1/121
fzf
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
transférer
overboeken, overschrijven
un transfert
een overdracht
une valeur comptable
een boekhoudwaarde
un actif
een activa
-
-
un bénéfice brut
een bruto winst
un bénéfice net
een netto winst
un bilan
een balans
brut
bruto
un cash-flow
een cash-flow
des charges patronales
patronale lasten
des charges salariales
loonkosten
un compte d’exploitation
een exploitatierekening
un compte de pertes et profits
een winst- en verliesrekening
un compte de résultat
een resultaatrekening
un déficit
een tekort, deficit
déficitaire
verlieslatend
dégager des bénéfices
winst boeken
une dépense
een uitgave
dépenser
uitgeven
déposer son bilan
zijn balans neerleggen
un dépôt de bilan
een neerlegging van de balans
une dette
een schuld
dresser un bilan
een balans opstellen
un équilibre
een evenwicht
équilibrer
in evenwicht houden
une faillite
failliet
faire faillite
failliet gaan
des frais
onkosten
-
-
un huissier
een deurwaarder
des immobilisations
vaste activa
immobiliser
onroerend maken
un journal comptable
een journaal
net
netto
un passif
een passiva
une perte
een verlies
un plan comptable
een rekeningstelsel (niet resultatenrekening)
un profit/un bénéfice/un gain
een winst (3 opties)
réaliser des bénéfices
winst maken
une recette
een inkomst
un solde
een saldo
un solde créditeur
een batig saldo
un solde débiteur
een schuldig saldo
à court terme
op korte termijn
à crédit
op afbetaling, op krediet
à découvert
ongedekt, in het rood
à long terme
op lange termijn
accorder un crédit à
een krediet verlenen aan
une banque
een bank
un banquier
een bankier
une caisse
een kassa, kas
un carnet de chèques
een chequeboekje
une carte bancaire
een bankkaart
une carte de crédit
een kredietkaart
un change
een wisselkoers
changer de l’argent
geld wisselen
un chèque
een cheque
un compte
een rekening
un compte à vue
een zichtrekening
un compte d’épargne
een spaarrekening
un crédit
een krediet
créditer
crediteren
un débit
een debet
débiter
debiteren
un découvert
een ongedekt bedrag
un dépôt
een deposito
émettre un chèque
een cheque uitschrijven
un emprunt
een lening
emprunter
lenen van
épargner
sparen
être à découvert
ongedekt zijn, in het rood staan
un extrait de compte
een rekeninguittreksel
hypothécaire
hypothecair
une hypothèque
een hypotheek
un intérêt
een interest, rente
un montant
een bedrag
un moyen de paiement
een betaalmiddel
ouvrir un crédit
een krediet openen
un prêt/un emprunt
een lening (2)
prêter
lenen aan
un remboursement
een terugbetaling
rembourser
terugbetalen
retirer de l’argent
geld afhalen
un retrait d’argent
een geldafhaling
s’endetter
zich in de schulden steken
un taux
een koers, percentage, tarief
un taux d’intérêt
een rentevoet
toucher un chèque
een cheque innen
un versement
een storting
verser
storten
un virement/un transfert
een overschrijving
virer/transférer
overmaken, overschrijven
une assurance
een verzekering
une assurance auto
een autoverzekering
une assurance-vie
een levensverzekering
un assuré
een verzekerde
assurer
verzekeren
un assureur
een verzekeraar
une compagnie d’assurances
een verzekeringsmaatschappij