KC les 5

5.0(1)
studied byStudied by 15 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/110

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

111 Terms

1
New cards

馮諼

(Féng Xuān)

Naam van iemand uit 3de eeuw v.Chr.

2
New cards

(Kè)

Behandelen als gast (TV) + gast

3
New cards

孟嘗君

(Mèngcháng jūn)

De heer Mengchang (naam)

4
New cards

(Pín)

Arm (sv)

5
New cards

(Fá)

Uitgeput, armoedig, verarmd zijn (sv) (armer dan 貧 pín)

6
New cards

(Jì)

(Iets aan iemand) toevertrouwen (TV)

7
New cards

(Shí / sì)

Eten (IV) + voedsel, het eten + voeden, eten geven (TV)

8
New cards

寄食

(Jì shí)

Afhankelijk worden van iemand voor je levensonderhoud, bij iemand intrekken/ (soms negatief) parasiet zijn (IV)

9
New cards

(Mén)

Deur, poort

10
New cards

(Nuò)

Akkoord gaan, toestemmen (met tegenzin) (IV)

11
New cards

左右

(Zuôyòu)

Hofhouding, medewerkers, volgelingen, omgeving

12
New cards

(Câo)

zn: gras

sv: ruw

13
New cards

(Jù)

Voorzien van (TV) + proviand, gebruiksvoorwerpen, voorzieningen (dat wat men voorziet)

14
New cards

草具

(Câo jù)

Ruw/grof voedsel, basisvoedsel

15
New cards

(Yî)

Aanleunen tegen (TV)

16
New cards

(Zhù)

Pilaar

17
New cards

(Tán)

Tokkelen, spelen op een snaarinstrument (TV)

18
New cards

(Jiàn)

Zwaard

19
New cards

(Jiá)

Heft van een zwaard (pars pro toto, synecdoche: stijlfiguur van de gedeeltelijke aanduiding)

20
New cards

(Lái)

Komen (naar spreker toe) (IV)

21
New cards

歸來

(Guī-lái)

Terug naar huis gaan, naar huis terugkomen, terugkeren naar huis (IV)

22
New cards

(Bî)

Vergelijken (TV) + gelijk (sv) + in vergelijking met, zoals (cv)

23
New cards

(Chē)

Wagen, koets, rijtuig

24
New cards

(Jià)

Inspannen (van een wagen), rijden in een wagen (TV) + een ingespannen wagen

25
New cards

(Chéng)

(Be)rijden (van een wagen/paard) (TV)

26
New cards

(Jiē)

In de lucht zwaaien met iets (TV)

27
New cards

知足

(Zhī zú)

Voldoening kennen, tevreden zijn (sv)

28
New cards

不知足

(Bù zhī zú)

Ontevreden zijn, geen voldoening kennen (sv) (soms iemand die altijd ontevreden is)

29
New cards

(Gōng)

Hoogste adelijke titel binnen feodale hiërarchische maatschappij (eretitel): “hertog”, “(wel)edele heer”

30
New cards

(Gêi / jî)

Geven (TV)

31
New cards

(Jì)

Optekenen, neerschrijven (TV) + verslag, wat opgetekend is

32
New cards

(Xí)

Met de vleugels klapperen (IV)

oefenen (TV)

onderlegd zijn in, expert zijn in iets (sv)

33
New cards

(Jì)

Berekenen, inschatten (TV)

plannen om (hulpww)

berekening, plan

34
New cards

(Kuài)

Berekening

35
New cards

計會

(Jì kuài)

Boekhouding doen, rekeningen bijhouden (IV)

36
New cards

(Wén)

Persoonsnaam (名 míng) van heer Mèngcháng (孟嘗君)

37
New cards

(Shōu)

Tegenhouden, vangen, ontvangen, vastpakken (TV)

38
New cards

(Zhài)

Schulden

39
New cards

(Xuē)

Naam van klein staatje dat afhankelijk was van Qi

40
New cards

(Shù)

Handtekening zetten (TV) + (vrij officieel) schijven (zelfst nw)

41
New cards

(Guô)

Vrucht, resultaat + uiteindelijk (bw)

42
New cards

(Fù)

Op de rug dragen (TV)

negeren (/z’n rug toekeren naar)(TV)

43
New cards

(Cháng)

Proeven, proberen (TV)

ooit (in het verleden) (bw)

44
New cards

未嘗

(Wèi cháng)

Nooit (in het verleden) (bw)

45
New cards

(Xiè)

Beleefd weigeren, zich verontschuldigen, zijn excuses aanbieden, afscheid nemen van iemand (IV)

