The Correlational Research Strategy - Flashcards (Chapter 12)

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
full-widthCall with Kai
GameKnowt Play
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/49

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

50 flashcards in het VOCABULARY formaat over begrippen uit hoofdstuk 12 The Correlational Research Strategy.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

50 Terms

1
New cards

Correlationale onderzoeksstrategie

Een onderzoeksstrategie die relaties tussen variabelen beschrijft en vergelijkt zonder oorzakelijke oorzaken aan te wijzen of variabelen te manipuleren.

2
New cards

Doel van correlationale studie

Het doel is het vaststellen en beschrijven van associaties tussen variabelen en het karakter van die relaties, zonder oorzakelijk verklaren.

3
New cards

Correlationalestudie versus experimenteel en differentieel onderzoek

In een correlatiestudie worden twee of meer variabelen gemeten bij elke deelnemer zonder manipulatie; bij experimenteel onderzoek wordt een variabele gemanipuleerd om causale relaties aan te tonen; differentieel (niet-experimenteel) vergelijkt groepen.

4
New cards

Twee variabelen per individu

De data bestaan meestal uit twee scores (X en Y) voor elke deelnemer, waarna de relatie tussen de variabelen wordt onderzocht.

5
New cards

Scatterplot

Grafische weergave van paren scores (X, Y) waarbij elke persoon één punt vertegenwoordigt.

6
New cards

Correlatiecoëfficiënt (r)

Een numerieke maat van de sterkte en richting van de relatie tussen twee variabelen, variërend van -1 tot +1.

7
New cards

Positieve relatie

Als X toeneemt, neemt Y gemiddeld ook toe; de data klust rond een stijgende lijn.

8
New cards

Negatieve relatie

Als X toeneemt, Y afneemt; data klust rond een dalende lijn.

9
New cards

Lineaire relatie

Een relatie die ongeveer rond een rechte lijn in de scatterplot ligt; de Pearson-coëfficiënt beschrijft deze.

10
New cards

Monotone relatie

Een relatie met een eenduidige toename of afname over de rangorde, maar niet noodzakelijk lineair.

11
New cards

Pearson-correlatie

Beschrijft en meet lineaire relaties tussen numerieke scores (interval/ratio).

12
New cards

Spearman-correlatie

Beschrijft de consistentie van monotone relaties op basis van rangordes (niet-numerieke afhankelijk).

13
New cards

Richting, vorm en sterkte

Een correlatie beschrijft richting (positief/negatief), vorm (lineair of monotone) en sterkte (hoe consistent de relatie is).

14
New cards

Kwantificering van verklaarde variabiliteit (r^2)

Het kwadraat van r dat aangeeft welk percentage van de variabiliteit in Y wordt verklaard door de relatie met X.

15
New cards

Interpretatie van sterkte (r-waarden)

R-values als klein (≈0.10, r^2≈0.01), middel (≈0.30, r^2≈0.09) en groot (≈0.50, r^2≈0.25), met vergelijkbare interpretatie voor negatieve r.

16
New cards

Statistische significantie van een correlatie

De kans dat de waargenomen relatie in de populatie aanwezig is, afhankelijk van steekproefgrootte (p-waarde).

17
New cards

Derde-variabele probleem

Een ongedetecteerde derde variabele die de schijnbaar samenhang van twee variabelen veroorzaakt.

18
New cards

Richtingsprobleem

Een correlatie laat wel een relatie zien maar geeft geen aan welke variabele de oorzaak is.

19
New cards

Causaliteit en correlatie

Uit een correlatie kan meestal geen oorzakelijk verband worden geconcludeerd; correlatie impliceert geen causaliteit.

20
New cards

Voorspellende variabele (predictor)

De variabele die wordt gebruikt om de waarde van de andere variabele te voorspellen in een predictiesetting.

21
New cards

Criteriumvariabele (criterium of afhankelijk variabele)

De variabele die door de predictor wordt voorspeld; ook wel dependent/outcome variabele genoemd.

22
New cards

Afhankelijke variabele / uitkomstvariabele

Synoniem voor de variabele die verklaard of voorspeld wordt in een studie.

23
New cards

Onafhankelijke variabele in correlatie (niet-ware onafhankelijke variabele)

In correlatie-onderzoek wordt vaak gezegd dat er geen echte onafhankelijke variabele is vanwege gebrek aan manipulatie.

24
New cards

Punt-biseriale correlatie

Correlatie tussen een numerieke variabele en een dichotome variabele die twee categorieën codeert (bijv. 0/1).

