Irregulars - IMP-S+P+Participle

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/64

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

65 Terms

1
New cards

beginnen

begon begonnen begonnen

2
New cards

begrijpen

begreep begrepen begrepen

3
New cards

bekijken

bekeek bekeken bekeken

4
New cards

bewegen (to move)

bewoog bewogen bewogen

5
New cards

blijken (to turn out that - implies uncertainty)

bleek bleken gebleken

6
New cards

blijven

bleef bleven gebleven

7
New cards

breken

brak braken gebroken

8
New cards

brengen

bracht brachten gebracht

9
New cards

denken

dacht dachten gedacht

10
New cards

doen

deed deden gedaan

11
New cards

dragen

droeg droegen gedragen

12
New cards

drinken

dronk dronken gedronken

13
New cards

eten

at aten gegeten

14
New cards

gaan

ging gingen gegaan

15
New cards

geven

gaf gaven gegeven

16
New cards

hangen

hing hingen gehangen

17
New cards

hebben

had hadden gehad

18
New cards

heten

heette heetten geheten

19
New cards

houden

hield hielden gehouden

20
New cards

kijken

keek kene gekeken

21
New cards

komen

kwam kwamen gekomen

22
New cards

kopen

kocht kochten gekocht

23
New cards

krijgen

kreeg kregen gekregen

24
New cards

kunnen

kon konden gekund

25
New cards

lachen

lachte lachten gelachen

26
New cards

laten

liet lieten gelaten

27
New cards

lezen

las lazen gelezen

28
New cards

liggen ***

lag lagen gelegen

29
New cards

lijken (to seem/appear)

leek leken geleken

30
New cards

lopen

liep liepen gelopen

31
New cards

moeten

moest moesten gemoeten

32
New cards

mogen

mocht mochten gemogen

33
New cards

nemen

nam namen genomen

34
New cards

schijnen

scheen schenen geschenen

35
New cards

schrijven

schreef schreven geschreven

36
New cards

schrakken (to be startled)

schrok schrokken geschrokken

37
New cards

slaan ***

sloeg sloegen geslagen

38
New cards

slapen

sliep sliepen geslapen

39
New cards

sluiten

sloot sloten gesloten

40
New cards

snijden

sneed sneden gesneden

41
New cards

spreken ***

sprak spraken gesproken

42
New cards

springen

sprong sprongen gesprongen

43
New cards

staan

stond stonden gestaan

44
New cards

trekken

trok trokken getrokken

45
New cards

vertrekken

vertrok vertrokken vertrokken

46
New cards

vallen

viel vielen gevallen

47
New cards

vergeten

vergat vergaten vergaten

48
New cards

verkopen

verkocht verkochten verkocht

49
New cards

verliezen (to lose)

verloor verloren verloren

50
New cards

verstaan *** INF

(to comprehend - speech)

verstond verstonden verstaan

51
New cards

vinden

vond vonden gevonden

52
New cards

vliegen

vloog vlogen gevlogen

53
New cards

vragen

vroeg vroegen gevraagd

54
New cards

wassen

waste wasten gewassen

55
New cards

weten

wist wisten geweten

56
New cards

willen (ou→il)

wou wouden wilde wilden gewild

57
New cards

winnen

won wonnen gewonnen

58
New cards

worden

werd werden geworden

59
New cards

zeggen ***

zei zeiden gezegd

60
New cards

zien

zag zagen gezien

61
New cards

zijn

was waren geweest

62
New cards

zingen

zong zongen gezongen

63
New cards

zitten ***

zat zaten gezeten

64
New cards

zoeken

zocht zochten gezocht

65
New cards

zwemmen

zwom zwommen gezwommen