Immunologie deeltoets 2

5.0(1)
studied byStudied by 12 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/44

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

45 Terms

1
New cards

intacte antigenen

kunnen B-cel receptoren en antilichamen herkennen

2
New cards

hinge-regio

geeft antilichaam flexibiliteit; twee antigenen binden & staart binden

3
New cards

constante regio

bepaalt isotype en functie antilichaam; bindt aan Fc-receptor

4
New cards

variabele regio

bepaalt antigen specificiteit (samen met constante); elke BCR ander variabel deel

5
New cards

affiniteit

bindingssterkte op 1 bindingsplek

6
New cards

aviditeit

opgetelde bindingssterkte van meerdere bindingsplekken; dimeren of pentameren gevormd om bindingssterkte te verhogen

7
New cards

polyklonaal

mix van antilichamen die hetzelfde antigen via verschillende epitopen herkent (gebruikt als antiserum of passieve vaccinatie)

8
New cards

monoklonaal

antilichamen van 1 B-cel herkent 1 epitoop op antilichaam (kan voor veel ziektes gebruikt worden)

9
New cards

stromale cellen

binden met ontwikkelende B-cellen —> sturen overlevingssignalen & bevorderen vermeerdering en groei met cytokines

10
New cards

volgorde somatische recombinatie

eerst zware keten (2 opties; eerste productief dan allelische uitsluiting); 50% door, 50% apoptose —> lichte keten (4 opties; begint met κ-keten; niet productief —> λ-keten ) redelijk efficiënt

11
New cards

kans op autoreactiviteit

immature B-cellen (komen uit beenmerg) kunnen voor iedere molecuul specifiek zijn

12
New cards

negatieve selectie

stromale en hematopoëtische cellen hebben multivalente self-antigenen op hun membraan —> wel binden = autoreactief dus apoptose —> geen binden = zelf tolerant dus overleven

13
New cards

receptor editing

opnieuw herschikking genen lichte keten —> nieuwe antigen specificiteit dus opnieuw testen (kan per chromosoom 4x opnieuw)

14
New cards

clonal deletion

alle autoreactieve B-cellen verwijdert —> centrale tolerantie geïnduceerd

15
New cards

perifere tolerantie

immature B-cellen die kunnen binden aan monovalente self-antigenen gaan niet opnieuw recombineren —> anergie (vaak in bloedsomloop)

16
New cards

positieve selectie

chemokines leiden immature B-cellen naar secundaire lymfoïde organen via HEV —> folliculaire dendritische cellen (blijven altijd in lymfe en geven overlevingssignalen) —> als B-cel signaal ontvang worden ze matuur (meer IgD dan IgM) —> naïeve, mature B-cellen

17
New cards

mature naïeve B-cellen

circuleren in bloedsomloop opzoek naar overlevingssignalen en hun antigen —> na ongeveer 100 dagen death by neglect

18
New cards

folliculaire dendritische cellen

vangen met complement receptoren intacte antigenen die gemarkeerd zijn door complement systeem; fagocyteren niet en hebben altijd veel antigenen —> B-cellen binden antigenen voor activatie (cross-linking BCR)

19
New cards

Co-receptor

zonder co-receptor kan B-cel niet geactiveerd worden —> complement binding CR2 op B-cel en C3d op antigen activeert co-receptor —> combinatie BCR en co-receptor activeert B-cel

20
New cards

klonale expansie

naïeve B-cellen fagocyteren antigenen en presenteren op MHC II —> interactie Tfh-cel voor activatie B-cel en vermeerdering = klonale expansie

21
New cards

plasmablasten

naïeve B-cellen differentiëren na klonale expansie in plasmablasten —> uitscheiding IgM; deel wordt en blijft plasmacel (blijven IgM uitscheiden); ander deel wordt germinal center

22
New cards

AID enzym

geactiveerd door interactie CD40 receptor (op B-cel) en CD40 ligand (op Tfh-cel)

23
New cards

istoptype switching

nodig voor bepaalde effector functies

cytokines Tfh (bepaald door interactie Tfh en DC) bepalen expressie bepaalde switch regios in DNA —> constante regios worden uit DNA geknipt —> eerst volgende constante regio afgeschreven

24
New cards

somatic hypermutation

verandering affiniteit receptor

random mutaties in variabele deel zware en lichte keten —> hogere affiniteit nodig voor interactie FDC; grotere kans op overleving = affinity maturation (betere affiniteit in receptor repertoire)

