1/126
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Aannames
Veronderstellingen over hoe de wereld, het lichaam en het brein in elkaar steken
Komen vaak niet voort uit experimentele experimenten, maar zijn het resultaat van filosofische debatten
Theorieen
Zijn gebaseerd op aannames
Dualisme
Scheiding van lichaam en geest (Descartes)
Plato / Aristoteles (wat is filosofie?)
Filosofie is de radicalisering van de verwondering
Kant (wat is filosofie?)
Filosofie is een kritische houding
Het verstand en de rede volgens Kant
Verstand =
1. het verstand 'vat' wat in de zintuigen is gegeven
2. het verstand als middel om een doel te bereiken
Rede =
1. de rede 'begrijpt' wat in de zintuigen is gegeven
2. de rede zoekt naar inzicht en begrip
De rede is dus een soort hogere vorm van het verstand
Wittgenstein (wat is filosofie?)
Filosofie is een strijd tegen de beheksing van ons verstand door de middelen van de taal.
Filosofie dient als taalanalyse om verborgen aannames te ontmaskeren.
Zijn het bijvoorbeeld vrijheidsstrijders of verzetstrijders etc
Motor-actie controverse
Hier heerst de vraag over hoe gegecoördineerde bewegingen tot stand komen
Lichaams- en handelingsgeorienteerde revalidatie
Lichaams = Hoeveel wijkt de armbeweging af van de anatomisch haalbare beweging?
Handelings = wat kan een patiënt bereiken door te oefenen in een betekenisvolle omgeving?
Het herstel en de voorgeschreven oefeningen hangen samen met de soort bewegingsopvatting
Motorparadigma
Het brein stuurt het lichaam aan
HC 1
1. Dualisme > het brein stuurt het lichaam aan / onderhoudt het
2. Lichaamsgeorienteerde revalidatie
3. Model-plan-action architectuur: op basis van inkomende sensorische informatie wordt een representatie van de wereld gemaakt.
HC 2
1. Bewegen is verplaatsen in de ruimte
2. Bewegingen van levende wezens kan verklaard worden a.d.h.v mechanica
3. Intelligent brein stuurt passief lichaam aan
HC 4
1. Empirisch analystische benadering
2. Kloof tussen brein en lichaam
HC 5
1. Subject (brein) & object (lichaam)
HC 7
1. Materialisme: geest gereduceerd tot het lichamelijke brein
2. Empirisch-analytische methode
HC 9
1. Techniekgerichte benadering
Actieparadigma
Beweging als interactie tussen zenuwstelsel, spieren/botten en omgeving.
HC 1
1. Betekenisrelatie
2. Handelingsgeorienteerde revalidatie
HC 2
1. Bewegen is het realiseren van een 'relatie met de omgeving'
2. Begrijpen van 'bewegen' verreist een conceptueel kader
HC 4
1. Gaat uit van een relationeel lichaamsbeeld
- Beweging begrijpen vanuit een groter geheel
- Er is geen kloof, maar sprake van embodied cognition tussen lichaam en geest
2. Embodied cognition
3. Hermeneutische benadering
HC 5
1. Subject (brein) & object (lichaam) zijn een
2. Meervoudige realiseerbaarheid van functies
HC 7
1. Hermeneutische benadering
HC 9
1. Spelgerichte benadering
Terhanden
Terhanden = zonder nadenken lopen, sporten etc met interactie met de omgeving
Voorhanden
Voorhanden = nadenken over hoe we bewegen en het lichaam zien als een ding dat aangestuurd wordt door het. brein
Bijbehorend mensbeeld is het zien van de mens als instrument
Swaab over de relatie tussen brein - lichaam
Veel processen verlopen via het brein zonder dat ons 'bewustzijn' (onze hersenschors in termen van Swaab) er aan te pas komt. Verliefdheid bv. is een 'automatisch proces' waarbij wij niet bewust betrokken zijn
Metzinger over de relatie tussen brein - lichaam
Hersenen creëren een betekenisvol beeld van de werkelijkheid (bv. van de persoon op wie je verliefd bent) op basis van zintuiglijke informatie. Hersenen scheppen een interface tussen de werkelijkheid en onze ervaring van de werkelijkheid.
