1/167
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
wetenschappelijk onderzoek
verzamelen van gegevens en trachten tot een oplossing te komen voor een bepaald probleem.
discours analyse
zoeken naar hoe het publiek alles interpreteert
gesitueerde activiteit
het lokale karakter, de gerichtheid, gesitueerd binnen een bepaalde context. Context-afhankelijk onderzoek.
insider perspectief
Zoveel mogelijk ruimte maken om de betekenis die mensen verlenen aan ervaringen aan bod te laten komen.
emic perspectief
Perspectief en de woorden van de participant als startpunt
etic perspectief
reeds bestaande theorieën, hypothesen en concepten als uitgangspunt.
Immersion
Intreden in het alledaagse leven van de participant.
rijke beschrijving
Een volledige en diepgaande beschrijving van het onderzoeksproces, de context en de resultaten.
reflexiviteit
Gaat over een bewuste analyse van de eigen rol en invloed als onderzoeker doorgeen het gehele onderzoeksproces.
data-reductie
Steeds te veel data om weer te geven: gemiddeldes nemen, een aantal thema's naar 1 overkoepelend thema brengen, ...
Transparantie
zo transparant en helder mogelijk beschrijven welke onderzoeksprocedures gevolg werden.
Principieel standpunt
Dit standpunt problematiseert het samengaan van kwalitatief en kwantitatief onderzoek.
Pragmatisch standpunt
Dit standpunt gaat ervan uit dat kwalitatief en kwantitatief onderzoek elk hun bijdrage leveren en dat ze op die manier aanvullend kunnen zijn.
Mixed methods
Vanuit dit perspectief wordt nagedacht over de verschillende manieren waarop methoden elkaar aanvullen.
Paradigmatisch / logisch wetenschappelijk perspectief
Reflecteert de objectieve, deterministische wereld. Affiniteit met positivistische natuurwetenschappen. Kwantitatief.
Narratief perspectief
Reflecteert de geconstrueerde wereld waarin de menselijke agent dingen kan laten gebeuren. Affiniteit met sociale wetenschappen en humane wetenschappen. kwalitatief.
Ontologie
De aard van de werkelijkheid en het zijn.
Epistemologie
Kennistheorie over de aard, oorsprong, voorwaarden en reikwijdte van onze kennis en weten. (ook relatie onderzoeker - participant)
Methodologie
Hoe (met welke procedures) kunnen we kennis verwerven?
Positivisme
- 1 werkelijkheid die bevattelijk en meetbaar is
- empirie
- kennis is waardenvrij
- objectieve en onafhankelijke onderzoeker
Postpositivisme
- 1 ware werkelijkheid die maar gedeeltelijk te bevatten is
- objectieve en onafhankelijke onderzoeker
Sociaal constructivisme
- meerdere geconstrueerde realiteiten
- waarheid en objectieve kennis onmogelijk
- reflexiviteit
- hermeneutisch en dialogisch
Kritische theorie
- geleefde ervaring gemedieerd door machtsverhoudingen in sociale en historische contexten
- emancipatie en transformatie
- groot belang van waarden
Naïef realisme
1 ware realiteit die kenbaar, identificeerbaar en meetbaar is.
kritisch realisme
1 ware realiteit die slechts gedeeltelijk kenbaar en meetbaar is.
Relativisme
Meervoudige, geconstrueerde realiteiten. Realiteit is subjectief en beïnvloed door de context van de situatie.
Historisch realisme
Realiteiten die gevormd worden door sociale, politieke, culturele, economische, ethische en genderwaarden. Realiteiten worden gemedieerd door machtsrelaties.
Objectivisme/dualisme
Onderzoeker en participant zijn onafhankelijk van elkaar.
Aangepast objectivisme
Erkent mogelijke invloeden van onderzoek, maar objectiviteit en onafhankelijkheid blijven belangrijk.
Axiologie
Rol van waarden van de onderzoeker in het wetenschappelijk proces.
Retoriek
taal die gebruikt wordt om procedures en resultaten van onderzoek te communiceren.
Paradigma
Set van assumpties over de sociale wereld die een filosofisch en conceptueel framewerk geeft voor de georganiseerde studie van de wereld.
Idiografisch
Begrijpen van individu als een uniek, complex ding. Met een zeer uitgebreide en gedetailleerde beschrijving.
