1/22
Gastcollege
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Inleiding
Een hersenletsel gebeurt plotseling en verandert het leven ingrijpend, zowel voor de patiƫnt als de naasten.
Patiƫnten functioneren vaak niet meer op hun oude niveau, wat leidt tot onzekerheid en een traumatische ervaring.
Soorten hersenletsels:
Verworven hersenletsel (niet-degeneratief): ontstaat door een eenmalige gebeurtenis (bv. hersenschudding, beroerte, ongeval); hersentoestand blijft meestal stabiel.
Aangeboren hersenletsel: aanwezig bij de geboorte (bv. cerebrale parese).
Degeneratief hersenletsel: progressieve achteruitgang (bv. dementie, Parkinson).
Elk type letsel vereist een aangepaste aanpak voor behandeling en herstel.
Het herstelproces is langdurig en omvat een acute fase, revalidatie, en re-integratie in de samenleving.
Veel mensen ervaren verlies en gaan door een rouwproces om te leren omgaan met beperkingen.
Hersenletsel veroorzaakt een ābreuk in de levenslijnā door het plotselinge verschil tussen toekomstverwachtingen en de nieuwe realiteit.
Herstel is traag en moeilijk voorspelbaar: lichamelijke functies herstellen sneller dan cognitieve functies, die maanden tot jaren kunnen duren.
Oorzaak
Externe oorzaken (traumatisch hersenletsel):
Ontstaat door externe factoren (bv. verkeersongeval, klap op het hoofd).
Zenuwschade in de hersenen herstelt nauwelijks.
Interne oorzaken (niet-traumatisch hersenletsel):
Oorzaak binnen het lichaam.
Meest voorkomend: CVA (beroerte) ā door verstopping of scheuring van hersenbloedvaten.
Andere oorzaken: hartstilstand, herseninfecties, tumoren.
Bij mensen <65 jaar: 1/3 tot 1/2 van de gevallen zijn hierdoor veroorzaakt.
Bij mensen >65 jaar: hersenletsel meestal door CVA.
Acute behandeling
Slachtoffers worden snel naar spoedeisende hulp gebracht.
Bij verwarring of bewustzijnsverlies: hersenschade wordt onderzocht via beeldvorming.
CT-scan: toont dwarsdoorsneden van hersenen, detecteert grote schade (bv. bloedingen, hersenverschuivingen).
MRI-scan: gebruikt magnetische golven, nauwkeuriger dan CT, maar wordt later ingezet (weken/maanden).
CT kan soms geen letsel tonen, terwijl MRI dat wel doet.
Als ook MRI geen letsel toont, is het letsel vaak klein en goed herstelbaar.
Ernst van hersenletsel gemeten met Glasgow Coma Scale (GCS):
Meet oogopening, verbale en motorische reactie.
Score: 3 (diep coma) tot 15 (normaal bewustzijn).
Score ā¤8: coma, geen bewustzijn van zelf of omgeving.
Bij kunstmatige coma (voor behandeling): score is 3.
Gevolgen van hersenletsel:
Variatie afhankelijk van ernst en locatie:
Gevolgen verschillen per persoon, afhankelijk van de ernst en de plek van het letsel (rechter- of linkerhersenhelft), met vaak lichamelijke gevolgen aan de tegenovergestelde lichaamszijde.
Zichtbare en onzichtbare gevolgen:
Sommige gevolgen, zoals verlamming, zijn zichtbaar. Andere ā zoals neuropsychologische, emotionele, gedrags- en persoonlijkheidsveranderingen ā zijn onzichtbaar en worden vaak pas later herkend, maar hebben grote impact op het dagelijks leven.
Neuropsychologische gevolgen ā Cognitieve stoornissen:
Aandachts- en geheugenstoornissen:
Veelvoorkomende problemen bij NAH, zoals verminderde aandacht, concentratie en geheugen.
Waarnemingsstoornissen:
Vooral visueel-ruimtelijke stoornissen, afhankelijk van de locatie van het letsel.
Executieve stoornissen:
Moeilijkheden met plannen, organiseren en uitvoeren van taken, gerelateerd aan specifieke hersengebieden.
Specifieke cognitieve beperkingen:
Verstoorde aandacht:
Aandacht is essentieel voor cognitief functioneren.