Durston over de relatie tussen brein - lichaam
Ons bewustzijn is complexer dan iets wat puur voortkomt uit de hersenfunctie; mensen zijn onderdeel van een systeem en we zijn voortdurend op verschillende manieren in contact met onze omgeving (bv. met degene op wie je verliefd bent)
Aristoteles zijn empirische werkwijze
Aristoteles doet aan observatie, dat levert dus ervaringskennis van concrete dingen op, maar geen echte onveranderlijke kennis.
Accidenten
Toevallige eigenschappen van dingen
Substanties
Zijn de fundamentele bestandsdelen van de werkelijkheid: de 'dragers' van de afzonderlijke eigenschappen
Beweging volgens Aristoteles
De overgang van potentie naar act door inwendige en uitwendige oorzaken, maar meer in het algemeen bijvoorbeeld een zaadje wordt een boom etc
Hoe kan beweging volgens Aristoteles plaatsvinden?
Door 4 verschillende oorzaken
1. Materiele oorzaak
- Materiaal waarvan iets gemaakt is
2. Formele oorzaak
- De essentie van iets, water moet bijvoorbeeld stromen
3. Werkoorzaak
- De dynamiek of de directe aanleiding van verandering
4. Doeloorzaak
- Alle 4 de oorzaken verwijzen naar zichzelf
- Het doel van iets is om te springen, dan is springen de reden dat het beweegt
Inwendige oorzaken
Formele en doel oorzaak zijn inwendige oorzaken
Beweging wordt volgens Aristoteles bepaald door inwendige oorzaken
Uitwendige oorzaken
Materieel en werk zijn uitwendige oorzaken
Beweging is volgens Aristoteles het resultaat van uitwendige oorzaken
Organistisch paradigma
- Wereldbeeld: organisme
- Teologische verklaringen, waarom-vraag
- Conceptueel kader = kwalitatief
Mechanisch paradigma
- Wereldbeeld: machine
- Experimenten van Galilei, hoe-vraag
- Conceptueel kader = kwantitatief
Copernicus
Heliocentrisch wereldbeeld: de aarde draait om de zon en om zijn eigen as, en dus draait de zon niet om de aarde
Kepler
Heliocentrisch wereldbeeld > zetten de vervolgstappen in het mechanistische wereldbeeld
Stelde ellipsvormige planeetbanen vast: planeten volgen geen cirkelbanen maar ellipsvormige (ovale) banen, dit brak met het esthetische ideaal van copernicus.
Galilei
Telescoop + nieuwe astronomische observaties
Had nieuwe mechanistische principes, zoals traagheidsmoment en valversnelling onafhankelijk van massa
Zijn nieuwe methode was d.m.v experimenten, toetsing en wiskundig modellen
Drie bewegingswetenschappelijke problemen
1. Het probleem van controle: als de mens materie is, en als materie geen intrinsieke doelgerichtheid heeft, hoe kan de mens dan in staat zijn tot slim en functioneel gedrag? Er moet dus wel een inteligente substantie/controleren eenheid worden toegevoegd
2. Het probleem van waarnemen: er is een onderscheid tussen primaire en secundaire kwaiteiten, dit impliceert dat er ook twee werelden bestaan > perceptietheorie Descartes
3. Zijn dieren machines: en kunnen we met een set principes alle beweging in de levenloze natuur begrijpen?
Newton
Actie = -reactie
Koppeling kracht en versnelling
Wet van universele zwaartekracht (gravitatiewet): alle materie trekt elkaar aan, afhankelijk van massa en onderlinge afstand.
Het probleem van controle
Als de mens materie is en geen intrinsieke doelgerichtheid heeft, dan moet er een inteligente substantie worden toegevoegd.
Het probleem van waarnemen
Je hebt primaire kwaliteiten (=eigenschappen van materie in beweging) en secundaire kwaliteiten (=betekenis zoals wij die waarnemen)
Zijn dieren machines
Is het nog goddelijk of is alles onderworpen aan mechanische wetten.
