe die te werk moet gaan, maar kan zijn aandacht er niet goed bij houden.

SMA

27
New cards

welke interventie:

  • kind kent de taak en weet hoe die te werk moet gaan, maar maakt de opdrachten te snel, waardoor hij fouten maakt

SMP