Een taal waarbij de vorm en betekenis precies vastliggen.
New cards
2
Natuurlijke taal
Een taal die mensen gebruiken om onderling te communiceren, waarbij de regels achteraf blijken uit het taalgebruik. De taal houdt zich niet aan één vast ontwerp, maar verandert voortdurend.
New cards
3
Kunstmatige taal
Een taal die mensen gebruiken om onderling te communiceren, waarbij de regels vooraf zijn vastgelegd. De taal is door mensen ontworpen en verandert niet of nauwelijks.
New cards
4
Dubbelzinnigheid
Verschijnsel waarbij een tekst of een zin meerdere betekenissen heeft.
New cards
5
Imperatieve taal
Een taal waarmee je de computer stapsgewijs instructies geeft.
New cards
6
Objectgeoriënteerde taal
Een taal waarbij alles draait om objecten, elk met eigen data en taken.
New cards
7
Zuiver imperatieve taal
Een imperatieve taal die echt alleen imperatief is.
New cards
8
Declaratieve taal
Een taal waarmee je informatie of een functionaliteit beschrijft.
New cards
9
Functionele programmeertaal
Een programmeertaal die bestaat uit een verzameling functies.
New cards
10
Logische programmeertaal
Een programmeertaal die bestaat uit een aantal randvoorwaarden, waarna je een probleem kunt oplossen binnen die voorwaarden.
New cards
11
Syntaxis
De taalregels van een programmeertaal.
New cards
12
Drie niveaus van syntaxis
Woordniveau (spelling), zinsniveau (grammatica), en contextniveau (geldigheid van variabelen, objecten en typen).
New cards
13
Backus-Naurvorm (BNF)
Een manier om grammaticale regels voor formele talen te noteren.
New cards
14
Broncode
De code van een programma.
New cards
15
Parser
Software die code controleert op grammaticale fouten.
New cards
16
Compiler
Software die broncode vertaalt naar een executable.