Mechanisering van het wereldbeeld
Aristoteles raakt uit de mode waarbij er geen plaats is voor doeloorzaken en teologische verklaringen. De wereld en de mens wordt als klok gezien die zich houdt aan de wetten van de mechanica
Heidegger
'We gaan met ons lichaam om op een technische manier en zien ons lichaam als een 'ding'.'
Techniek is bij Heidegger niet: Een geheel van instrumenten, apparaten, machines, etc.
Techniek bij Heidegger is een specifieke omgang met de wereld:- Economische rationaliteit (efficiënte kosten - baten analyse).- Imperialisme ('gewelddadig opeisen'). Een geheel waarvan mensen afhankelijk zijn.
Parmenides
De zintuiglijk waarneembare werkelijkheid is veranderlijk en onbetrouwbaar.
Dualisme van Plato
Plato (met Parmenides en Zeno): er moet 'achter' de zintuiglijke werkelijkheid een 'echte' werkelijkheid liggen. > over deze echte werkelijkheid moet je kennis verwerven
Er zijn twee werelden
1. de ideeënwereld (in de grot waar alleen de schaduwen zitten)
2. de echte wereld (het hogere niveau van kennis)
Plato's kentheorie
Er zijn 4 manieren van kennen, die hierargisch worden geordend in 4 domeinen.
1. Domein van het zichtbare: domein van het menen dat ietswaar is - de veranderlijke waarneming.
A. Voorstellingen
B. Concrete verschijnselen
2. Domein van het kenbare: domein van het inzien (rationeel doorgronden) dat iets waar is - stabiele, algemene en abstracte begrippen.
A. Object van het redenerend denken (uitgangspunt: het concrete). > a.d.h.v concrete verschijnselen kan je op een perfect beeld komen, zoals je je een driehoek tekent die nooit perfect is, kan je deze mentaal wel perfect representeren
B. De dingen denkend genomen (gerelateerd aan het hoogste principe - aan de 'Ideeën').
Socrates en Socratisch gesprek
Door in gesprek te gaan kom je steeds meer te weten
Socrates onderzoekt de ziel door in gesprek te gaan zoals een voedvrouw he resultaat van een zwangerschap beoordeeld
Socrates is niet bang voor de dood, want bij de dood scheidt het lichaam en de geest volledig waardoor je ware kennis kan bereiken
Descartes
1. Rationalist
2. Er zijn aangeboren ideeen
3. Kennis wordt vanuit de bron (rede) opgebouwd
4. Doel = scholaristiek vervangen door ware kennis, methode = door aan alles te twijfelen
5. Alles is twijfelbaar, maar uitgangspunt niet: 'ik denk, dus ik ben'
6. Substantiedualisme
7. Sluit aan bij het motorparadigma, menselijk gedrag is niet volledig in mechanische termen te beschrijven maar dat van het lichaam wel
8. Dieren zijn machines, geen variatie in gedrag en geen inzicht
9. Heeft mechanisering van de natuur in gang gezet
Substantiedualisme
Gaat uit van een scheiding tussen materieel/lichaam en een immateriel/geest
Zekere kennis over het bestaan van een denkend ik.
Probleem is alleen, hoe verwerft dat denkende ik kennis van de wereld buiten ons? Lichaam (=materiël en mechanisch) en geest (=immateriel) worden uit elkaar getrokken
Descartes:
- Lichaam en geest zijn met elkaar verbonden (honger, eetc)
- Maar hun verband is ondoorgrondelijk voor het verstand.
- 'Oplossing' Descartes: in de pijnappelklier komen lichaam en geest bijeen... ... werkt niet.
Borelli
Grondlegger biomechanica
Hobbes
- De samenleving als machine.
- Sociaal contract met sturing van bovenaf.
