HC4: Beinvloeden van gedrag / Aanleren van vaardigheden

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/58

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

59 Terms

1
New cards

Toegepaste gedragsanalyse en -therapie

Analyseren van gedrag in relatie tot de omgeving.

2
New cards

2 manieren om gedrag te beinvloeden in relatie tot de omgeving.

  1. Aanleren van vaardigheden

  2. Manipuleren van antecedenten en consequenten

<ol><li><p>Aanleren van vaardigheden</p></li><li><p>Manipuleren van antecedenten en consequenten</p></li></ol><p></p>
3
New cards

Kwadrant van Remmington (niet uitputtend): Interventies

knowt flashcard image
4
New cards

Antecedente controle

Controle uitoefenen aan de voorkant van het gedrag.

Gericht op de stimulus of op de MO:

- Afname van de bekrachtiging via de MO

- Manipulatie van stimuli die aangeven of gedrag bekrachtigd wordt

- Manipulatie waardoor gewenst gedrag sneller optreedt

- Manipulatie waardoor ongewenst gedrag minder snel optreedt.

Over het algemeen een component van een behandelprogramma (vaak met extinctie, differential reinforcement).

5
New cards

Motivational operation

Een omgevingsgebeurtenis die aan gedrag vooraf gaat (type antecedent) en maakt of een bekrachtiger effectief is in die bepaalde specifieke situatie.

6
New cards

Fading

Geleidelijke verandering van de discriminatieve stimulus die het probleemgedrag uitlokte → stapje voor stapje langzaam opbouwen tot het kind het weer aan kan.

  • Antecedente controle

7
New cards

Antecedente controle volgens Kwadrant van Remmington

Per functie vh probleemgedrag kan een andere invulling aan de antecedente controle gegeven worden.

<p>Per functie vh probleemgedrag kan een andere invulling aan de antecedente controle gegeven worden. </p>
8
New cards

Analyseonafhankelijke procedures

Als je functie van het gedrag niet weet. o.a. lichamelijke oefening (meer bewegen = vermoeider en minder lege tijd), verrijkte omgeving (meer interessant maken middels prikkels en taken: leuke dingen zorgen voor afleiding vh probleemgedrag), beschermende materialen, beperkingen.

9
New cards

Noncontingente bekrachtiging

Inzetten op A; een bekrachtigende stimulus of gebeurtenis wordt aangeboden o.b.v. tijdsintervallen.

  • Bekrachtigingen worden aangeboden op vaste momenten → begin kort, daarna zijn intervallen van langere duur.

    • Kijkt naar functie van gedrag om te bepalen welke procedure je gedurende dag inzet.

  • Combineren met andere procedures om alternatief gedrag aan te leren.

<p>Inzetten op A; een bekrachtigende stimulus of gebeurtenis wordt aangeboden o.b.v. tijdsintervallen.</p><ul><li><p>Bekrachtigingen worden aangeboden op vaste momenten → begin kort, daarna zijn intervallen van langere duur.</p><ul><li><p>Kijkt naar functie van gedrag om te bepalen welke procedure je gedurende dag inzet.</p></li></ul></li><li><p>Combineren met andere procedures om alternatief gedrag aan te leren. </p></li></ul><p></p>
10
New cards

Tokensysteem

Inzetten op bekrachtiging

  • Contract met afspraken opgesteld die leiden tot bekrachtigers.

  • Korte inzet van ongeveer 6 maanden.

  • Later meer tokens verdienen voor dezelfde bekrachtiging.

11
New cards

Differential reinforcement

Doel: probleemgedrag geleidelijk laten afnemen (extinctie) door gewenst gedrag te stimuleren middels bekrachtiging. Op ongewenst gedrag volgt geen bekrachtiging.

  • Ander gedrag (DRO)

  • Alternatief gedrag (DRA)

  • Onverenigbaar gedrag (DRI)

  • Communicatief gedrag (DRC)

12
New cards

Functionele communicatietraining

Hangt nauw samen met differential reinforcement of communicative behavior (DCR).

  • Communicatieve respons wordt aangeleerd met dezelfde functie als het probleemgedrag (functional equivalence).

    • Bij voorkeur gebeurt dit aanleren op een contingente wijze, maar kan ook non-contingent.

