Kaarten: Sociale psychologie begrippen | Quizlet

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/221

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

222 Terms

1
New cards

Sociale Psychologie

De wetenschappelijke studie naar de wijze waarop gedachten, gevoelens, motivaties en gedragingen van mensen beïnvloed worden door de aanwezigheid van anderen en hoe we zelf invloed uitoefenen op hoe andere personen denken, voelen en zich gedragen

2
New cards

Experiment

Een vorm van onderzoek waarbij de onderzoeker controle heeft over de gebeurtenissen en deelnemers volkomen toevallig aan condities worden toegewezen

3
New cards

Vooroordelen

Negatieve gevoelens tegenover andere personen gebaseerd op hun lidmaatschap van bepaalde sociale groepen

4
New cards

Multilevel analyse

Analyse die effecten bepaalt van de verschillende hiërarchische niveaus op een uitkomstvariabele, waarbij het individuele niveau het ondergeschikte niveau vormt en de groep, organisatie of maatschappij het bovengeschikte niveau vormt

5
New cards

Persoonlijkheidspsychologie

De studie van de structuur en de effecten van stabiele en cross-situationele eigenschappen van individuen

6
New cards

Interactionisme

Er is een dynamische wisselwerking tussen dispositie en situatie, waarbij uitingen van disposities afhankelijk zijn van de situatie

7
New cards

Terugblikvertekening

De neiging om de voorspelbaarheid van een bepaalde uitkomst te overdrijven, nadat deze uitkomst optrad

8
New cards

Fundamenteel onderzoek

Onderzoek met het oog op een beter begrip van menselijk gedrag, voornamelijk door het toetsen van hypothesen die uit een theorie zijn afgeleid

9
New cards

Toegepast onderzoek

Onderzoek met het oog op het verbeteren van onze kennis over natuurlijke gebeurtenissen en het oplossen van praktische problemen

10
New cards

Sociale cognitie

De studie van het waarnemen, onthouden en interpreteren van informatie over onszelf en anderen

11
New cards

Sociale neurowetenschap

De studie van de relatie tussen neurologische en sociale processen

12
New cards

Crosscultureel onderzoek

Studie van gelijkenissen en verschillen tussen mensen uit verschillende culturen

13
New cards

Multicultureel onderzoek

studie van gelijkenissen en verschillen tussen mensen uit raciale en etnische groepen binnen eenzelfde cultuur

14
New cards

Non-verbaal gedrag

Lichaamstaal in de vorm van gedrag gebaseerd op niet-talige signalen of tekens, zoals gelaatsuitdrukkingen en lichaamstaal

15
New cards

Paraverbaal gedrag

niet-linguïstische kenmerken van communicatie, zoals de toon, het volume, de intonatie, de articulatie, het timbre en het ritme waarop iets gezegd wordt

16
New cards

Attributietheorie

Theorie over het proces van het toeschrijven van oorzaken aan gedrag

17
New cards

Persoonsattributie

Het toeschrijven van het gedrag van een doelpersoon aan de actor zelf en zijn of haar interne eigenschappen

18
New cards

Situationele attributie

Het toeschrijven van het gedrag van een doelpersoon aan factoren buiten de actor, hetzij een andere persoon, hetzij de situatie

19
New cards

Stabiele attributie

Het toeschrijven van het gedrag van een doelpersoon aan factoren die niet enkel nu aanwezig zijn, maar eveneens in de toekomst gelden

20
New cards

Instabiele attributie

Het toeschrijven van het gedrag van een doelpersoon aan factoren die in dit ene geval opgaan, maar op andere momenten wellicht niet geldig zijn

21
New cards

Theorie van corresponderende gevolgtrekkingen

De theorie die de voorwaarden omschrijft waaronder een waarnemer uit gedrag persoonsattributies zal afleiden. Deze voorwaarden zijn keuzevrijheid, sociale wenselijkheid en de specifiteit van de gunstige effecten

22
New cards

Covariatieprincipe

De stelling dat een gedrag wordt toegeschreven aan de oorzaak die aanwezig is wanneer het gedrag aanwezig is, en die afwezig is wanneer het gedrag niet optreedt

23
New cards

Consensusinformatie

Informatie over het al dan niet voorkomen van het effect bij andere actoren

24
New cards

Tweestappenmodel

Model van attributie stelt dat in een 1ste stap persoonsinformatie verwerkt wordt en dat dit automatisch gebeurt.

