Unité 4: La Belgique

abominable

afschuwelijk

avoisinant

naburig

bilingue

tweetalig

con

idioot

dépaysant

rustig

dérivé de

afgeleid van

incontournable

onvermijdelijk

indigène

inlands, autochtoon

irréfléchi

onnadenkend, onbezonnen

malin

slim, wijs

mosan

Maas-, Maaslands

parigot

van Parijs

réjouissant

verheugend, vermakelijk

rougeâtre

roodachtig

séculaire

honderdjarig, van een eeuw

unilingue

eentalig

vague

vaag

vallonné

heuvelachtig

nettement

duidelijk

voire

zelfs, zelfde

à l'apogée

op het hoogtepunt van

à l'égard de

uit respect voor

à part entière

volwaardig

au fil de

in de loop van

au même titre que

evenals, op dezelfde wijze als

loin s'en faut

verre van, allesbehalve, bij lange na niet

affres

angst

apologie

verweerschrift, lofrede

autodérision

zelfspot

brume

nevel

cabosse

cacaovrucht

élection

verkiezing

fève

boon

humilité

nederigheid

idée reçue

heersende opvatting

marée

getij

Margot

babbelzieke vrouw

récompense

beloning

richesse

rijkdom

vague

golf

brasseur

brouwer

breuvage

brouwsel

cache-cache

verstoppertje

clocher

klokkentoren

désert

woestijn

fût

vat

glaçon

ijsblokje

marché aux puces

vlooienmarkt, rommelmarkt

moine

monnik

nœud

knoop

patois

gewesttaal

péché de jeunesse

jeugdzonde

péché mignon

een zwak, een pekelzonde

point culminant

hoogtepunt

préjugé

vooroordeel

retrait

het terugtrekken

royaume

koninkrijk

tissu

stof, weefsel

urbanisme

verstedelijking

vigneron

wijnbouwer

Escaut

Schelde

broyer

fijnmalen, verbrijzelen

clarifier

klaren, ophelderen, zuiveren

comparaître

verschijnen (voor de rechter)

craquer

kraken, knarsen

cuire

bakken

découper

uitsnijden, in stukken snijden

décrocher

loshaken, afkoppelen

défaire

uit elkaar halen, losmaken, ongedaan maken

éplucher

schillen

équivaloir

gelijkwaardig zijn, neerkomen op

fourrer

vullen

plonger

duiken

presser

persen

remanier

veranderen, wijzigen, herwerken

résider

verblijven

sacrer

wijden, kronen, zalven

saler

zout doen op/in

s'écarteler

vierendelen

subir

ondergaan

torréfier

branden (koffie, cacao, tabak)

vanter

roemen, prijzen, ophemelen

attirer

aantrekken

attrait

aantrekkingskracht

attraction

attractie

accueillir

verwelkomen

accueillant

gastvrij

se marier

trouwen

mariage

een trouw

apprécier

waarderen

apprecation

de waardering

conquête

verovering

s’équiper

zich uitrusten

équipment

de uitrusting

connaître

kennen

inconnu

onebekend

chaud

warm

chaleur

de warmte

la courtoisie

hoffelijkheid

courtois

hoffelijk