25
New cards

Phi-coëfficiënt

Correlatie voor twee dichotome variabelen in een 2x2-contingentietabel; sign kan willekeurig zijn.

26
New cards

Contingentietabel

Een frequencies-matrix (vaak 2x2) die de verdeling van twee categorische variabelen laat zien.

27
New cards

Niet-numerieke scores evalueren

Wanneer ten minste één score niet-numeriek is, kunnen groepen worden vergeleken of data worden gecodeerd en geanalyseerd met alternatieve methoden.

28
New cards

Betrouwbaarheid (reliability)

De mate van consistentie of stabiliteit van metingen; bv. test-hertest betrouwbaarheid.

29
New cards

Geldigheid: concurrente validiteit

De mate waarin een meting samenhangt met vergelijkbare metingen die hetzelfde construct proberen te meten; bekend als concurrent validity.

30
New cards

Validiteit

De mate waarin een meetinstrument meet wat het behoort te meten; betrouwbaarheid is hier een gerelateerde maar aparte eigenschap.

31
New cards

Predictie in correlatie

Gebruik van gevonden relaties om toekomstige scores te voorspellen, vaak via regressie.

32
New cards

Regressie

Statistische methode om Y te voorspellen op basis van X; zoekt de beste lineaire relatie en voorspelling.

33
New cards

Meervoudige regressie

Regressie met meerdere predictor-variabelen die samen de uitkomst voorspellen; kan confounds corrigeren.

34
New cards

Predictor- en criteriumvariabele in predictiecontext

De predictor (onzekere variabele) en criterium (uitkomstvariabele) in predictie-analyses; termen verschillen van experimenteel ontwerp.

35
New cards

Externe validiteit

De mate waarin bevindingen generaliseerbaar zijn naar andere contexten, populaties of omstandigheden.

36
New cards

Interne validiteit

De mate waarin oorzakelijke conclusies binnen het onderzoeksontwerp gerechtvaardigd zijn; correlatie heeft vaak lage interne validiteit.

37
New cards

Niet-experimentel/differentiële versus correlational

Differentiële ontwerpen vergelijken groepen; correlational kijkt naar associaties tussen paren scores zonder manipulatie.

38
New cards

Exploratief onderzoek en hypothesegeneratie (HARKing)

Onderzoek dat relaties ontdekt zonder vooraf geformuleerde hypothesen, wat kan leiden tot HARKing bij rapportage.

39
New cards

Derde-variabele voorbeeld: temperatuur, ijs- en misdaad

Bijv. hogere temperatuur correleert met meer ijsverkoop en meer misdaad, maar temperatuur stuurt beide aan.

40
New cards

Richtingsprobleem-voorbeeld: tv-inhoud en gedrag

Relatie tussen seksuele inhoud op televisie en adolescentengedrag; oorzaak kan in omgekeerde richting liggen.

41
New cards

Contingentietabel 2x2

Tabel met twee variabelen elk met twee categorieën; cellen tonen frequenties en worden geanalyseerd met chi-kwadraat of phi.

42
New cards

Associatie bij niet-numerieke variabelen

Relatie tussen categorische variabelen beoordeeld met contingency/phi of chi-kwadraat tests.

43
New cards

Phi-coëfficiënt uitlegging

Specifieke correlatie maat voor 2x2-tabellen; meet de associatie maar de richting blijft arbitrair.

44
New cards

Binaire codering

Toekennen van twee numerieke codes (bijv. 0 en 1) aan twee categorieën zodat berekeningen mogelijk zijn (bijv. punt-biseriaal of phi).

45
New cards

Curvilineaire relatie

Relatie waarbij de datapunten geen rechte lijn volgen maar wel een consistente relatie vertonen die niet linear is.

46
New cards

Scatterplotpunten en -verdeling

Punten verspreiding rond een lijn; clustering rond een lijn duidt op een relatie.

47
New cards

Interpretatie van r-waarde

De grootte van r geeft de sterkte van de lineaire relatie aan; +0.80 en -0.80 hebben dezelfde sterkte maar verschillend van richting.

48
New cards

Begrip scatterplot zonder perfecte lineariteit

Punten hoeven niet perfect rond een rechte lijn te liggen om een duidelijke relatie aan te tonen.

49
New cards

Niet-manipulatie van variabelen

Correlatiestudies manipuleren variabelen niet; dit beïnvloedt interne validiteit maar kan externe validiteit bevorderen.

50
New cards

Theorie evaluatie via correlatie (falsificatie)

Correlaties kunnen theorieën falsifiëren als patronen afwijken van voorspellingen; ze kunnen ook theorieën ondersteunen maar oorzaken blijven onduidelijk.