1/102
Flashcards over DNA-begrippenlijst
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
DNA
Desoxyribonucleïnezuur; bevat genetische informatie
Genetische informatie
Informatie voor erfelijke eigenschappen
Genoom
Geheel aan erfelijke informatie in een cel van een organisme
Chromosomen
Zeer lange dubbelstrengs DNA-moleculen
Kern-DNA
DNA in alle chromosomen in de celkern bij eukaryoten
Mitochondriaal DNA
DNA in mitochondriën
Chloroplast-DNA
DNA in chloroplasten
Plasmiden
Korte, vaak circulaire stukjes DNA in het cytoplasma bij sommige prokaryoten
Nucleïnezuur
Een DNA-molecuul is een nucleïnezuur
Nucleotiden
DNA bestaat uit twee ketens van aan elkaar gekoppelde nucleotiden die bestaan uit desoxyribose, een fosfaatgroep en een stikstofbase
Enkelstrengs DNA-molecuul
Streng van afwisselend aan elkaar gekoppelde desoxyribosen en fosfaatgroepen
5’-uiteinde
Uiteinde van een DNA-keten waar zich een fosfaatgroep bevindt
3’-uiteinde
Uiteinde van een DNA-keten waar zich een OH-groep bevindt
Afleesrichting
De richting van het 3’-uiteinde naar het 5’-uiteinde waarin DNA-replicatie plaatsvindt
Basenparing
Stikstofbasen verbinden twee DNA-nucleotideketens met elkaar door vaste basenparing
Dubbelstrengs DNA
Twee nucleotidenketens die bij elkaar worden gehouden door de waterstofbruggen tussen de complementaire stikstofbasen
Helixstructuur
In een dubbelstrengs DNA-molecuul zijn de twee ketens in een spiraalvorm om elkaar heen gedraaid
Histonen
Eiwitten waar DNA omheen is gewikkeld
Nucleosoom
Een aantal histonen bij elkaar met het eromheen gewikkelde DNA
Sequentie
Volgorde waarin nucleotiden in een DNA-molecuul zijn gerangschikt
Gen
Deel van een chromosoom dat de genetische informatie bevat voor een of meer erfelijke eigenschappen of voor een deel van een erfelijke eigenschap
Niet-coderend DNA
DNA dat niet codeert voor eiwitten
S-fase
Fase van de celcyclus waarin het DNA wordt gekopieerd
DNA-replicatie
Kopiëren van het DNA voor de celdeling
Mitose
Gewone celdeling
Primer
Kort stukje van het nucleïnezuur RNA dat complementair is aan een deel van de DNA-sequentie en wordt gesynthetiseerd door het enzym primase
DNA-polymerase
Enzym dat nieuw DNA maakt door te binden aan het 3’-uiteinde van de primer en langs een gedeelte van het enkelstrengs DNA te schuiven
Vrije DNA-nucleotiden
Nucleotiden in het kernplasma die door DNA-polymerase worden verbonden met de basen in het DNA- molecuul
Leading streng
Leidende streng: enkelstrengs DNA-molecuul waarlangs DNA-polymerase het uit elkaar gaan van de strengen kan volgen om een nieuwe complementaire DNA-streng te synthetiseren in de richting van het 5’-uiteinde naar het 3’-uiteinde
Okazaki-fragmenten
Korte stukjes DNA waarbij synthese achterwaarts plaatsvindt
Lagging streng
Enkelstrengs DNA-molecuul waarlangs DNA-polymerase alleen korte stukjes DNA kan synthetiseren om een nieuwe complementaire DNA-streng te vormen in de richting van het 5’-uiteinde naar het 3’- uiteinde
Telomeer
Niet-coderend DNA aan de uiteinden van een DNA-molecuul dat is ingekapseld in beschermende eiwitten
PCR
Techniek waarmee een of meer specifieke gedeelten uit het DNA worden gekopieerd
Basenvolgorde
Volgorde waarin nucleotiden in een DNA-molecuul zijn gerangschikt
Sequencen
Bepalen van de basenvolgorde van DNA
Gelelektroforese