Mensen kunnen zich vaak maar enkele seconden concentreren.
Snelle mentale vermoeidheid, vooral bij cognitieve inspanning (zoals een les van een uur).
Verslapping van aandacht leidt tot fouten en voortijdig stoppen van activiteiten.
Problemen met selectieve aandacht:
Onvermogen om irrelevante prikkels te filteren (zoals achtergrondgeluiden).
Snel afgeleid, overprikkeld en vermoeid.
Moeite met drukke of lawaaierige omgevingen.
Verhoogde stressgevoeligheid.
Trage informatieverwerking:
Verwerking van informatie verloopt aanzienlijk trager.
Moeite met snelle reacties en spreken.
Taken met tijdsdruk of complexe informatie zijn moeilijk te volgen.
Verdeelde aandacht is beperkt, wat multi-tasken bijna onmogelijk maakt (bijv. autorijden en praten, of koken met meerdere pannen).
Aanpak aandachtsproblemen bij mensen met hersenletsel:
Prikkelarme omgeving:
Rustige omgeving creƫren zonder afleidingen (radio uit, koptelefoon gebruiken).
Visuele prikkels beperken met wanden of schermen.
Aandachtstraining:
Starten met korte opdrachten (±15 minuten), gevolgd door pauzes.
Geleidelijk opbouwen naarmate uithoudingsvermogen toeneemt.
Taken opdelen:
Grote taken verdelen in kleine, beheersbare deeltaken.
Taken ƩƩn voor ƩƩn aanbieden om overbelasting te voorkomen.
Geen tijdsdruk:
Voldoende tijd geven voor taakuitvoering om stress te verminderen.
Korte, duidelijke instructies:
Instructies moeten helder en beknopt zijn om verwarring te vermijden.
EƩn taak tegelijk:
Vermijd multitasking; focus op ƩƩn opdracht per keer.
Minimale verstoringen:
Taakuitvoering mag niet onderbroken worden om focus te behouden.
Recuperatiepauzes:
Regelmatige rustpauzes plannen ter preventie van mentale vermoeidheid.
Grenzen aangeven:
Personen leren om eigen grenzen aan te geven en op tijd rust te nemen.
Geheugenproblemen na hersenletsel:
Retrospectief geheugen:
Herinneringen aan verleden (waar men woont, familie herkennen) meestal intact.
Soms lichte problemen met terughalen van eerdere gebeurtenissen.
Moeite met leren van nieuwe informatie:
Problemen met onthouden van basisinformatie (locatie ziekenhuis, namen).
Veel herhaling nodig om nieuwe informatie op te slaan.
Lager studierendement bij studiehervatting ā sneller ontmoedigd.
Verlies van recente herinneringen:
Niet meer weten wat recent is gebeurd (bijv. weekendactiviteiten).
Herhaling van vragen doordat men vergeet dat ze eerder zijn gesteld.
Moeite om familie over recente gebeurtenissen te vertellen.
Prospectief geheugen:
Problemen met onthouden van toekomstige acties (afspraken vergeten).
Heeft impact op dagelijks functioneren.
Post-traumatische amnesie (PTA):
Eerste fase van PTA:
Geheugen volledig verstoord, persoon weet niet wat er gebeurt.
Verwardheid, onjuiste verhalen (confabulatie).
Geen herinnering aan omgeving of recente gebeurtenissen.
Verbetering van PTA:
Geheugen herstelt geleidelijk, maar vaak blijvend geheugenverlies.
Geen herinnering aan periode net vóór het letsel (bijv. ongeval, route naar werk).
Verwarring en desoriƫntatie:
Desoriƫntatie en verwarring blijven aanwezig.
Confabulatie: persoon verzint informatie om geheugenlacunes op te vullen (bijv. ongeval i.p.v. beroerte).
Aanpak van geheugenproblemen
Vaste routines en dagstructuur
Creƫer een consistente dagelijkse routine voor herkenning en geheugenondersteuning via herhaling.
Voorkom fouten
Begeleid de persoon actief (bijv. naar fysiotherapie) om fouten en verwarring te voorkomen.
Opdrachten ƩƩn voor ƩƩn geven
Bied duidelijke, stapsgewijze instructies om taken beter uitvoerbaar te maken.
