1/62
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
het hoger onderwijs
l'enseignement supérieur
de universiteit
l'université
de hogeschool
la haute école
de (elite) hogeschool (selectie)
la grande école
de bachelor
le bachelier
de master
le master
een student(e)
un étudiant, une étudiante
een professor
un professeur, une professeure
een assistent(e)
un assistant, une assistante
de universitietscampus
le campus universitaire
de leerkracht
le/ la prof
luisterbereid zijn
être à l'écoute
ervaring hebben
avoir de l'expérience
zijn les/ inhoud beheersen
maîtriser son cours
geduldig, begripvol zijn
être patient, compréhensif
sympathiek zijn
être sympa
open zijn
être ouvert
rechtvaardig - onrechtvaardig zijn
être juste
zin voor humor hebben
avoir le sens de l'humour
autoritair zijn
être autoritaire
de leerling/ student
l'élève/ l'étudiant
gemotiveerd zijn
être motivé
zeker van zijn keuze zijn
être sûr de son choix
volhouden
s'accrocher, persévérer
zich goed in zijn vel voelen
être bien dans sa peau
kunnen omgaan met zijn vrijheid
savoir gérer sa liberté
zich laten overstelpen
se laisser déborder
afhaken
décrocher
te laat beginnen met werken
s'y mettre trop tard
feesten/ uitgaan
faire la fête/ sortir/ guindailler
zich laten beïnvloeden door zijn vrienden
se laisser influencer par ses amis
"neen" kunnen zeggen
savoir dire "non"
de keuze van zijn ouders volgen
satisfaire le choix des parents
acties
les actions
een opleiding volgen
suivre une formation
(een) les hebben
avoir (un) cours
naar de les gaan/ de les bijwonen
alles en/au cours / assister au cours
spijbelen
sécher les cours
aanwezig zijn - afwezig zijn
être présent - être absent
z'n taken maken
faire ses devoirs
je lessen studeren
étudier ses leçons
samenvattingen maken
faire des résumés
een inspanning doen
faire un effort
vooruitgang maken
faire des progrès
je best doen
faire de son mieux
zich aan het werk zetten
se mettre au travail
overstelpt worden met werk
être débordé de travail
zich kapot werken
se tuer au travail
een (schriftelijk/ mondeling) examen afleggen
passer un examen (écrit/ oral)
slagen - zakken, buizen
réussir son année - rater son année
ik ben geslaagd - ik ben gebuisd/ gezakt
j'ai réussi - j'ai raté
zich aan de unief inschrijven
s'incrire à l'université
deelnemen aan een ingangsexamen
passer un examen d'entrée
de start van het (academie)jaar
la rentrée. (académique)
de doop
le baptême
de lessen volgen
suivre les cours
blokken, de blok
bloquer, le blocus
een auditorium
un amphithéâtre, un amphi
een hoorcollege
un cours magistral
een praktijkles
un cours pratique
een keuzevak
un cours à option
een mondelinge uiteenzetting
un exposé oral
gemotiveerd blijven - ontmoedigd geraken
rester motivé - se décourager