Techniek waarmee DNA-fragmenten in een gel op lengte worden gescheiden onder invloed van elektrische spanning
DNA-fingerprint
Uniek patroon van repetitief DNA waarmee je een persoon kunt identificeren
Restrictie-enzymen
Enzymen die een specifieke nucleotidesequentie kunnen herkennen en doorknippen
RNA
Nucleïnezuur, meestal enkelstrengs, dat bestaat uit nucleotiden die als monosacharide ribose bevatten en als stikstofbasen adenine, cytosine, guanine en uracil bevatten
mRNA
RNA dat langs de DNA-sequentie van een gen is gevormd en de informatie voor de synthese van een eiwit overbrengt naar een ribosoom
rRNA
Belangrijk bestanddeel van ribosomen
tRNA
Bindt aminozuren uit het cytoplasma en vervoert die naar een ribosoom voor de synthese van een eiwit
Transcriptie
Vorming van (pre-)mRNA
RNA-polymerase
Enzym dat de nucleotidevolgorde van het DNA afleest en RNA-nucleotiden aan elkaar koppelt om (pre-)mRNA te vormen
Promotor
Plaats in het DNA waaraan RNA-polymerase kan binden
Transcriptiefactoren
Eiwitten die ervoor zorgen dat RNA-polymerase kan binden aan de promotor om transcriptie bij eukaryoten te beginnen
Template-streng/Matrijsstreng
DNA-keten waarbij tijdens de transcriptie RNA-polymerase aan de promotor bindt en die vervolgens wordt afgelezen
Coderende streng
DNA-keten die tijdens de transcriptie niet wordt afgelezen
Introns
Niet-coderende stukken DNA in een gen
Exons
Coderende stukken DNA in een gen
Splicing
Proces waarbij introns uit het pre-mRNA worden geknipt en exons aan elkaar worden geplakt tot mRNA
Translatie
Aminozuren worden in een ribosoom aan elkaar gekoppeld tot eiwitten in een volgorde die wordt bepaald door een mRNA-molecuul
Codon
Drie opeenvolgende nucleotiden in het mRNA die coderen voor één aminozuur
Genetische code
Vertaling van de nucleotidevolgorde in het mRNA naar aminozuren in een eiwit
Tripletcode
Drie nucleotiden in mRNA die coderen voor een bepaald aminozuur
Startcodon
Tripletcode (AUG) waarmee de synthese van een aminozuurketen start
Stopcodon
Tripletcodes die niet coderen voor een aminozuur, waardoor de eiwitsynthese stopt
Anticodon
Drie nucleotiden in tRNA die door basenparing kunnen binden aan de stikstofbasen in een complementair codon van een mRNA-molecuul
Genregulatie
Aan- of uitzetten van genen
Genexpressie
Wanneer een gen aanstaat, kan door transcriptie mRNA worden gevormd en door translatie een eiwit
Regulatorgenen
Genen die coderen voor eiwitten die de genexpressie regelen
Structuurgenen
Genen in prokaryoten die de informatie bevatten voor het vormen van een RNA of eiwit
Operon
Rij van opeenvolgende genen met een gezamenlijke promotor
Repressors
Moleculen die bij prokaryoten aan de operator binden en daardoor een blokkade opwerpen waar RNA- polymerase niet langs kan
Operator
Plaats in het DNA van een prokaryoot die voor de structuurgenen ligt en waaraan een repressor kan binden
Celtypen
Gespecialiseerde cellen met een bepaalde functie
Stamcellen
Cellen die nog niet (volledig) zijn gespecialiseerd en die zich onbeperkt kunnen delen waarbij een van de dochtercellen een nieuwe stamcel wordt en de andere dochtercel zich differentieert tot een specifiek celtype
Celdifferentiatie
Vorming van gespecialiseerde cellen uit ongespecialiseerde stamcellen
Stamcelonderzoek
Onderzoek naar medische toepassingen van de mogelijkheid van stamcellen om zich tot andere cellen te differentiëren