- Leviathan, 1651 = boek gepubliceerd over politieke filosofie
Mensbeeld
- Materialist: geen geestelijke substantie volgens Hobbes (die wel bestond volgens Descartes)
- Mechanist: mens als machine (klok), hij vergeleek dieren en mensen met machines
- Determinist: alles ligt vast, materie bestaat en gedraagt zich volgens de wetten van de mechaniva, dus dan ligt alles vast
➢ Mens als machine van materie in beweging: Hobbes was een van de eerste denkers die de mens beschouwde als een machine die uitsluitend bestaat uit materie in beweging.
Controlecentrum = het hart
Vaucanson
Bouwer van robots,
De Lamettrie
- Atheist en materialist
- Dieren zijn machines
- Ander mensbeeld dan Descartes, want mensen hebben geen ziel, vrije wil maar mensen zijn slechts machines en het brein fungeert als controleorgaan. (i.t.t Hobbes)
Willis
Grondige studie van het brein
Mechanisering wereldbeeld (Newton)
De mens uit het centrum van het heelal gestoten
Securalisering wereldbeeld (Darwin)
De mens niet meer als kroon van de schepping
Decentrisering wereldbeeld (Freud)
De mens is geen heer en meester in eigenhuis' → de mens als een 'irrationeel wezen'.
Nietzsche
De mens is niet verscheurd tussen zwak vlees en eeuwige geest, maar een levend geheel waarin lichaam en geest in harmonie samen werken.
Reductie van mens naar vurende neuronen
Van Copernicus en Newton, via Darwin en Freud naar Swaab, Wij zijn ons brein → de mens gereduceerd tot een neurologische machine (de mens als een verzameling vurende neuronen).
'Niet ons zelfbewustzijn is de baas, maar het brein'.➢ 'Onze zelfbeleving is een kwebbeldoos die slechts toekijkt en niets bepaalt'.➢ 'Motieven zijn altijd verzinsels achteraf'.➢ Mensbeeld van Victor Lamme: de mens is volledig gedetermineerd door 'breinprocessen'. Er bestaat namelijk geen vrije wil.
Het gaat bij conceptuele verwarringen om een verwarring van werkelijheidsdomeinen
We lopen dankzij onze hersenen, maar niet met onze hersenen. Lopen doen we met onze benen
Substantieel wereldbeeld
De mens zien als machine
- Mens staat los van de omgeving
- Organisme begrijpen via de verschillende onderdelen
Relationeel lichaamsbeeld
Er is een relatie tussen de mens en diens omgeving
- Je moet de mens als geheel begrijpen en dan pas in zijn onderdelen onderzoeken
Afbeeldingstheorie (Wittgenstein 1)
- Correspondentie tussen taal (namen, proposities en kennis) & wereld (dingen,standen van zaken en werkelijkheid).
- Voorbeeld: complexe spelsituatie opdelen in eenvoudige eenheden.
- Samenvoegen in schema.
- Taal is altijd 'letterlijk', 'beschrijvend'.
- Beginnen bij de 'elementaire delen'.
Taalspelen (Wittgenstein 2)
De helderheid van de afbeeldingstheorie blijkt een illusie.Nu: vragen naar de context waarin woorden gebruikt worden.Verschil met Wittgenstein I via de analyse van twee zinnen:
- 'daar staat een stoel'. > betekent dat je kan gaan zitten en niet perse om te beschrijven dat er een stoel staat.
- 'daar komt een tegenligger aan'. > als je aan het spookrijden bent, dan is dit niet een mededeling maat een waarschuwing
- Oog voor verschillende vormen van taalgebruik. > taal hangt van de context af
- Beginnen bij 'gehelen' (belang 'context' of omgeving).
Uitgangspunt motorparadigma m.b.t taal
Taal is abstract, behoort tot het domein van de geest en wordt ingezet om het lichaam te sturen (past bij afbeeldingstheorie vroege Wittgenstein).
Kritiek van Lakkof en Johnson op het uitgangspunt van het motorparadigma m.b.t taal
Stellen dat taal lichamelijk verankerd is. Ons conceptuele systeem: is fundamenteel metaforisch van aard. Metaforen: 'gedachten, concepten en associaties uit de ene context, worden overgedragen op woorden uit een andere context.' Voorbeeld : 'je bent een engel!'