Stappen:

  1. Onderbreek probleemgedrag

  2. Prompt communicatieve prompt

  3. Bekrachtig communicatieve prompt

13
New cards

Prompt

Iets wat ons vraagt om bepaald gedrag te vertonen of ons herinnert dit te doen.

14
New cards

Extinctie

Inzetten op uitdoving; De bekrachtiger — die het gedrag in stand hield — volgt niet meer op het gedrag. Alle bekrachtigers moeten consequent achtergelaten worden, door iedereen op dezelfde manier.

  • FA is noodzakelijk.

  • Pas op voor extinction burst.

<p>Inzetten op uitdoving; De bekrachtiger — die het gedrag in stand hield — volgt niet meer op het gedrag. <em>Alle </em>bekrachtigers moeten <em>consequent </em>achtergelaten worden, door <em>iedereen </em>op <em>dezelfde manier.</em> </p><ul><li><p>FA is noodzakelijk.</p></li><li><p>Pas op voor <strong>extinction burst.</strong></p></li></ul><p></p>
15
New cards

Extinctie is effectief, maar niet eenvoudig toepasbaar. Waarom?

- Past niet bij ieder gedrag

- Past niet in iedere context

- Moet consequent toegepast worden.

- Duurt lang (soms 6 maanden)

16
New cards

Extinction burst

Het gedrag neemt eerst toe voordat het afneemt, omdat het kind op zoek is naar de gewende bekrachtiging.

17
New cards

Time-out

Tussen extinctie en straf → Inzetten op uitdoving.

  • Je haalt het kind uit de situatie en plaatst het op een andere plek, direct volgend op het probleemgedrag, om bekrachtigende reacties die volgen op het probleemgedrag te verminderen.

  • Verlies van toegang tot positieve bekrachtiging.

    • Werkt alleen als situatie veel gedrag oproept en dit de functie is vh probleemgedrag.

MAAR

• Time-in moet bekrachtigender zijn dan time-out

• Zo neutraal en kort mogelijk

• Legale en ethische kaders.

18
New cards

Responsrestrictie

Inzetten op uitdoving; Voorkomen van probleemgedrag door het fysiek onmogelijk maken van gedrag (ex. je hand voor iemand houden als diegene zichzelf op zijn hoofd wil slaan).

  • Gedrag en het fijne gevoel dat het oproept wordt onderbroken.

19
New cards

Immobilisatie

Inzetten op uitdoving; Het beeindigen vd bekrachtigende handeling waarna herhaling vh gedrag voor korte tijd uitgesloten wordt (ex. kind dat veel duim zuigt, houd de duim even vast zodat het langere tijd niet kan gebeuren).

20
New cards

Overcorrectie

Inzetten op bestraffen; Wanneer het probleemgedrag wordt laten zien, gaat iemand daar een reeks van andere gedragingen op laten zien.

  • Restitutional overcorrectie

  • Positieve oefening

  • Negatieve oefening

21
New cards

Restitutional overcorrectie

Schade herstellen en daarnaast betere omstandigheden creeren (niet alleen excuses aanbieden, maar ook nog iets extra’s doen).

  • ex. jongen gooit beker vd juf kapot, zegt sorry en koopt een nieuwe beker en maakt een tekening om het goed te maken met de juf.

22
New cards

Positieve oefening

De correcte vorm van gedrag voor een bepaalde tijd of aantal responsen herhalen → Voor iedere foute respons zet je X aantal goede responsen in.

  • ex. elke keer dat het kind ongewenst gedrag, zoals expres in de vinger knippen, vertoont, moet hij een gewenst gedrag meerdere keren herhalen.

    • het is belangrijk dat het kind deze gewenste gedraging al kan beheersen.

23
New cards

Negatieve oefening

Probleemgedrag meerdere keren herhalen zodat verzadiging optreedt (wanneer probleemgedrag 1x optreedt, moet het heel veel herhaald worden zodat ‘de lol ervan afgaat’).

  • ex. kind is non-stop aan het klappen, nu moet het kind dit 100 keer doen tot hij het saai vindt.

24
New cards

Neutralizing routines

Procedure inzetten op de functie vh gedrag; Gedrag dat een kalmerend effect heeft op een stimulus die spanning oproept (ex. bladeren door een fotoalbum).