Stamceltransplantatie
Het gebruik van stamcellen om beschadigd weefsel te herstellen
Apoptose
Geprogrammeerde celdood
Activators
Transcriptiefactoren die de genexpressie verhogen
Micro-RNA / miRNA
Kort type RNA dat de expressie van genen remt door het afbreken of blokkeren van mRNA-moleculen zodat er geen translatie kan plaatsvinden
RNA-interferentie / RNAi
Proces waarbij miRNA voorkomt dat er translatie van mRNA kan plaatsvinden
Methylering
Methylgroepen die op sommige plaatsen aan de stikstofbasen in het DNA zijn gebonden (meestal aan cytosine) maken het onmogelijk om het DNA daar af te lezen
Epigenetica
Wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van omkeerbare veranderingen in de activiteit van genen, die niet het gevolg zijn van veranderingen in de nucleotidevolgorde van het DNA
Mutaties
Veranderingen in de nucleotidevolgorde van het DNA
Substitutie
Mutatie waarbij nucleotiden worden vervangen door andere nucleotiden
Deletie
Mutatie waarbij nucleotiden worden verwijderd uit het DNA
Insertie
Mutatie waarbij nucleotiden worden toegevoegd aan het DNA
Puntmutatie
Verandering in één nucleotidepaar
Leesraamverschuiving / Frame shift mutation
Insertie of deletie van één nucleotidenpaar in een coderend stuk DNA waardoor de achterliggende codons volledig veranderen
Genoommutaties
Mutaties waarbij het aantal chromosomen in een cel verandert doordat tijdens meiose I een paar homologe chromosomen bij elkaar blijven of tijdens meiose II twee chromatiden bij elkaar blijven
Mutagene straling
Straling die de frequentie verhoogt waarmee mutaties plaatsvinden, zoals radioactieve straling, röntgenstraling en ultraviolette straling
Mutagene stoffen
Stoffen die de frequentie verhogen waarmee mutaties plaatsvinden, zoals stoffen in sigarettenrook en asbest
Mutagene factoren
Factoren waardoor DNA kan beschadigen, waardoor mutaties kunnen ontstaan
DNA-repairsysteem
Enzymen in een celkern die continu beschadigingen in het DNA opsporen en repareren
Tumorsuppressorgen
Gen dat eiwitten maakt die de celcyclus kunnen stilleggen
Kanker
Aandoening waarbij cellen ongecontroleerd blijven delen
Proto-oncogenen
Genen die coderen voor eiwitten die de celgroei en de celdifferentiatie stimuleren
Oncogen
Gen dat ontstaat door een mutatie of door toename van de genexpressie van een proto-oncogen en dat kan leiden tot het abnormaal snel groeien en delen van de cel
Tumor
Gezwel
Goedaardige tumor
Gezwel dat de bouw van het weefsel niet verstoort, zodat er geen cellen loslaten die elders uitzaaiingen veroorzaken
Kwaadaardige tumor
Gezwel dat de bouw van het weefsel verstoort, waardoor er cellen loslaten die elders uitzaaiingen veroorzaken; kanker
Metastase
Uitzaaiing van tumoren naar andere lichaamsdelen
Biotechnologie
Verzamelnaam voor technieken waarbij organismen worden gebruikt om producten te maken voor de mens
Genetische modificatie
De eigenschappen van een organisme wijzigen
Transgeen
Organismen waarbij het DNA is veranderd en waarbij een gen is overgebracht van een organisme van een andere soort
Cisgeen
Organismen waarbij het DNA is veranderd en waarbij een gen is overgebracht van een ander organisme van een dezelfde soort
Recombinant-DNA-techniek
De nucleotidevolgorde van het DNA in een organisme wijzigen door DNA in te brengen dat afkomstig is van een ander organisme