Metaforen hebben een lichamelijke oorsprong
- Wie gezond, sterk of blij is staat recht overeind
- Lichamelijke toestanden hebben effect op taal
Metaforen zijn sturend: ze vormen ons begrip, bepalen ons waarnemen en handelen
- Argument is war
- Burnout begrijpen in termen van brandstofgebruik
Embodied cognition (Belichaamde cognitie)
Suggereert dat veel kenmerken van het cognitie tot stand komen door de toestand en capaciteiten van het lichaam
- Opgebouwd dankzij ervaringen met sensomotorisch systeem.
- Dit systeem is ingebed in biologische, psychologische en culturele netwerken.
- Activering dankzij handelingen (doelgericht gedrag in wisselwerking met de omgeving).
Aanzet tot actieparadigma
Geen onderscheid tussen (i) mentale processen en ons lichaam en (ii) evenmin tussenons lichaam en de omgeving.
Onderscheid tussen motor en actieparadigma m.b.t soldaat met hersenbeschadiging
Motorparadigma: niet in staat om op bevel neus aan te raken
Actieparadigma: kan wel onbewust ze neus aanraken bij jeuk
Verlichting
- Onwetendheid maakt bang
- Kennis leidt tot vooruitgang
De abstracte mens met universele kenmerken
Kant
Hoogtepunt van de verlichting
1. Newton: de sterrenhemel intigeert hem
2. Rousseau: de morele wet in. hem houdt hem bezig
Romantiek
Had kritiek op de verlichting, in de verlichting wordt namelijk alles gereduceerd tot de rede, maar de romantiek stelt dan dat er dan geen plaats meer is voor emoties, passies en gevoelens.
Verlichting (universaliteit als ideaal) > romantiek (dit betekent ontkenning van de eigenheid van individu en cultuur)
Kernwoorden van de romantiek: beleving, originaliteit, identiteit, authenticiteit
Het tot uiting brengen van je unieke persoonlijkheid
Romantiek en wetenschap
Tegen de mechanisering van de mens en natuur
Deel - geheel' begrijpen via teleologie: wat is de functie van de delen begrepen, vanuit het geheel?
- Geheel = Van kennis van de vogel, wijze van bewegen, omgevingsfactoren.
- Deel = Naar begrip van de functie van skelet, vorm snavel, etc.
Johann Wolfgang von Goethe
1. Romantiek
- Tegen de mechanisering van het mensbeeld
- In de biologie begrijp je delen vanuit het geheel
- Metafoor van machine moet vervangen worden door organisme, want bij een organisme bepaald het geheel de delen, terwijl bij een machine de delen het geheel bepalen
2. Dynamisch karakter van de natuur centraal: focus op evolutieen ontwikkeling.
3.
Johann Friedrich Blumenbach
1. Belangrijke verandering in denken over biologische processen:
- Van uitsluitend uitwendige krachten begrepen binnen een mechanistische kader (preformatietheorie)...
- Naar rol van inwendige, vormende krachten die doelgericht werken (theorie van epigenese).
2. In levende wezens huist een Bildungstrieb: een vormende kracht.
- In tegenstelling tot wat Kant beweerde (doelgerichtheid als heuristiek), steltBlumenbach dat de Bildingstrieb een verklarend principe is dat tot de natuur behoort: de oorzaak is verborgen maar de effecten zijn waarneembaar.
3. 'Ik deel, dus ik ben'
Revolutie van Darwin
Invloed van romantiek op biologie
- Afwijzing van mechanisering
- Dynamische ontwikkeling (Darwin)
Invloed romantiek op bewegingswetenschappen
- Organisme als geheel dat verandert in de tijd.
- Context bepaalt de functie van de delen.
