1/221
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Sociale Psychologie
De wetenschappelijke studie naar de wijze waarop gedachten, gevoelens, motivaties en gedragingen van mensen beïnvloed worden door de aanwezigheid van anderen en hoe we zelf invloed uitoefenen op hoe andere personen denken, voelen en zich gedragen
Experiment
Een vorm van onderzoek waarbij de onderzoeker controle heeft over de gebeurtenissen en deelnemers volkomen toevallig aan condities worden toegewezen
Vooroordelen
Negatieve gevoelens tegenover andere personen gebaseerd op hun lidmaatschap van bepaalde sociale groepen
Multilevel analyse
Analyse die effecten bepaalt van de verschillende hiërarchische niveaus op een uitkomstvariabele, waarbij het individuele niveau het ondergeschikte niveau vormt en de groep, organisatie of maatschappij het bovengeschikte niveau vormt
Persoonlijkheidspsychologie
De studie van de structuur en de effecten van stabiele en cross-situationele eigenschappen van individuen
Interactionisme
Er is een dynamische wisselwerking tussen dispositie en situatie, waarbij uitingen van disposities afhankelijk zijn van de situatie
Terugblikvertekening
De neiging om de voorspelbaarheid van een bepaalde uitkomst te overdrijven, nadat deze uitkomst optrad
Fundamenteel onderzoek
Onderzoek met het oog op een beter begrip van menselijk gedrag, voornamelijk door het toetsen van hypothesen die uit een theorie zijn afgeleid
Toegepast onderzoek
Onderzoek met het oog op het verbeteren van onze kennis over natuurlijke gebeurtenissen en het oplossen van praktische problemen
Sociale cognitie
De studie van het waarnemen, onthouden en interpreteren van informatie over onszelf en anderen
Sociale neurowetenschap
De studie van de relatie tussen neurologische en sociale processen
Crosscultureel onderzoek
Studie van gelijkenissen en verschillen tussen mensen uit verschillende culturen
Multicultureel onderzoek
studie van gelijkenissen en verschillen tussen mensen uit raciale en etnische groepen binnen eenzelfde cultuur
Non-verbaal gedrag
Lichaamstaal in de vorm van gedrag gebaseerd op niet-talige signalen of tekens, zoals gelaatsuitdrukkingen en lichaamstaal
Paraverbaal gedrag
niet-linguïstische kenmerken van communicatie, zoals de toon, het volume, de intonatie, de articulatie, het timbre en het ritme waarop iets gezegd wordt
Attributietheorie
Theorie over het proces van het toeschrijven van oorzaken aan gedrag
Persoonsattributie
Het toeschrijven van het gedrag van een doelpersoon aan de actor zelf en zijn of haar interne eigenschappen
Situationele attributie
Het toeschrijven van het gedrag van een doelpersoon aan factoren buiten de actor, hetzij een andere persoon, hetzij de situatie
Stabiele attributie
Het toeschrijven van het gedrag van een doelpersoon aan factoren die niet enkel nu aanwezig zijn, maar eveneens in de toekomst gelden
Instabiele attributie
Het toeschrijven van het gedrag van een doelpersoon aan factoren die in dit ene geval opgaan, maar op andere momenten wellicht niet geldig zijn
Theorie van corresponderende gevolgtrekkingen
De theorie die de voorwaarden omschrijft waaronder een waarnemer uit gedrag persoonsattributies zal afleiden. Deze voorwaarden zijn keuzevrijheid, sociale wenselijkheid en de specifiteit van de gunstige effecten
Covariatieprincipe
De stelling dat een gedrag wordt toegeschreven aan de oorzaak die aanwezig is wanneer het gedrag aanwezig is, en die afwezig is wanneer het gedrag niet optreedt
Consensusinformatie
Informatie over het al dan niet voorkomen van het effect bij andere actoren
Tweestappenmodel
Model van attributie stelt dat in een 1ste stap persoonsinformatie verwerkt wordt en dat dit automatisch gebeurt.