Nomothetisch
Ontdekken van algemene patronen in gedrag die een normatieve basis hebben. Het doel is voorspellen en verklaren van fenomenen.
CQR
Consensual qualitative research. Een recente kwalitatieve benadering die werd gemaakt door psychologen.
Grand theories( meta-niveau)
Bevatten opvattingen over de aard van de realiteit, kennis. Is belangrijk als achtergrond. Niet volledig testbare assumpties.
Middle-range theories
Betreft theorieën die betrekking hebben op een beperkt domein of fenomeen en dus over theorieën die aansluiten bij de meest gebruikelijke invullingen van theorie.
Publicaties als theorie
Verwijzen naar de bestaande literatuur waarin onderzoeksbevindingen gepresenteerd worden en niet zozeer naar uitgewerkte theoretische modellen. Fact-finding studies.
Deductieve benadering
(=theorie testen) Hypothese wordt geoperationaliseerd.
Inductieve benadering
(=theorie bouwen) vertrekt vanuit observaties om naar een theorie/concept toe te werken.
Inside bron
Geconstrueerd door onderzoeker uit het interview, observaties, visueel of documentatie verzamelt over een target fenomeen.
Outside bron
Theorie kan binnenkomen van iets anders dan de onderzoeker in situ analytische reductie van data.
Centraliteit van theorie
Theorie is altijd aanwezig maar soms staat het centraal en soms enkel perifeer ten opzichte van de beoogde verschijnselen die worden onderzocht.
de onderzoekseenheid
Over wie je iets wilt zeggen.
De waarnemingseenheid
Wie je gaat bevragen.
Process-theory
Begrijpen hoe bepaalde situatie, beslissing, gebeurtenis, ervaring tot stand komt aan de hand van diepgaande analyse en rijke beschrijving van betekenis, contexten en mechanismen.
Variant-theory
Kijken of er associatie is tussen 2 fenomenen, focus op variabelen, hypothesen toetsen.
Analyse-eenheid
Op welk niveau onze analyse zich zal richten (individu/groep)
generalisatie
Brede conclusie op basis van specifiek voorkomen.
Formele/statistische generalisatie
Klassieke invulling van generaliseren en sluit vooral aan bij kwantitatief onderzoek waar met grote steekproeven gewerkt wordt en waar representativiteit van de steekproef cruciaal is.
Analytische generalisatie
Generaliseren van bijzonderheden naar bredere constructen/theorieën. Eerder kwalitatief, maar kan ook bij kwantitatief. De overtuigingskracht waarmee je op grond van je data en analyse aan theorie-opbouw kan doen.
Transfereerbaarheid
De mate waarin de lezen kan besluiten of jouw onderzoek overdraagbaar is naar een andere context dan die van de studie. Eerder kwalitatief, maar kan ook bij kwantitatief.
Homogeniteit
mensen moeten een gemeenschappelijke ervaring hebben.
Heterogeniteit
mensen moeten van elkaar verschillen.
Sequentieel steekproeftrekken
Stapsgewijs verder selecteren van participanten in functie van bevindingen.
Saturatie
Het in kwalitatief onderzoek net zolang doorgaan met de dataverzameling, totdat zich geen nieuwe informatie aandient.
convenience/oppurtunistic sampling
Mensen die eenvoudig te bereiken zijn. Gericht op ontwikkelen theorie. Meestal niet-sequentieel.
Algemeen doelgerichte sampling
Niet direct gericht op het ontwikkelen van een theorie. Meestal niet-sequentieel.
Theoretische sampling
Typisch bij grounded theory. Expliciet gericht op theorie opbouw. Altijd sequentieel.
Sneeuwbal/ chain referral sampling
Voor wanneer mensen moeilijk te bereiken zijn. De participanten zullen dan mensen uit de doelgroep helpen aanreiken.
Algemene of afwijkende case sampling
Ongewone manifestaties van een fenomeen. Naar het extreme kijken om te leren over het typische.
Typische case sampling
Focus op wat gemiddeld is. Gericht op beschrijven van het gewoonlijke proces.
Kritische case sampling
Gericht op maximale toepasbaarheid van informatie op andere cases.
Maximale variatie sampling
Brede range aan variatie in relevante dimensies. Ontdekken van cruciale thema's.