Gebruik van lijstjes en agendaās
Noteer alles in agendaās of lijstjes; helpt de persoon Ć©n familieleden overzicht te behouden.
Labels en visuele hulpmiddelen
Label deuren, meubels en routes om oriƫntatie te verbeteren.
Vertrouwde voorwerpen gebruiken
Plaats herkenbare items zoals fotoās op de kamer voor comfort en geheugenondersteuning.
Consistentie in plaatsing van voorwerpen
Zorg dat spullen altijd op dezelfde plek liggen om verwarring te voorkomen.
Strategieƫn voor geheugensteuntjes
Leer technieken zoals associaties maken of logisch ordenen om informatie beter te onthouden.
Gebruik van visuele hulpmiddelen
Planningsborden, lijstjes en andere hulpmiddelen helpen bij informatieorganisatie.
Oriƫntatiehulpmiddelen
Duidelijke klokken, agendaās of kalenders (zichtbaar op de gang) helpen bij tijds- en plaatsbepaling.
Confabulatie niet corrigeren, maar afleiden
Corrigeer verzonnen herinneringen niet direct; leid af en herhaal juiste info op een rustig moment.
Duidelijke communicatie
Vertel altijd eerst wat je gaat doen, zodat de persoon zich kan voorbereiden.
Afasie (taalstoornissen na hersenletsel)
Algemeen
Geen motorisch probleem, maar een stoornis in taalverwerking (begrijpen en uiten).
Expressieve afasie (Broca)
Moeite met spreken of woorden vinden; variƫrend van lichte woordvindingsproblemen tot nauwelijks kunnen praten of foutieve ja/nee-antwoorden.
Receptieve afasie (Wernicke)
Personen praten vloeiend maar begrijpen zichzelf of anderen niet goed; taalgebruik is vaak betekenisloos of onlogisch.
Verstoorde taalverwerking
Zowel begrijpen als uiten is aangetast, wat communicatie zeer moeilijk maakt.
Anomische afasie
Specifiek probleem met woordvinden; persoon weet wat hij wil zeggen maar kan het juiste woord niet vinden, gebruikt vage omschrijvingen of onjuiste woorden.
Aanpak bij Afasie
Rustige en stressvrije omgeving
Geef tijd en ruimte om te communiceren.
Vermijd tijdsdruk en stress, die taalproblemen kunnen verergeren.
Actieve betrokkenheid van de persoon
Spreek rechtstreeks met de persoon, niet over hen.
Gebruik normale taal, vermijd kinderlijke taal.
Vermijden van figuurlijke taal en humor
Geen grapjes, metaforen of beeldspraak gebruiken.
Wees duidelijk, direct en houd de boodschap simpel.
Gebruik van alternatieve communicatiemiddelen
Schrijven, wijzen, pictogrammen of gebaren kunnen helpen.
Probeer uit wat het beste werkt voor de persoon.
Betrek familieleden
Familie kan helpen bij het begrijpen van de communicatie.
Ze bieden emotionele en praktische ondersteuning.
Apraxie (vooral links hemisferisch)
Kenmerken
Moeite met uitvoeren van complexe handelingen ondanks intacte motoriek.
Problemen met het plannen en coƶrdineren van handelingen (bijv. kammen, gebruik van bestek).
Geen verlamming, maar verstoring in het motorisch planningsproces.
Aanpak
Vaardigheden opnieuw aanleren via begeleide oefeningen.
Gebruik van gestructureerde stappenplannen.
Hersenbeschadiging rechterhersenhelft: Visueel-ruimtelijke stoornissen
Verlies van ruimtelijke oriƫntatie
Moeite met lokaliseren van objecten (bijv. auto niet kunnen terugvinden).
Verstoord lichaamsbesef
Moeite met herkennen van eigen lichaamsdelen of aangeven waar aanraking plaatsvindt.
Lichaamsdelen kunnen als vreemd worden ervaren.
Problemen met visueel-ruimtelijke taken
Moeite met natekenen van figuren.
Problemen met puzzels of blokpatronen leggen.
Neglect
(rechterhemisferisch, vaak linkszijdig)
Kenmerken
Negeert linkerzijde van ruimte of lichaam, ondanks intact zicht.
Ervaart linkerzijde alsof het niet bestaat.