In de 2e stap kan eventueel voor situationele factoren gecorrigeerd worden. Dit correctieproces vergt echter inspanning.
Distinctivitermiteitsinformatie
Informatie over het al dan niet voorkomen van het effect bij andere stimuli
Consistentie-informatie
Informatie over het al dan niet voorkomen van het effect bij andere omstandigheden
Attributie-vertekeningen
Omdat we in een korte tijdspanne attributies maken, treden er systematische vertekeningen op in het verzamelen of verwerken van informatie over de oorzaken van het gedrag dat we proberen te verklaren
Fundamentele attributiefout
De neiging om, wanneer we het gedrag van anderen verklaren, de impact van persoonlijke factoren te overschatten en de rol van situaties te onderschatten
Actor-observatoreffect
De tendens om persoonlijke attributites te maken voor het gedrag van anderen en situationele attributies voor zichzelf
Valse consensuseffect
De neiging om eigen opinies, kenmerken en gedragingen als standaard te gebruiken, waardoor we denken dat ze gedeeld worden met en typerend zijn voor anderen
Beschikbaarheidsheuristiek
De neiging om de waarschijnlijkheid van gebeurtenissen te beoordelen op basis van gegevens die in het geheugen beschikbaar zijn en gemakkelijk oproepbaar zijn
Representativiteitsheuristiek
de neiging om een specifieke stimulus te beoordelen op basis van hoe sterk de stimulus lijkt op de algemene categorie
Geloof in een rechtvaardige wereld
De opvatting dat in deze wereld iedereen krijgt waar hij of zij recht op heeft en dat iedereen uiteindelijk naar verdienste zal worden beloond
Primauteitseffect
De bevinding dat eerder genoemde informatie meer impact heeft op het oordelen dan later gepresenteerde informatie
Behoefte aan afsluiting
De behoefte om tot snelle en definitieve beslissingen en oordelen te komen
Betekenisveranderingshypothese
Het feit dat, zodra een impressie gevormd is, nieuwe, consistente informatie op basis van de initiële impressie geherinterpreteerd zal worden
Centrale trekken
Trekken die de aanwezigheid van andere trekken impliceren ven daardoor een sterke impact hebben op de resulterende indruk
Additief model
Dit model veronderstelt dat sociale waarnemers een globale impressie van een persoon vormen door alle positieve en negatieve kenmerken op te tellen
Gemiddeld model
Dit model veronderstelt dat sociale waarnemers een globale impressie van een persoon vormen door het gemiddelde te nemen van alle positieve en negatieve kenmerken
Informatie-integratietheorie
De theorie die stelt dat impressies gebaseerd zijn op een gewogen gemiddelde van de kenmerken van de doelpersoon
Treknegativiteitsvertekening
Er wordt een groter gewicht toegekend aan negatieve dan aan positieveterm 31 eigenschappen
Confirmatievertekening
De tendens om informatie te interpreteren en te vervormen in overeenstemming met de bestaande opvattingen
Persistentie van de opvattingen
De tendens om opvattingen in stand te houden
Zelfvervullende voorspelling
Het fenomeen dat andere personen gedrag stellen conform onze verwachtingen
Sociale Beïnvloeding
De uitoefening van sociale macht door een persoon of een groep om de attitudes en/of het gedrag van anderen te veranderen
Kameleoneffect
Het automatisch nabootsen van allerlei gelaatsuitdrukkingen, de mimiek en de gedragingen van interactiepartners
Conformiteit
De neiging om percepties, opinies en gedrag te veranderen, zodat ze in overeenstemming zijn met de geldende normen van de groep