Ondermijning van motorparadigma door evolutietheotie Darwin
Inteligent gedrag ontstaat niet door een 'slim' brein dat een stom en passief lichaam aanstuurt, dieren met een relatief simpel zs vertonen ook inteligent gedrag
Evolutietheorie benadrukt het functionele aspect van bewegen: bewegen als middel om gewenste relatie met omgeving te verkrijgen
Fenemelogie
Gaat niet uit van een tegenstelling van object en subject, maar gaat uit van een wederzijdse doordringen ervan (subject en object zijn verweven) .
1. object = de berg op zichzelf
2. subject = de schilder
3. fenomeen = het schilderij wat zich op verschillende manieren kan tonen
Husserl
1. Eerste fenomeloog
2. Geen onderscheid tussen lichaam en geest, want de ervaring van Leib staat nooit los van Korper
3. Maakt onderscheid tussen Leib en Korper
4. 'ik denk dat'
Leib
Het levende lichaam dat je daadwerkelijk bent.
- 'Bezielde natuur', het waarnemende lichaam, ervaring vanmijn lichaam van binnenuit (of: 'alsof van binnenuit').
Korper
Het lichaam dat je hebt en dus het fysieke lichaam wat we zien.
- 'Materiële natuur', het waargenomen lichaam, ervaring van mijn lichaam als een ding 'buiten mijzelf'.
Lichaamsbeweging
- Het verplaatsen van (delen van) het substantiële lichaam.
- Motorparadigma
- Instrumentaal
Bewegingshandeling
- Het realiseren van betekenis-relaties (bv. Doel van een tenniswedstrijd: winnen)
- Actieparadigma
- Betekenisvol
Merleau-Ponty
- Het intelligente lichaam
- Lichamelijkheid is fundamenteel voor de omgang met de wereld
- Onze relatie tot de werkelijkheid verloopt niet primair langs het bewustzijn, maar langs ons lichaam, 'de lichamelijkheid'.
- Lichaamsschema
- 'Ik kan'
Lichaamsschema
- Is geen optelsom van hoofd, romp, armen en benen, maareen doorleefd lichaam dat als één wordt ervaren.
- Staat niet tegenover de wereld; er is een wisselwerking en harmonie tussen lichaam en omgeving (geen vaste grenzen).
- Gangbare verklaring van empirisme en subjectivisme schieten tekort > resultaat is een lichaamsschema (tussenweg)
- Uitleg a.d.h.v fantoomlid: rationeel weet je ik heb die arm niet meer (empirisch waarneembaar), maar die kennis maakt nog niet deel uit van je lichaamsschema
1. Het lichaam wordt zo een subject
Ecologische psychologie
- Slit aan bij fenomelogie en het actieparadigma
- Voortdurende afstemming op informatiebronnen uit de omgeving
- Waarnemen is een activiteit van het hele lichaam
- Darwin: 'Gedrag is geen mechanische reactie van het lichaam, maar een functionele respons die resulteert in een relatie met de omgeving.'
Affordances
- Handelingsmogelijkheden, hangen af van onze lichamelijke eigenschappen en de mogelijkheden tot actie die deze met zich meebrengen.
- Ondermijnt het object subject schema
1. Er is een relatie met de omgeving
2. De omgeving is betekenisvol
3. Gaat tegen het motorparadigma in
Mensbeelden m.b.t betekenis in het motor- en actieparadigma
Motorparadigma: de mens is de betekenisgever
Actieparadigma: de mens is betekenisontdekker
Gibsons waarnemings / perceptietheorie
Had kritiek op het motorparadigma: stelden dat we niet de wereld direct waarnemen, maar stelt dat we een mentale representatie in ons brein vormen, van een omgeving die beschouwd wordt als losstaand van de waarnemer.
Actieparadigma van Gibson stelt dat waarnemen betekent direct in contact te staan met de affordances in de omgeving
- Waarnemen is een actief proces van het lichaam
- Optisch stroomveld en betekenisvolle structuren informeren de observator over de omgeving
Gedrag is functioneel specifiek en bepaald de beweging
Het brein is één van de factoren en niet de factor die bewegen beïnvloedt.