25
New cards

Desensitisatie

Procedure inzetten op de functie vh gedrag; Stapsgewijze confrontatie met de angstopwekkende stimulus waarbij vermijdingsgedrag niet optreedt en toenadering tot de stimulus wordt bekrachtigd.

  • ex. iemand is bang voor honden, eerst foto van hond laten zien, dan hond op afstand ontmoeten, dan aaien.

26
New cards

Flooding

Procedure inzetten op de functie vh gedrag; Confrontatie met de angstopwekkende stimulus zonder dat ontsnapping mogelijk is.

  • ex. bang voor hond, in dezelfde kamer als een hond zitten tot de angst is afgenomen.

27
New cards

Gedrag: Interactie tussen individu en omgeving

Bij ontwikkelingsproblemen is de relatie tussen persoon en de (sociale) omgeving niet optimaal.

  • Door aan antecedent en consequent iets te veranderen, kan gewenst (toenemen)b en/of probleemgedrag (afnemen) beinvloed worden.

<p>Bij ontwikkelingsproblemen is de relatie tussen persoon en de (sociale) omgeving niet optimaal. </p><ul><li><p>Door aan antecedent en consequent iets te veranderen, kan gewenst (toenemen)b en/of probleemgedrag (afnemen) beinvloed worden. </p></li></ul><p></p>
28
New cards

Vaardigheden aanleren aan mensen met ontwikkelingsproblemen

  1. Aanpassingen in de fysieke omgeving, om vaardigheden op gang te krijgen.

    • ex. kind houdt van auto’s, dus ga iets inzetten met auto’s.

  2. Aanpassingen in de sociale omgeving en het contact.

    • communicatie, beweging afstemmen op prikkelniveau vh kind.

  3. Technieken uit ABA kunnen gebruikt worden, gericht op:

    • Antecedenten: uitlokken van leermomenten.

    • Behavior: het uitvoeren van gewenst gedrag.

    • Consequenten: het versterken van gewenst gedrag.

29
New cards

Aanpassen vd (sociale) omgeving

Omdat: Andere of tragere informatieverwerking:

- Observatie leren

- Verbale instructie

- Sociale motivatie

Aanpassingen;

- Visuele ondersteuning en structuur

- Minimaliseren afleiding, maximaliseren stimulering

- Grotere focus op non-verbale technieken

- Veel herhaling

- Fysieke context: verlichting, materialen etc.

- Contact: betrokken, motiverend, affectief, sensitief, responsief ...

30
New cards

Beinvloeden van gedrag: een leermoment

Prompt is nodig om een leermoment uit te lokken en het doelgedrag aan te leren.

  • Centraal: probleem dat je wilt beinvloeden.

31
New cards

Wat ga je aanleren?

Aanleren van vaardigheden gericht op het stimuleren vd ontwikkeling.

  • Kijk wat passend is voor kalenderleeftijd, ontwikkelingsleeftijd en leerstijl.

  • Kijk naar reduceren van gedragsproblemen en frustratie.

  • Vergroten van kwaliteit van leven.

  • Oplossen van praktische problemen.

    • Richtlijn: doel halen in 6-12 weken.

32
New cards

Definieren van doelgedrag

  • Welke situatie

  • Welk gedrag

  • Wat verstaan mensen daaronder?

ex. Morris fietst zelfstandig en veilig op het goede tijdstip van zijn huis naar de dagbesteding en terug.

Daarna taakananalyse maken.

33
New cards

Aanleren meervoudige gedragingen: Gedragsketens

Gedragsketen bevat verschillende deelvaardigheden met een duidelijk begin en einde die in een bepaalde volgorde dienen te worden uitgevoerd.

34
New cards

Aanleren van een gedragsketen

  1. In zijn geheel: in een keer alle stappen aanleren.

  2. Gedeeltelijk: alle stappen gezamenlijk doorlopen, waarbij je met aanleren begint bij:

    • De laatste stap (backward chaining)

    • De eerste stap (forward chaining)

35
New cards

Backward chaining

Aanleren meervoudige gedragingen; Je voert zelf bijna alle stappen uit en laat het kind de laatste stap uitvoeren. Daarna laat je het kind steeds 1 stap daarvoor uitvoeren, tot het kind alles zelf kan.

