1/35
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
Wat houdt correlationeel onderzoek in?
Onderzoekers kijken naar relaties tussen eigenschappen
Elementen van een correlationale onderzoeksvraag:
CAPS
Constructs → theoretische begrippen, kenmerken van mensen die je wil weten/meten, waartussen verband wordt verwacht
Association → verband/relatie, welke soort relatie verwacht je?
Population → wie onderzoek je?
Setting → plek waar je onderzoekt
Wat is causaliteit?
Het ene kenmerk veroorzaakt een verandering in een ander kenmerk
Onderzoeksvraag beschrijft een oorzaak-gevolg verband: leidt A tot B, beïnvloedt A B?
Wat zijn de voorwaarden voor causaliteit?
Covariance → er moet een relatie zijn tussen oorzaak en gevolg
Temporal precedence → oorzaak eerst, dan gevolg
Internal validity → alternatieve verklaringen voor de relatie zijn uitgesloten
Manieren van dataverzameling bij correlationeel onderzoek:
Observatiestudies
Bestaande gegevens/big data
Vragenlijsten (surveys)
etc
Wanneer gebruik je observatieonderzoek bij correlationeel?
Als je antwoord wil geven op een hoe-vraag
Bij een onderwerp waar nog weinig over bekend is
Als je personen/fenomenen in hun natuurlijke setting wil bestuderen
Bestaande gegevens bij correlationeel onderzoek:
Kunnen kwali en kwanti zijn:
Kwali: aantekeningen van groep 1-8 docenten over werkhouding vd leerlingen
Kwanti: CITO scores groep 1-8
Vragenlijsten bij correlationeel onderzoek:
Op papier, face-to-face, online, telefonisch
Om gedrag, houding, kennis, vaardigheden, meningen of andere persoonskenmerken te meten
Je stelt meerdere vragen over hetzelfde onderwerp:
Zo meet je nauwkeuriger
En kun je verschillende aspecten van hetzelfde theoretische begrip meten
Hoe meet je de constructs (theoretische begrippen)?
Fysieke kenmerken: eenvoudig te meten. Bvb lengte, reactietijd, leeftijd
Theoretische begrippen (constructs): moet je op een of andere manier meetbaar maken. Bvb agressie, perfectie, plezier
Welke stappen zijn er om theoretische begrippen meetbaar te maken?
Conceptuele definitie: wat bedoel je precies met het begrip. Dus definiëren
Operationele definitie: hoe ga je dit begrip meten. Dus meetinstrument kiezen/bepalen
Wat houdt een variabele in?
Dit krijg je als je een fysiek kenmerk of theoretische begrip hebt geoperationaliseerd (conceptueel en operationeel).
Neemt numerieke waarden aan
Varieert van persoon tot persoon
Veel fysieke kenmerken en theoretische begrippen hebben bestaande meetinstrumenten:
Fysieke kenmerken: lengte dmv meetlint, bloeddruk met standaard bloeddrukmeter, kledingmaat
Theoretische begrippen: IQ score, eigenwaarde scores op Rosenberg’s Self-Esteem Scale etc
Schaalscore
Ontstaat wanneer verschillende antwoorden worden samengevoegd
Bvb IQ score: antwoorden voor alle verschillende vragen vormen samen 1 score
Categorische variabelen
Getallen vertegenwoordigen geen hoeveelheden, maar verschillende categorieën
1 = auto, 2 = tram, 3 = fiets (variabele vervoersmiddel
Kwantitatieve variabelen:
Waarden zijn getallen die een hoeveelheid aangeven
IQ score: minimum 60, maximum 140
Lengte vd participant: minimum 80cm, maximum 220 cm
Nominaal meetniveau
De waarden vertegenwoordigen namen/woorden/categorieën
Kwalitatieve classificatie, zonder ordening
1 = appel, 2 = banaan, 3 = peer
2 = banaan is niet groter/meer/beter dan 1 = appel
Ordinaal meetniveau
Kwali of kwantitatieve classificatie met logische ordening
1 = beste film, 2 = tweede beste film, 3 = derde beste film
Numerieke waarden zijn natuurlijke ordening, maar betekenen verder niks. We weten niet hoeveel film 1 beter is dan film 2
Interval meetniveau
Variabelen hebben natuurlijke ordening, en de verschillen zijn meetbaar en relevant. Gelijke verschillen hebben dezelfde betekenis
Geen absoluut nulpunt. Bvb CITO score is tussen 500 en 550
Kun je mee rekenen, bvb gemiddelde uitrekenen
Ratio meetniveau
Hetzelfde als interval meetniveau, maar dan met een absoluut nulpunt
0 betekent de afwezigheid van de gemeten variabelen
Bvb lengte en gewicht: 0 betekent afwezigheid van lengte of gewicht & je kunt geen negatief lengte/gewicht meten
Verschillen tussen getallen hebben betekenis. 1.30m en 1.40 heeft zelfde verschil als 1.50m en 1.60m. 200m is 2x zo ver als 100m
Inferentie
Het generaliseren van je onderzoek naar de populatie
Externe validiteit
Mate waarin de resultaten vh onderzoek gegeneraliseerd kunnen worden naar andere situaties, groepen of populaties
Wat is belangrijk voor de generaliseerbaarheid?