Normen
Overtuigingen die het gedrag richting geven, gebaseerd op wat de groep als typische of wenselijke gedragingen beschouwt
Meerderheidsinvloed
Sociale beïnvloeding die tot stand komt door blootstelling aan de opinie van de meerderheid, of de meerderheid binnen een groep
Informationele invloed
Invloed die leidt tot conformiteit omdat men de behoefte heeft om correcte oordelen en opinies te vormen
Normatieve invloed
Invloed die leidt tot conformiteit omdat men de behoefte heeft om aanvaard te worden en sympathiek over te komen, waardoor men afwijkend gedrag vermijdt
Private conformiteit
De verandering verwijst niet enkel naar de aanpassing van het gedrag in het bijzijn van anderen, maar ook van de eigen opvattingen
Publieke conformiteit
Een oppervlakkige gedragsverandering veroorzaakt door reële of vermeende groepsdruk zonder dat er een overeenkomstige meningsverandering optreedt
Minderheidsinvloed
Het proces waardoor dissidenten in een groep veranderingen bewerkstelligen
Eigenzinnigheidskrediet
Interpersoonlijk 'krediet' dat men verdient door de groepsnormen te volgen, wat later kan worden ingezet om van de groep af te wijken
Instemmen
Gedragsverandering die het gevolg is van een direct verzoek
Wederkerigheidsnorm
De norm die voorschrijft dat je voor iemand iets terugdoet wanneer hij of zij iets voor jou gedaan heeft, of dat je iemand behandelt zoals hij/zij je behandeld heeft
Crediteurs
Individuen die vaak wederkerigheid hanteren om instemming te verkrijgen
Tweestappennistemmingstechniek
Een aantal verzoektechnieken zijn gebaseerd op twee verwante verzoeken, waarvan het eerste verzoek slechts de voorbereiding vormt voor het tweede, echte verzoek
Voet-tussen-de-deur-techniek
De verzoeker breekt het ijs met een klein verzoek dat men moeilijk kan weigeren. Instemmen met het eerste verzoek vergroot de kans dat men met een volgend, groter verzoek instemt
Zodra-de-bal-aan-het-rollen-is-techniek
De tweestappenstrategie waarbij men eerst een interessante deal voorstelt, maar nadat het slachtoffer het engagement is aangegaan, de kosten verhoogt
Deur-tegen-de-neus-techniek
Iemand doet een eerste veeleisend verzoek (waarop natuurlijk niet wordt ingegaan) en daarna een tweede aanvaardbaar verzoek
Het-is-nog-niet-klaar-techniek
Er is eerst een groot verzoek, maar door het doen van een aantal concessies kan men uiteindelijk instemmen met een tweede, kleiner verzoek
Assertiviteit
Zich niet inschikkelijk tonen door weigeren in te gaan op directe gerichte verzoeken
Gehoorzaamheid
Uitvoeren van een bevel van een autoriteit
Trotseren
Weigeren om een bevel van een autoriteit uit te voeren
Attitude
Een aangeleerde algemene evaluatie van een object, die met een bepaalde intensiteit wordt uitgedrukt
Multicomponentenmodel v attitudes
Het model dat stelt dat attitudes bestaan uit cognitieve, affectieve en gedragsmatige componenten
4 mogelijke reacties op attitudes
positief, negatief, ambivalent of neutraal
Verwachtingswaarde theorie
theorie die stelt dat de attitude tegenover een object bepaald wordt door de verwachting dat een attitudeobject bepaalde kenmerken vertoont, maar ook door hoe sterk die kenmerken worden gewaardeerd.
Klassieke conditionering
Een neutrale stimulus die samen gaat met een (on)aangename stimulus voorkomt, wordt op den duur zelf als (on)attractief ervaren.