Homogene sampling
Onderzoeken van een gelijkaardige groep.
Doelgerichte random sampling
Als potentiële doelgerichte steekproef te groot is. Doel is geloofwaardigheid.
Gestratificeerde doelgerichte sampling
Combinatie van verschillende strategieën. Belangrijke variaties vatten.
Intrinsieke case-study
De zaak is pre-specifiek, niet gekozen, omdat een bepaalde zaak de focus van de onderzoeksvraag is.
Instrumentele of collectieve case-study
Een of meer gevallen moeten worden gekozen uit een aantal mogelijke alternatieven om een onderzoeksthema te verkennen.
Triangulatie
Dataverzamelingsmethodes worden gecombineerd.
Gestructureerde interviews
Ieder krijgt exact dezelfde vragen in de zelfde volgorde. Lage onderzoeksbias.
Ongestructureerde interviews
Open vragen met een topic lijst. Veel ruimte voor de participant om te spreken over wat die belangrijk vindt.
Semi-gestructureerd interview.
Interviewleidraad. Doorvragen. Flexibiliteit wat betreft volgorde.
Actief luisteren
de luisteraar gaat expliciet na of hij de spreker goed begrijpt, zodat de spreker zich begrepen voelt en het wederzijds contact verbetert
Probing
Participanten uitnodigen om verder te vertellen of verder op iets in te gaan.
Focusgroepinterview
Meerdere participanten gezamenlijk interviewen. Interactie tussen patiënten stimuleert debat.
Immersie
Onderzoeker gaat zich onderdompelen in de cultuur.
Peer review
Mede-onderzoekers controleren de observaties.
Member check
Leden van de bestudeerde groep controleren de observaties.
Transcriptie
Opschrijven van non-verbale communicatie.
Ecologische validiteit
De mate waarin onderzoeksresultaten overeenkomen met de alledaagse praktijk of werkelijkheid.
Interpretatief
niet feitelijk, wel achterliggende verklaringen/betekenissen
Iteratief
Fasen van dataverzameling, sampling, en data-analyse volgen elkaar herhaaldelijk op.
Constant comparatief
Nieuwe data vergelijken met data uit een vroeger stadium.
Symbolisch interactionisme
Stelt dat het individu geen passieve ontvanger is van de objectieve realiteit. (IPA) (GT)
Anti-reductionistische benadering
Complexe sociale of psychologische fenomenen niet herleiden tot een beperkt aantal variabelen, complexe realiteit zo getrouw mogelijk capteren. (IPA)
Bracketing
Onderzoekers moeten zich sterk bewust zijn van eigen veronderstellingen en moeten proberen deze zo weinig mogelijk laten meespelen.
Dubbele hermeneutiek
De participant maakt een interpretatie van hun leefwereld, de onderzoeker maakt vervolgens een interpretatie van de interpretatie van de participant.
Fit
Verwijs naar de vraag ' past je onderzoeksvraag bij je onderzoeksgegevens? '
Line-by-line coding
Fenomenen lijn per lijn gaan benoemen en met een open blik aanduiden.
Focused coding
Concepten werk je verder uit tot wat men een categorie noemt. Kritisch zijn en zorgen voor een unieke bijdrage aan bestaande theorieën.
Memo's
Uitgebreide notities die de brug tussen coderen en uitschrijven vormen.
Grounded theory
Een benadering waarbij onderzoekers op een zeer systematische manier en cylische manier tot theorie vorming of verklarende processen komen.
Code
Verwijst naar iets dat interessant lijkt te zijn.
Restcategorie
Waar je alle stukjes data plaatst die je niet meteen onder een welbepaalde code kan plaatsen.
Interne homogeniteit
Alle codes en stukjes data binnen een thema moeten over hetzelfde fenomeen gaan.
Externe homogeniteit
Alle codes en stukjes data die tot verschillende thema's behoren moeten duidelijk over een ander fenomeen gaan.
In vivo codes
Citaten of groepjes woorden die participanten letterlijk aanhalen die goed omschrijven waarover het gaat.
Constructed codes
Theoretische termen of woorden uit het dagelijkse leven als code.
Ethische perspectieven
De gegevens door een psychologische lens bekijken en ze interpreteren met de toepassing van psychologische concepten en theorieën die nuttig zijn voor onderzoek.