25
New cards

plasmacellen

effector B-cellen die antilichamen produceren; herverdeeld over lichaam na differentiatie —> cellen die in lymfeknoop blijven leven kort, cellen die naar beenmerg migreren blijven systematisch antilichamen uitscheiden en leven langer

26
New cards

neutralisatie

antilichamen weerhouden virussen of toxines ervan om te binden met hun doelwit

27
New cards

opsonisatie

een pathogeen dat is gemarkeerd door antilichamen wordt gefagocyteerd

28
New cards

complement activatie

antilichamen op het oppervlak van een pathogeen kunnen complement systeem activeren

29
New cards

IgM

zit in bloed; activeert klassieke complement manier —> zorgt voor versterkte fagocytose en bacteriële lysis —> grote moleculen dus gaan niet makkelijk naar weefsel

30
New cards

IgG

bindt aan neonatale Fc (Fcn) receptor en gaat zo naar weefsel —> worden dan niet afgebroken dus leven langer dan in bloed (Fcn receptor zit op endotheel cellen)

kan ook klassieke complement activeren (min. 2 IgG nodig) —> efficiënt virussen en toxines neutraliseren

31
New cards

Dimeer IgA

zin in mucosa —> meeste neutraliseren (bacteriën in darmen, virussen in ademhalingsorganen)

32
New cards

Fc receptoren

zijn belangrijke bemiddellaars bij antilichaam geïnduceerde cellulaire afweer —> specifiek voor IgG, IgE en IgA (γ, ε en α receptoren); zitten op effector cellen

33
New cards

IgE

vooral in weefsels, beschermt tegen parasieten

Fc-staart IgE bindt aan Fcε-receptor op eosinofielen —> geactiveerd en laten granulocyten vrij

constante deel IgE bindt aan Fcε-receptor op mastcel —> antigen bindt aan IgE —> cross-linking FcεR zorgt voor vrijkomen granulaire inhoud —> spieren trekken samen om parasiet eruit te duwen

34
New cards

IgG

activatie fagocyten en NK-cellen via Fcγ-receptor

IgG binden aan bacteriën met variabele deel; constante deel kan binden met FCγR op macrofaag —> verhoogde fagocytose (specifiek)

IgG bindt met variabele deel target cel (bv. tumor) —> NK-cel bindt aan FcγR —> activatie NK dus doding target cel = antibody dependent mediated cytotoxicity (ADCC)

35
New cards

protective immunity

kort na eerste infectie weer besmet —> genoeg antilichamen aanwezig dus geen infectie

36
New cards

eerste keer infectie

pathogeen actief & veel aanwezig —> meer effector T-cellen; leven kort, verwijderen infectie

minder pathogeen —> meer geheugen T-cellen; leven lang, voorkomen ziek worden bij volgende infectie

37
New cards

immunologische geheugencellen

geheugen T-cellen, geheugen B-cellen en lang levende plasma cellen

38
New cards

doel vaccineren

induceren van immunologisch geheugen en bescherming vóór infectie

39
New cards

live attenuated virus vaccins

zwakke/inactieve virussen; kunnen in menselijke cellen niet vermeerderen, maar antigenen komen zo overeen met pathogeen dat immuunrespons wel geactiveerd wordt —> extracellulaire virusdeeltjes opgenomen en gepresenteerd door APC

40
New cards

toxoid vaccinatie

deel pathogeen gebruiken om specifieke neutraliserende antilichamen te maken

41
New cards

subunit of eiwitvaccinatie

neutraliserende antilichamen respons op inactieve pathogenen

42
New cards

groepsimmuniteit

als een groot deel van de bevolking immuun is, vertraagd dat de verspreiding van de infectieziekte —> indirecte bescherming voor mensen die niet immuun zijn

kan bevordert worden door vaccinaties —> kan infectie mate of mutatie mate beïnvloeden

43
New cards

mRNA vaccins

minimale deel van een pathogeen; genetisch materiaal, ingebracht bij mensen zodat ze zelf antilichamen gaan maken tegen de anitgenen

44
New cards

adjuvants

zijn nodig bij subunit en toxoid vaccins omdat die niet zelf DC maturatie kunnen induceren —> adjuvants stimuleren TLR (co-stimulatie) zodat er geen T-cel anergie plaatsvindt

45
New cards

tweede immuunrespons

sneller dan eerste —> meer geheugencellen dan naïeve T-cellen —> maar 1 signaal nodig (antigen herkenning)—> snel macrofagen en B-cellen activeren