Operante conditionering
Door belonen of straffen stijgt of daalt de attractiviteit van de stimulus
Explicite attitiudes
Attitudes die door een persoon bewust gerapporteerd worden
Impliciete attitude
Een attitude die zich situeert op het automatisch niveau en haar basis vindt in de organisatie van materiaal in het geheugen
De semantische differentiaal
De respondent beantwoordt bij deze methode voor een attitudeobject verscheidene schalen die een tegenstelling vormen
Theorie van beredeneerd gedrag
theorie die stelt dat attitudes ten opzichte van een specifiek gedrag samen met subjectieve normen en waargenomen controle het gedrag bepalen
Centrale weg tot overreding
Het overredingsproces waarbij ontvangers de boodschap systematisch analyseren en hun attitudes vooral door sterke argumenten worden beïnvloed
Perifere weg
Het overredingsproces waarbij ontvangers niet zorgvuldig over de boodschap nadenken, maar door uiterlijkheden en oppervlakkige wenken worden beïnvloed
Slapend effect
De neiging om na verloop van tijd de boodschapper te dissocieren vd boodschap, waardoor overtuigende boodschappen van een ongeloofwaardige bron een uitgestelde impact hebben
Behoefte aan cognitie
Een individuele verschilvariabele die refereert aan het genoegen dat wordt ontleend aan het uitvoeren van cognitieve activiteiten
Vaccinatiehypothese
De blootstelling aan een zwakke variant van een overtuigend argument verhoogt de weerstand tegen dat argument
Psychologische reactantie
Individuen die denken overtuigend te zullen worden, aanzien dit als een bedreiging van hun vrijheid, waardoor ze moeilijk overtuigd worden
Cognitieve dissonantietheorie
De theorie die stelt dat disonante cognities fysiologische opwining opwekken die we vervolgens willen reduceren
Onvoldoende justificatie
Wanneer individuen uit vrije wil attitude-inconsistent gedrag stellen, zonder er een grote beloning voor te ontvangen, veranderen ze hun attitude
Onvoldoende afschrikking
Wanneer individuen een aangenaam gedrag niet uitvoeren, hoewel er slechts met een milde straf wordt gedreigd, devalueren ze achteraf de waarde van dit gedrag
Subliminaal bericht
Een boodschap die slechts tijdens enkele milliseconden gepresenteerd wordt, waardoor het publiek zich niet bewust is van het feit dat die stimulus aangeboden werd.
Face-ism
Het fenomeen dat media van mannen eerder het gelaat tonen, terwijl van vrouwen meestal net het lichaam afgebeeld wordt
Prosociale gedragingen
gedrag met het doel anderen te bevoordelen of hun welzijn te verhogen
Verwantschapsselectie
De neiging om genetisch verwante personen te helpen met het oog op het verhogen van de overlevingskansen van gemeenschappelijk genetisch materiaal
Cooperatieve voortplanting
Het fenomeen waarbij kinderen hun eigen voortplanting uitstellen om de ouders bij te staan bij de opvoeding van de allerkleinsten, om aldus mee te helpen eigen genetisch materiaal door te geven
Wederkerig altruisme
De neiging om anderen te helpen, waardoor de kans vergroot dat diegene die we helpen, een wederdienst zal bewijzen, zodat de overlevingskans stijgt
Groepsselectie
De neiging van leden van groepen om elkaar te helpen op basis van sociale verbondenheid zonder dat er genetische verwantschap hoeft te bestaan
Moedige weerstand
Langdurig en bewust grote risico's nemen om anderen te helpen
Egoïsme
de motivatie om het eigen welzijn te verhogen
Altruïsme:
De motivatie om het welzijn van anderen te verhogen
Empathie-Altruïsme hypothese
De stelling dat empathische bezorgdheid om een persoon in nood een altruïstisch motief creert om te helpen
Perspectief nemen
De belangrijkste cognitieve component van empathie, die inhoudt dat iemand van het vermogen heeft om via de verbeelding de wereld te bekijken door de ogen v anderen
Empatische bezorgdheid
De belangrijkste emotionele component van empathie, die inhoudt dat iemand op anderen georienteerde gevoelens van sympathie genegenheid en medeleven ervaart
Omstandereffect
Het feit dat de aanwezigheid van anderen de behulpzaamheid belemmert
Meervoudige onwetenheid
Het fenomeen dat optreedt wanneer we ten onrechte denken dat anderen in een situatie geen gevaarlijk incident zien, louter en alleen omdat niemand reageert. Iedereen wacht dus op een signaal van anderen, die ook allemaal wachten waardoor er geen actie wordt ondernomen