Populatie moet duidelijk gedefinieerd zijn
Er moet gebruikgemaakt worden van een aselecte steekproef
Wat houdt een aselecte steekproef in?
Selectie obv toeval/kans
Steekproef is representatief voor de hele populatie
Generaliseren van steekproef naar populatie is mogelijk
Hoge externe validiteit
Simple random sample
Basisvorm van aselecte steekproeven
Je hebt een lijst nodig van iedereen uit de populatie
Computer selecteert random participanten
Enkelvoudige aselecte steekproef:
Elke participant heeft evenveel kans op geselecteerd te worden
Elke combinatie van participanten heeft evenveel kans
Lijst van alle participanten is niet altijd mogelijk
Dekkingsfouten
Kunnen vertekening van de werkelijkheid veroorzaken
Een deel van de populatie is niet gedekt tijdens het proces van steekproeftrekking
Je steekproeflijst laat mensen weg/telt mensen dubbel
Ligt dus aan de onderzoeker, diens lijst klopt niet
Non-response:
Het niet meedoen of niet beantwoorden van vragen
Niet iedereen geeft altijd antwoord op het verzoek om mee te doen aan onderzoek
Bvb: ouder weigert deelname van kind op basisschool, of je verwijdert een mailtje over deelname aan survey
Non-responsefouten
Kunnen vertekening van de werkelijkheid veroorzaken
Ontstaan wanneer een deel van de geselecteerde steekproef niet deelneemt, waardoor resultaten mogelijk niet representatief zijn voor de hele populatie
Ligt dus aan de respondenten → deel besluit niet mee te werken, hier kan de onderzoeker niet superveel aan doen
Gestratificeerde steekproef
Bestaat uit combi van meerdere steekproeven getrokken uit subgroepen in de populatie. Er wordt per stratum (deelpopulatie) een enkelvoudig aselecte steekproef getrokken
Bvb omdat er binnen sociale wetenschappen veel meer vrouwen dan mannen zijn
Bvb omdat mannen en vrouwen de eerste date systematisch anders ervaren
Gestratificeerde steekproef op basis van populatieverhouding
De steekproef wordt in dezelfde verhouding als de populatie getrokken
Gestratificeerde steekproef op basis van oversampling:
je laat expres bepaalde deelpopulatie(s) vaker voorkomen in de steekproef, anders zouden deze bvb niet of nauwelijks in de steekproef voorkomen
Omdat je wel gedetailleerde uitspraken over deze groepen wilt kunnen doen
Hiermee verklein je de kans op onder- of oververtegenwoordiging
Cluster steekproef:
Je hebt geen beschikking over een lijst van de volledige doelpopulatie, maar clusters zijn wel bekend.
Kan worden gebruikt als clusters representatief zijn voor de gehele populatie, dus niet alleen voor een bepaalde subgroep
Bvb geen lijst van alle basisschoolkinderen, maar wel lijst van alle basisscholen in NL
Getrapte steekproef (multistage sampling)
Binnen elk cluster wordt een random sample getrokken
Combinatie van cluster steekproef + enkelvoudige aselecte steekproef
Clusters zijn vaak nog te omvangrijk
Bvb: 100 middelbare scholen geselecteerd, op elke school zitten ongv 400 kinderen. Uiteindelijke steekproef = 40.000, is heel veel
Gecombineerde steekproef
Wanneer je 2 verschillende soorten steekproeven achter elkaar gebruikt
Wat houdt transformatie in?
Hierbij veranderen alle scores op dezelfde manier
Vooral van toepassing bij veranderen van de meeteenheid (bvb inch naar cm)
Wat houdt translatie in?
Hierbij wordt er bij alle scores dezelfde hoeveelheid opgeteld/afgetrokken. Alle datapunten schuiven met dezelfde hoeveelheid op naar links of recht
Ook wel verplaatsing genoemd