46
New cards

(Juàn)

Moe, lui (sv)

47
New cards

(Guì)

Verstoord, angstig (sv)

48
New cards

(Yōu)

Zich ware zorgen maken (met gevoel van verdriet) (IV)

49
New cards

(Xìng)

Aard, natuur, inborst

50
New cards

(Nuò)

Zwak, ondoeltreffend (sv)

51
New cards

(Yú)

Dwaas, onwetend (sv)

52
New cards

(Chén)

Zinken, ten onder gaan (in de problemen) (IV)

53
New cards

(Kāi)

Openen, beginnen, ontwikkelen (TV)

54
New cards

先生

(Xiān shēng)

(Eerstgeborene) meneer, heer (respectvolle aanspreking)

55
New cards

(Xiū)

Zich schamen (IV) + beschaamd (sv)

56
New cards

於是

(Yú shì)

Daarop, vervolgens (bw)

57
New cards

(Zhuāng)

Inpakken, inladen (TV)

zn: bagage, inlading

58
New cards

(Zài)

Als vervoermiddel dienen voor, inladen, vervoeren (TV)

59
New cards

(Quàn)

De 2 helften van een contract

60
New cards

(Qì)

Contract

61
New cards

券契

(Quàn qì)

zn: de delen van een contract

62
New cards

(Cí)

Woord, uitdrukking + afscheid nemen van, weigeren (TV)

63
New cards

(Bì)

Eindigen, tot een einde komen, vervolledigen (IV) + volledig (bw)

64
New cards

(Qū)

Galopperen, zich haasten (IV)

65
New cards

(Zhī)

Gaan, aankomen (IV)

66
New cards

(Lì)

Ambtenaar

67
New cards

(Zhào)

Bij zich roepen om iets te doen, ontbieden, oproepen (TV)

68
New cards

(Dàng)

Zou moeten, het zou passend zijn om (hulpww)

69
New cards

(Cháng)

Terugbetalen (TV)

70
New cards

(Xī)

TV: uitputten

bw: volledig

71
New cards

(Hé)

Bij elkaar leggen, verenigen, samenbrengen (TV)

72
New cards

(Biàn)

Ergens rond gaan (IV) + volledig, allemaal (bw)

73
New cards

(Jiâo)

Veinzen, doen alsof (TV)

74
New cards

(Mìng)

Bevelen (TV) + bevel, mandaat, lot

75
New cards

(Yīn)

Rusten, vertrouwen op, volgen, zich baseren op (TV)

daarop, daarom, en dus (vgw)

volgens (cv)

76
New cards

(Shāo)

Branden, in brand steken (IV)

77
New cards

(Chēng)

Wegen, evalueren, benoemen, genoemd worden (TV)

78
New cards

(Suì)

Jaar (oogst, iemands leeftijd)

79
New cards

(Dào)

Aankomen (IV)

80
New cards

(Chén)

‘s ochtends (tijdsbepaling)

81
New cards

(Yī / yì)

Kleren, kledij + zich aankleden, kleren aantrekken (IV)

82
New cards

(Guàn)

Muts/hoed opzetten (IV)

83
New cards

(Gōng)

(Koninklijk) paleis

84
New cards

(Zhēn)

Waardevol, edel (sv) + iets waardevols

85
New cards

(Bâo)

Waardevol (sv) + iets waardevols

86
New cards

(gǒu)

Hond

87
New cards

(Shí)

Vol, vast, stevig, waar (sv)

vullen (TV)

88
New cards

(Wài)

Buiten (plaatsbepaling)

89
New cards

(Mêi)

Mooi (sv)

90
New cards

(Jiù)

Stal

91
New cards

(Chōng)

Vol (sv) + vullen (TV)

92
New cards

(Zhèn)

Slagorde, rij

93
New cards

下陣

(Xià-zhèn)

De lagere rangen van (vrouwelijke) bedienden

94
New cards

(Nài)

Effect hebben op (komt voor in uitdrukking 奈何: wat doen we daaraan/daarmee?)

95
New cards

(Qū)

Opdelen (TV) + afdeling, sectie

96
New cards

區區

(Qū-qū)

Heel onbelangrijk, onbenullig, heel klein (sv)

97
New cards

(Fû)

Ondersteunen, bijstaan, troosten (TV) (letterlijk: de hand op iets plaatsen, bij de hand)

98
New cards

(Zì)

Iemand als je zoon behandelen (TV)

99
New cards

因而

(Yīn ér)

En daarom, aldus (vgw)

100
New cards

(Gû)

Kopen (TV) + handelaar