Functionalisme
Verschillende 'anatomische structuren' hebben dezelfde functie
Ook kan dezelfde anatomische structuur verschillende functies vervullen afhankelijk van de omgeving (context)
Theo Mulder
Mentale oefening werkt als de beweging al bekend is en de bewegingsinformatie regelmatig wordt ververst.'
Synergetica
Theorie die laat zien dat het geheel (het effect van samenwerking) meer is dan de afzondelijke delen (de individuele onderdelen waaruit het samenwerkende collectief bestaat).
Zelforganisatie
1. Zoektocht naar wetten van patroonformatie die structuuronafhankelijk zijn (voor open systemen op verschillende niveaus en verschillende materie).
2. Verschillen zelforganisatietheorie t.o.v. mechanisering:- systemen in levende en levenloze natuur zijn dynamisch; veranderen over tijd (romantiek).- interactie van elementen zorgt voor het ontstaan van patronen; begrijpbaar als geheel, niet in losse elementen (holistisch, romantiek).
Biologische verklaring op systeemniveau
Waarom een verschijnsel optreedt, begrijp je vanuit de functie binnen een groter geheel.
- Na een gevecht worden er meer soldaatmiertjes geboren dan werkmiertjes
Actieparadigma en zelforganiserend patroon
Bewegen 'kan wellicht worden begrepen als een zelforganiserend patroon': beweging ontstaat uit de dynamische interactie tussen een omgeving, een zenuwstelsel en een spier-skeletsysteem
Empirisch analytische methode
Atomisme, herhaalbaarheid, op basis van empirische observaties
Methode die complexe situaties opdeelt en via herhaalbaar empirisch bewijs zoekt naar verklaringen en inzicht
Hermeneutiek
Holisme, historiciteit, levenservaring als basis
Benadering die uit gaat van een betekenisvolle context
Atomisme
Beweging ('complex') als optelsom van de ('eenvoudige') functies van spieren, pezen en zenuwstelsel
Herhaalbaarheid
Revalidatie gericht op toepassing wetmatige verbanden, op herhaalbare gebeurtenissen.
Empirische observatiebasis
Wetmatige verbanden gebaseerd op observaties die evidence-based zijn.
Bewegingsproblemen en de empirisch-analytische methode
Mensen met bewegingsproblemen kunnen vaak meer dan bij abstracte oefeningen het geval lijkt te zijn
Handelingsgeorienteerde revalidatie > lichaamsgeorienteerde revalidatie
Holisme
Delen krijgen betekenis vanuit het geheel
historiciteit
Doorwerking in de tijd
Levenservaring
Betekent in de basis dat je leert begrijpen a.d.h.v eigen ervaringen
Waarom zijn zowel de empirisch analytische methode en de hermeneutiek relevant voor bewegingswetenschappen
In de empirisch-analytische methode gaat het over het observeren van objecten en in de hermeneutiek gaat het over het interperteren van betekenissen
Neem als voorbeeld hardlopen tegen depressie:
- Vanuit empirisch-analytische methode: verklaring in termen van neurotransmitters (het lichaam als object; oorzaken).
- Vanuit hermeneutiek: verklaring in termen van empowerment, doelen stellen en bereiken (het lichaam als subject en object; betekenis en redenen).
Beide methoden zijn relevant voor bewegingswetenschappen!
Motorparadigma & substantieel lichaamsbeeld
- Het lichaam als object.
- Zielloos sporten als een machine.
- Bewegen: het verplaatsen van (delen van) hetsubstantiële lichaam ('lichaamsbewegingen').
- Bewegen: observeerbaar als 'gedrag'.
Actieparadigma & relationele lichaamsbeeld
- Het lichaam als subject en object.
- Sport als 'existentiële' activiteit gericht op 'lichaam en ziel'.
- Bewegen: het realiseren van betekenisrelaties ('bewegingshandelingen').
- Bewegen: interpreteerbaar als (betekenisvol) 'handelen'
Buitenhuidse benadering
I. Het lichaam als geheel of delen zoals linkerarm of het hoofd.
II. Uitwendige oorzaken: zwaartekracht, materiaal(falen), instructies, ...
III. Bv. een discus verder gooien dan je tegenstanders.