In de 2e stap kan eventueel voor situationele factoren gecorrigeerd worden. Dit correctieproces vergt echter inspanning.

25
New cards

Distinctivitermiteitsinformatie

Informatie over het al dan niet voorkomen van het effect bij andere stimuli

26
New cards

Consistentie-informatie

Informatie over het al dan niet voorkomen van het effect bij andere omstandigheden

27
New cards

Attributie-vertekeningen

Omdat we in een korte tijdspanne attributies maken, treden er systematische vertekeningen op in het verzamelen of verwerken van informatie over de oorzaken van het gedrag dat we proberen te verklaren

28
New cards

Fundamentele attributiefout

De neiging om, wanneer we het gedrag van anderen verklaren, de impact van persoonlijke factoren te overschatten en de rol van situaties te onderschatten

29
New cards

Actor-observatoreffect

De tendens om persoonlijke attributites te maken voor het gedrag van anderen en situationele attributies voor zichzelf

30
New cards

Valse consensuseffect

De neiging om eigen opinies, kenmerken en gedragingen als standaard te gebruiken, waardoor we denken dat ze gedeeld worden met en typerend zijn voor anderen

31
New cards

Beschikbaarheidsheuristiek

De neiging om de waarschijnlijkheid van gebeurtenissen te beoordelen op basis van gegevens die in het geheugen beschikbaar zijn en gemakkelijk oproepbaar zijn

32
New cards

Representativiteitsheuristiek

de neiging om een specifieke stimulus te beoordelen op basis van hoe sterk de stimulus lijkt op de algemene categorie

33
New cards

Geloof in een rechtvaardige wereld

De opvatting dat in deze wereld iedereen krijgt waar hij of zij recht op heeft en dat iedereen uiteindelijk naar verdienste zal worden beloond

34
New cards

Primauteitseffect

De bevinding dat eerder genoemde informatie meer impact heeft op het oordelen dan later gepresenteerde informatie

35
New cards

Behoefte aan afsluiting

De behoefte om tot snelle en definitieve beslissingen en oordelen te komen

36
New cards

Betekenisveranderingshypothese

Het feit dat, zodra een impressie gevormd is, nieuwe, consistente informatie op basis van de initiële impressie geherinterpreteerd zal worden

37
New cards

Centrale trekken

Trekken die de aanwezigheid van andere trekken impliceren ven daardoor een sterke impact hebben op de resulterende indruk

38
New cards

Additief model

Dit model veronderstelt dat sociale waarnemers een globale impressie van een persoon vormen door alle positieve en negatieve kenmerken op te tellen

39
New cards

Gemiddeld model

Dit model veronderstelt dat sociale waarnemers een globale impressie van een persoon vormen door het gemiddelde te nemen van alle positieve en negatieve kenmerken

40
New cards

Informatie-integratietheorie

De theorie die stelt dat impressies gebaseerd zijn op een gewogen gemiddelde van de kenmerken van de doelpersoon

41
New cards

Treknegativiteitsvertekening

Er wordt een groter gewicht toegekend aan negatieve dan aan positieveterm 31 eigenschappen

42
New cards

Confirmatievertekening

De tendens om informatie te interpreteren en te vervormen in overeenstemming met de bestaande opvattingen

43
New cards

Persistentie van de opvattingen

De tendens om opvattingen in stand te houden

44
New cards

Zelfvervullende voorspelling

Het fenomeen dat andere personen gedrag stellen conform onze verwachtingen

45
New cards

Sociale Beïnvloeding

De uitoefening van sociale macht door een persoon of een groep om de attitudes en/of het gedrag van anderen te veranderen

46
New cards

Kameleoneffect

Het automatisch nabootsen van allerlei gelaatsuitdrukkingen, de mimiek en de gedragingen van interactiepartners

47
New cards

Conformiteit

De neiging om percepties, opinies en gedrag te veranderen, zodat ze in overeenstemming zijn met de geldende normen van de groep

48
New cards

Normen

Overtuigingen die het gedrag richting geven, gebaseerd op wat de groep als typische of wenselijke gedragingen beschouwt

49
New cards

Meerderheidsinvloed

Sociale beïnvloeding die tot stand komt door blootstelling aan de opinie van de meerderheid, of de meerderheid binnen een groep

50
New cards

Informationele invloed

Invloed die leidt tot conformiteit omdat men de behoefte heeft om correcte oordelen en opinies te vormen