<p>Aanleren meervoudige gedragingen; Je voert zelf bijna alle stappen uit en laat het kind de laatste stap uitvoeren. Daarna laat je het kind steeds 1 stap daarvoor uitvoeren, tot het kind alles zelf kan.</p>
36
New cards

Forward chaining

Aanleren meervoudige gedragingen; Het kind voert de eerste stap uit, je voert daarna de rest vd stappen uit. Daarna laat je het kind steeds 1 stap daarna uitvoeren, tot het kind alles zelf kan.

<p>Aanleren meervoudige gedragingen; Het kind voert de eerste stap uit, je voert daarna de rest vd stappen uit. Daarna laat je het kind steeds 1 stap daarna uitvoeren, tot het kind alles zelf kan. </p>
37
New cards

Wanneer kies je voor Forward chaining?

Taken in repertoire.

  • Als het andere initiatief moet nemen/om hulp moet vragen.

  • Als de eerste stap makkelijk is (snel succes)

    • Nadelen: uitgestelde beloning, trainer neemt behandeling over.

38
New cards

Wanneer kies je voor Backward chaining?

Voor aanleren van nieuwe taken.

  • Beloning is belangrijk, deze volgt direct na de handeling.

39
New cards

Wanneer kies je voor Total task training?

  • Client kan goed imiteren.

  • De client beheerst de taak al redelijk.

  • De taak is eenvoudig.

40
New cards

Bekrachtigers zijn effectief als zij

- Direct volgen op het gedrag

- Alleen volgen op dat gedrag

- Er een tekort aan is (anders verzadiging)

- De grootte goed is.

41
New cards

Voorkeur voor welke type bekrachtigers?

- Functionele bekrachtigers (leveren iets op, koken → eten).

- Sociale bekrachtigers

- Intermittende bekrachtiging

42
New cards

Omgaan met fouten: als voorkomen niet lukt

Op hetmaken van een fout volgt geen bekrachtiger.

  • De handeling wordt uitgevoerd met een intensiever hulpniveau en daarna wordt er neutraal doorgegaan naar de volgende stap.

43
New cards

Bekrachtiging: Intermittent reinforcement

  • Continu (CR): Als iemand iets heel moeilijks moet leren, beloon je iedere keer.

  • Ratio: Gekoppeld aan frequentie.

    • ex. na iedere 3x.

  • Interval: Gekoppeld aal tijd.

    • ex. iedere 5 minuten.

  • Fixed: voorspelbaar belonen, vaste intervallen.

  • Variabele: onvoorspelbaar belonen.

Variable ratio is beste → meest resistent tegen extinctie.

44
New cards

Response shaping

Het bekrachtigen van gedrag dat lijkt op doelgedrag, om zo steeds meer in de buurt te komen van het doelgedrag.

  • Criteria aanscherpen voor bekrachtiging.

  • Wanneer je niet kunt prompten.

45
New cards

Prompt

Een cue om gewenste respons uit te lokken (instructional prompt).

  • Voorkomt fouten en faalangst.

  • Vergroot kans op beloningen en succeservaringen.

  • Geef direct na de stimulus.

46
New cards

2 soorten prompts

  1. Stimulus prompt

    • hulp door taak eenvoudiger ta maken.

    • stimulus fading

  2. Respons prompt

    • hulp om de taak uit te voeren (samen doen).

    • fysiek, verbaal, schriftelijk, gebaren modelleren, etc.

    • least-to-most prompting

    • most-to-least prompting

    • delayed prompting

47
New cards

Stimulus fading

Stimulus prompt; geleidelijke systematische verandering vd stimulus (vorm, positie) om de gewenste respons uit te lokken.

48
New cards

Most-to-least prompting

Respons prompt; Beginnen met veel hulp en dit afbouwen tot de client het zelf kan.

  • Doel: aanleren nieuwe taken.

Voordelen

  • Foutloos leren

  • Weinig tijd om een respons uit te lokken

  • Snelle en frequente bekrachtiging

Nadelen

  • Kan afhankelijkheid bevorderen

  • Overstappen naar volgend promptniveau is lastig

49
New cards

Least-to-most prompting

Respons prompt; client eerst helemaal zelf laten proberen, hulp opbouwen tot de client het zelf kan.

