1/32
Flashcards met belangrijke stijlfiguren en poëzie termen in het Nederlands.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Tegenstelling
Woorden of zinnen die tegen elkaar gesteld zijn, zoals leven-dood en mooi-lelijk.
Herhaling
Een woord dat alleen maar herhaald wordt.
Paradox
Tegengestelde woorden die met elkaar verbonden zijn, bijv. een oude jeugd.
Litotes
Iets als onbelangrijk aanduiden door het omgekeerde te ontkennen, bijv. niet slecht voor heel goed.
Ironie
Niet kwetsend bedoelde zelfspot.
Eufemisme
Vervanging van aanduidingen die te negatief zijn, bijv. zelfdoding in plaats van zelfmoord.
Chiasme
Twee paren van woorden of woordgroepen die als in een kruis zijn gesteld.
Parallellisme
De terugkeer van dezelfde woordvolgorde.
Pleonasme
Een vanzelfsprekende eigenschap, bijv. de witte sneeuw.
Tautologie
Hetzelfde begrip dat meerdere malen met een synoniem wordt uitgedrukt.
Hyperbool
Sterke overdrijving, bijv. ik sta al 50 uur op je te wachten.
Retorische vraag
Een vraag waar je het antwoord al op weet.
Beeldspraak
Figuurlijk taalgebruik waarbij woorden iets anders betekenen dan letterlijk.
Vergelijking-met-als
Het beeld en het object worden beide genoemd verbonden door vergelijkende woorden.
Personificatie
Levenloze voorwerpen of abstracties krijgen menselijke eigenschappen.
Nadruk op taalgebruik
Belang van verwoording in verschillende tekstsoorten.
Inhoudelijke herhaling
Gebruikt om nadruk te leggen op een woord of zin.
Rijm
Gelijkheid van klank in verzen of woordgroepen.
Binnenrijm
Rijmende woorden die in dezelfde regel staan.
Eindrijm
Rijmende woorden aan het einde van de regel.
Rijmschema
Patroon van eindrijm weergegeven.
Gekruist rijm
Rijmschema van abab.
Alliteratie
Rijm met woorden met dezelfde beginletter.
Assonantie
Rijm met klanken of klinkers.
Volrijm
Beklemtoonde klinker en volgende klanken zijn hetzelfde.
Vormvaste gedichten
Gedichten met een vaste lengte en structuur.
strofe
een groepje versregels
mannelijke rijm
de klemtoon ligt op de laatste lettergreep.
vrouwelijke rijm
de klemtoon ligt op de voorlaatste lettergreep.
glijdende rijm
de klemtoon ligt op de laatste lettergreep van het eerste woord en op een niet-geaccentueerde lettergreep van het tweede woord.
Acrosichon
waarin de beginletters een woord vormen
elegie
een klaaglied of zang
ode en hymne
een lofzang of eerbetoon, vaak aan een persoon of gebeurtenis.