51
New cards

Normatieve invloed

Invloed die leidt tot conformiteit omdat men de behoefte heeft om aanvaard te worden en sympathiek over te komen, waardoor men afwijkend gedrag vermijdt

52
New cards

Private conformiteit

De verandering verwijst niet enkel naar de aanpassing van het gedrag in het bijzijn van anderen, maar ook van de eigen opvattingen

53
New cards

Publieke conformiteit

Een oppervlakkige gedragsverandering veroorzaakt door reële of vermeende groepsdruk zonder dat er een overeenkomstige meningsverandering optreedt

54
New cards

Minderheidsinvloed

Het proces waardoor dissidenten in een groep veranderingen bewerkstelligen

55
New cards

Eigenzinnigheidskrediet

Interpersoonlijk 'krediet' dat men verdient door de groepsnormen te volgen, wat later kan worden ingezet om van de groep af te wijken

56
New cards

Instemmen

Gedragsverandering die het gevolg is van een direct verzoek

57
New cards

Wederkerigheidsnorm

De norm die voorschrijft dat je voor iemand iets terugdoet wanneer hij of zij iets voor jou gedaan heeft, of dat je iemand behandelt zoals hij/zij je behandeld heeft

58
New cards

Crediteurs

Individuen die vaak wederkerigheid hanteren om instemming te verkrijgen

59
New cards

Tweestappennistemmingstechniek

Een aantal verzoektechnieken zijn gebaseerd op twee verwante verzoeken, waarvan het eerste verzoek slechts de voorbereiding vormt voor het tweede, echte verzoek

60
New cards

Voet-tussen-de-deur-techniek

De verzoeker breekt het ijs met een klein verzoek dat men moeilijk kan weigeren. Instemmen met het eerste verzoek vergroot de kans dat men met een volgend, groter verzoek instemt

61
New cards

Zodra-de-bal-aan-het-rollen-is-techniek

De tweestappenstrategie waarbij men eerst een interessante deal voorstelt, maar nadat het slachtoffer het engagement is aangegaan, de kosten verhoogt

62
New cards

Deur-tegen-de-neus-techniek

Iemand doet een eerste veeleisend verzoek (waarop natuurlijk niet wordt ingegaan) en daarna een tweede aanvaardbaar verzoek

63
New cards

Het-is-nog-niet-klaar-techniek

Er is eerst een groot verzoek, maar door het doen van een aantal concessies kan men uiteindelijk instemmen met een tweede, kleiner verzoek

64
New cards

Assertiviteit

Zich niet inschikkelijk tonen door weigeren in te gaan op directe gerichte verzoeken

65
New cards

Gehoorzaamheid

Uitvoeren van een bevel van een autoriteit

66
New cards

Trotseren

Weigeren om een bevel van een autoriteit uit te voeren

67
New cards

Attitude

Een aangeleerde algemene evaluatie van een object, die met een bepaalde intensiteit wordt uitgedrukt

68
New cards

Multicomponentenmodel v attitudes

Het model dat stelt dat attitudes bestaan uit cognitieve, affectieve en gedragsmatige componenten

69
New cards

4 mogelijke reacties op attitudes

positief, negatief, ambivalent of neutraal

70
New cards

Verwachtingswaarde theorie

theorie die stelt dat de attitude tegenover een object bepaald wordt door de verwachting dat een attitudeobject bepaalde kenmerken vertoont, maar ook door hoe sterk die kenmerken worden gewaardeerd.

71
New cards

Klassieke conditionering

Een neutrale stimulus die samen gaat met een (on)aangename stimulus voorkomt, wordt op den duur zelf als (on)attractief ervaren.

72
New cards

Operante conditionering

Door belonen of straffen stijgt of daalt de attractiviteit van de stimulus

73
New cards

Explicite attitiudes

Attitudes die door een persoon bewust gerapporteerd worden

74
New cards

Impliciete attitude

Een attitude die zich situeert op het automatisch niveau en haar basis vindt in de organisatie van materiaal in het geheugen

75
New cards

De semantische differentiaal

De respondent beantwoordt bij deze methode voor een attitudeobject verscheidene schalen die een tegenstelling vormen

76
New cards

Theorie van beredeneerd gedrag

theorie die stelt dat attitudes ten opzichte van een specifiek gedrag samen met subjectieve normen en waargenomen controle het gedrag bepalen