  • Doel: bij taken in repertoire

Voordelen

  • Duidelijke criteria om van het enen naar het andere promptniveau te gaan.

  • Makkelijk toe te passen

Nadelen

  • Kans op fouten

  • Soms een reeks van prompts, dat kost veel tijd

50
New cards

Delayed prompting

Respons prompt; Interval wachten om te kijken of de client zelfstandig het doelgedrag uitvoert. Wanneer diegene het niet doet, geef je een prompt.

  • Doel: het gedrag onder controle brengen van normale stimuli.

Voordelen

  • Manier om afhankelijkheid van natuurlijke cues te leren

Nadelen

  • Kans op fouten tijdens delay

  • Lange trainingstijd bij lange delays

51
New cards

Incidental teaching

Het creeren van een omgeving of situatie om bepaald gedrag uit te lokken. Wanneer het kind initiatief neemt tot bepaald gedrag, kun je prompten voor een nog betere respons.

  • Consequentie biedt een meer gewenste uitkomst.

<p>Het creeren van een omgeving of situatie om bepaald gedrag uit te lokken. Wanneer het kind initiatief neemt tot bepaald gedrag, kun je prompten voor een nog betere respons.</p><ul><li><p>Consequentie biedt een meer gewenste uitkomst. </p></li></ul><p></p>
52
New cards

Behavior chain interruption

Het blokkeren van een belangrijk onderdeel binnen een gedragsketen, zodat de client leert vragen, of inziet daat onderdeel belangrijk is.

  • Goed toepasbaar in natuurlijke, dagelijkse situatie.

    • ex. handen wassen en voordat je zeep gaat pakken stoppen zodat kind herinnert dat zeep pakken belangrijk is.

53
New cards

Het geven van instructie kan op verschillende manieren - Welke?

  • Aandachtscue

  • Natuurlijke stimulus (trek)

  • Taakverzoek

    • Verbale stimulus (geven van opdracht of hint)

    • Voorwerp (hint)

    • Lezen op dagprogramma

    • Pictogram of foto

54
New cards

Aanleiding voor het starten vd vaardigheid door de client

  • Afhankelijk vd taak

  • Afhankelijk vd client

  • Variatie naarmate de training vordert

55
New cards

Discrete trials

Indien van toepassing, volgt direct na de stimulus de prompt. Daarna komen de respons en de consequentie.

<p>Indien van toepassing, volgt direct na de stimulus de prompt. Daarna komen de respons en de consequentie.</p>
56
New cards

Response delay

Het tegenhouden van een reactie gedurende een bepaalde tijd na instructie, vooral bij impulsieve responsies.

  • Geef client eerst de tijd om goed te kijken en de opdracht te begrijpen, voordat diegene de respons kan maken.

57
New cards

Transfer van stimuluscontrole

Doel: Client leert geleerde vaardigheden in het dagelijks leven zelf toepassen. De natuurlijke situatie moet het gedrag uitlokken, ipv. een bepaalde stimulus of prompt vanuit de trainer.

  • Client kan het gedrag correct uitvoeren, behouden over tijd en toepassen in het dagelijks leven.

  • Generalisatie.

58
New cards

4 manieren op generalisatie te bevorderen

  • Functionele relaties

    • relatie tussen gedrag en beloning.

    • functioneel voor de client (levert iets op)

  • Afnemende rol vd trainer

    • variatie stimuli (instructie, personen, ruimtes) en responsen (treinreizen)

    • lossere trainingen

    • afwezigheid vd trainer opbouwen

  • Af en toe bekrachtigen

    • respons wordt minder afhankelijk van bekrachtiging

    • natuurlijk

    • afbouwen van bekrachtiging (ook non-verbaal)

  • Natuurlijke instructies/stimuli

    • weten wat de client bedoelt: kans op bekrachtiging.

    • opdrachten die zowel in training als dagelijkse situaties passen.

    • geef voorwerpen die de client kan meenemen naar verschillende omgevingen (ex. picto’s).

59
New cards

Interventies bij verschillende doelgroepen

knowt flashcard image