Gedrag en symptomen
Vraagt om linkerarm uit bed te halen, terwijl die al daar ligt.
Tekent alleen rechterkant van een klok of gebruikt alleen rechterhelft van papier.
Botst tegen objecten aan de linkerkant, negeert linkerzijde op het bord, kamt alleen rechterkant van haar.
Spreekt alleen mensen aan de rechterkant aan.
Impact
Blijvende stoornis, kan verbeteren maar verdwijnt zelden helemaal.
Grote risicoās in dagelijks leven, zoals in verkeer of bij lezen.
Vaak ongeschikt om auto te rijden.
Aanpak van neglect
Doel: Patiƫnt bewust maken van het negeren van linkerzijde van ruimte/lichaam.
Therapie: Trainen van strategieƫn zoals bewust oogbewegingen en focusverandering.
Resultaat: Aandachtstechnieken kunnen neglect verbeteren, maar vaak blijft het deels aanwezig.
Executieve functies
Belangrijk in nieuwe/complexe situaties zonder routine.
Vaardigheden: Anticiperen, flexibiliteit, probleemoplossing, zelfstandig handelen, initiatief nemen.
Gevolgen van schade aan frontale hersenen:
Moeite met doelen stellen, keuzes maken, plannen en organiseren.
Chaotisch werken zonder volledig begrip van de taak.
Gebrek aan initiatief, monitoring, probleemoplossing.
Voorbeeld: boodschappen niet kunnen afwerken, geen alternatieven bedenken bij obstakels.
Aanpak:
Moeilijk direct te trainen.
Gebruik van dagplanning en voorbereiding op veranderingen.
Vroegtijdige communicatie voorkomt verwarring en frustratie.
Emotionele, gedrags- en karakterveranderingen
Emotionele verwerking is complex en langdurig.
Veelvoorkomende reacties:
Prikkelbaarheid, snelle boosheid door overprikkeling.
Soms agressie (slaan/schoppen).
Initiatiefverlies, apathie (geen plan = passiviteit, weinig gespreksparticipatie).
Apathie ā depressie; soms moeilijk onderscheid.
Rigiditeit: vasthouden aan plannen door gebrek aan flexibiliteit.
Impulsiviteit, weinig zelfcontrole: risico op gevaarlijk/onhandig gedrag.
Verbaal ongepast gedrag: impulsieve, niet-relevante, soms ongepaste opmerkingen.
Overeten: kan leiden tot overgewicht, vooral na kunstmatige voeding.
Moeilijkheden met financiƫn: risico op financiƫle misstanden; soms bewindvoering nodig.
Sociaal onaangepast gedrag: luidheid, onderbrekingen, ongepastheid.
Gebrek aan ziekte-inzicht: ontkenning, vertraagd bewustzijn van beperkingen.
Verwerkingsproces = rouwproces voor patiƫnt Ʃn omgeving.
Revalidatie bemoeilijkt door ontkenning; geduld en ruimte zijn cruciaal.
Omgaan met gedragsproblemen
Omgevingsfactoren aanpakken:
Rustige, veilige omgeving creƫren.
Voldoende slaap, vermijden van overprikkeling.
Structuur en consistentie:
Structuur = veiligheid.
Team moet uniforme regels en aanpak volgen.
Bekrachtiging van gedrag:
Negatieve aandacht versterkt negatief gedrag.
Ongepast gedrag negeren, afleiden.
Korte, duidelijke correctie (āDit is niet gepastā), zonder discussie.
Time-out techniek:
Indien nodig korte time-out geven.
Direct ingrijpen zonder discussie.
Expressieve afasie (Broca)
Moeite met spreken of woorden vinden; variƫrend van lichte woordvindingsproblemen tot nauwelijks kunnen praten of foutieve ja/nee-antwoorden.
Receptieve afasie (Wernicke)
Personen praten vloeiend maar begrijpen zichzelf of anderen niet goed; taalgebruik is vaak betekenisloos of onlogisch.
Verstoorde taalverwerking
Zowel begrijpen als uiten is aangetast, wat communicatie zeer moeilijk maakt.
Anomische afasie
Specifiek probleem met woordvinden; persoon weet wat hij wil zeggen maar kan het juiste woord niet vinden, gebruikt vage omschrijvingen of onjuiste woorden.