77
New cards

Centrale weg tot overreding

Het overredingsproces waarbij ontvangers de boodschap systematisch analyseren en hun attitudes vooral door sterke argumenten worden beïnvloed

78
New cards

Perifere weg

Het overredingsproces waarbij ontvangers niet zorgvuldig over de boodschap nadenken, maar door uiterlijkheden en oppervlakkige wenken worden beïnvloed

79
New cards

Slapend effect

De neiging om na verloop van tijd de boodschapper te dissocieren vd boodschap, waardoor overtuigende boodschappen van een ongeloofwaardige bron een uitgestelde impact hebben

80
New cards

Behoefte aan cognitie

Een individuele verschilvariabele die refereert aan het genoegen dat wordt ontleend aan het uitvoeren van cognitieve activiteiten

81
New cards

Vaccinatiehypothese

De blootstelling aan een zwakke variant van een overtuigend argument verhoogt de weerstand tegen dat argument

82
New cards

Psychologische reactantie

Individuen die denken overtuigend te zullen worden, aanzien dit als een bedreiging van hun vrijheid, waardoor ze moeilijk overtuigd worden

83
New cards

Cognitieve dissonantietheorie

De theorie die stelt dat disonante cognities fysiologische opwining opwekken die we vervolgens willen reduceren

84
New cards

Onvoldoende justificatie

Wanneer individuen uit vrije wil attitude-inconsistent gedrag stellen, zonder er een grote beloning voor te ontvangen, veranderen ze hun attitude

85
New cards

Onvoldoende afschrikking

Wanneer individuen een aangenaam gedrag niet uitvoeren, hoewel er slechts met een milde straf wordt gedreigd, devalueren ze achteraf de waarde van dit gedrag

86
New cards

Subliminaal bericht

Een boodschap die slechts tijdens enkele milliseconden gepresenteerd wordt, waardoor het publiek zich niet bewust is van het feit dat die stimulus aangeboden werd.

87
New cards

Face-ism

Het fenomeen dat media van mannen eerder het gelaat tonen, terwijl van vrouwen meestal net het lichaam afgebeeld wordt

88
New cards

Prosociale gedragingen

gedrag met het doel anderen te bevoordelen of hun welzijn te verhogen

89
New cards

Verwantschapsselectie

De neiging om genetisch verwante personen te helpen met het oog op het verhogen van de overlevingskansen van gemeenschappelijk genetisch materiaal

90
New cards

Cooperatieve voortplanting

Het fenomeen waarbij kinderen hun eigen voortplanting uitstellen om de ouders bij te staan bij de opvoeding van de allerkleinsten, om aldus mee te helpen eigen genetisch materiaal door te geven

91
New cards

Wederkerig altruisme

De neiging om anderen te helpen, waardoor de kans vergroot dat diegene die we helpen, een wederdienst zal bewijzen, zodat de overlevingskans stijgt

92
New cards

Groepsselectie

De neiging van leden van groepen om elkaar te helpen op basis van sociale verbondenheid zonder dat er genetische verwantschap hoeft te bestaan

93
New cards

Moedige weerstand

Langdurig en bewust grote risico's nemen om anderen te helpen

94
New cards

Egoïsme

de motivatie om het eigen welzijn te verhogen

95
New cards

Altruïsme:

De motivatie om het welzijn van anderen te verhogen

96
New cards

Empathie-Altruïsme hypothese

De stelling dat empathische bezorgdheid om een persoon in nood een altruïstisch motief creert om te helpen

97
New cards

Perspectief nemen

De belangrijkste cognitieve component van empathie, die inhoudt dat iemand van het vermogen heeft om via de verbeelding de wereld te bekijken door de ogen v anderen

98
New cards

Empatische bezorgdheid

De belangrijkste emotionele component van empathie, die inhoudt dat iemand op anderen georienteerde gevoelens van sympathie genegenheid en medeleven ervaart

99
New cards

Omstandereffect

Het feit dat de aanwezigheid van anderen de behulpzaamheid belemmert

100
New cards

Meervoudige onwetenheid

Het fenomeen dat optreedt wanneer we ten onrechte denken dat anderen in een situatie geen gevaarlijk incident zien, louter en alleen omdat niemand reageert. Iedereen wacht dus op een signaal van anderen, die ook allemaal wachten waardoor er geen actie wordt ondernomen