1/11
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
Tropisme
Groeirespons op een externe prikkel
Oropharynx
Achter mond en tong
Kattenziekte/kattenparvo/panleucopenie
Kattenziekte (feliene panleukopenie) is een zeer besmettelijke en vaak dodelijke virale ziekte bij vooral jonge katten. Het virus tast snel delende cellen aan, vooral in darm, beenmerg en immuunsysteem. Hierdoor ontstaan koorts, braken, diarree, ernstige leukopenie en sterke dehydratie. Bij drachtige dieren kan het leiden tot abortus of cerebellaire hypoplasie (ataxie) bij kittens.
Het virus is extreem resistent en blijft tot één jaar besmettelijk in de omgeving. Besmetting gebeurt via direct contact of via besmet materiaal. Veel infecties verlopen subklinisch bij oudere katten.
De diagnose steunt op bloedonderzoek en swabs. De behandeling is ondersteunend: rehydratatie, anti-emetica, dwangvoeding en antibiotica tegen secundaire infecties. Overleeft het dier de eerste 5–7 dagen, dan is de prognose beter.
Vaccinatie is de beste preventie: basisvaccin op 9, 12 en 16 weken, hervaccinatie op 1 jaar en daarna volgens schema. Omgeving moet ontsmet worden met o.a. natriumhypochloriet.
Niesziekte/rhinotracheïtis
Niesziekte bij katten is een besmettelijke aandoening van de bovenste luchtwegen die wordt veroorzaakt door het herpesvirus (FHV-1), calicivirus (FCV) en soms bacteriën zoals Chlamydia felis of Bordetella. Besmetting gebeurt via niezen, direct contact of gedeeld eet- en drinkmateriaal. Vooral kittens zijn gevoelig wanneer hun maternale immuniteit verdwijnt.
Typische symptomen zijn niezen, neus- en ooguitvloeiing, conjunctivitis, verstopte neus en soms zweren in de mond of oogproblemen. FHV-1 kan ernstige oogletsels en chronische rhinitis geven, terwijl FCV vaak mondulcera en soms kortdurende kreupelheid veroorzaakt. Zieke katten eten vaak slecht omdat ze hun voedsel niet ruiken.
De behandeling is ondersteunend: neus vrijmaken, vernevelen, vocht toedienen, antibiotica tegen secundaire infecties en oogzalf zonder corticosteroïden. Preventie bestaat uit vaccinatie op 9, 12 en 16 weken, met een hervaccinatie op 1 jaar en daarna jaarlijks, aangevuld met goede hygiëne en stressvermindering.
Ostitis
Ontsteking van beenweefsel
Rotavirus
Rotavirus veroorzaakt vooral diarree en uitdroging. Het is belangrijk om voorzichtig te zijn, want het kan een zoönose zijn, vooral gevaarlijk voor jonge kinderen.
Coronavirus
Coronavirus geeft meestal vage en milde symptomen, maar kan muteren naar FIP. In milde gevallen veroorzaakt het diarree bij kittens en wordt het enkel symptomatisch behandeld.
Leukemie
Leukemie (FeLV) bij de kat wordt veroorzaakt door een retrovirus dat cellen infecteert en kan omvormen tot tumorcellen. Het virus bouwt zijn genetisch materiaal in het DNA van de gastheercel in en is weinig resistent in de omgeving, maar wordt vooral via speeksel overgedragen bij intensief contact tussen katten. In West-Europa komt FeLV nog bij ongeveer 1% van de katten voor; de daling is te danken aan controle van zwerfkatten en vroege sterilisatie. Besmetting gebeurt hoofdzakelijk horizontaal, maar verticale overdracht leidt vaak tot foetale of neonatale sterfte.
De pathogenese hangt af van de immuunstatus: sommige katten elimineren het virus, anderen worden persisterend viremisch en blijven het virus uitscheiden. Na een primaire en secundaire viremie infecteert FeLV vooral mitotisch actieve weefsels. Klinisch leidt dit tot tumoren (zoals lymfosarcomen en lymfoïde leukemie), beenmergdepressie met anemie, en vooral immunosuppressie, waardoor katten vatbaar worden voor secundaire infecties. De prognose bij klinisch zieke katten is slecht.
De diagnose gebeurt met snelle antigentesten (ELISA/SNAP) en hematologisch onderzoek; hertesten is nodig om transiënte van persisterende viremie te onderscheiden. Behandeling is weinig effectief, daarom ligt de nadruk op opsporen, isoleren en elimineren van viremische katten, hygiëne en vaccinatie van FeLV-negatieve dieren, hoewel vaccins geen volledige bescherming bieden.
Uveïtis
Ontsteking van het vaatvlies in het oog
Mediastinum
Ruimte tussen de longen
FIV of feliene immunodeficientievirus
FIV (feliene immunodeficiëntievirus) is een wereldwijd voorkomend retrovirus (Retroviridae), ook wel kattenaids genoemd. Het tast geleidelijk het immuunsysteem aan, waardoor katten vatbaar worden voor secundaire infecties, met o.a. gewichtsverlies, diarree en chronische mondontstekingen. Het komt vooral voor bij zwerfkatten en katers en wordt hoofdzakelijk overgedragen via bijtwonden. Eenmaal besmet blijft de kat levenslang drager, vaak jarenlang zonder symptomen.
Het ziekteverloop verloopt traag en kent meerdere stadia, van een vaak onopgemerkte acute fase tot een eindstadium met opportunistische infecties en neurologische symptomen. Demodex is zeldzaam bij katten, maar FIV-positieve katten zijn er gevoeliger voor.
De diagnose gebeurt via serologische sneltesten. Er is geen curatieve behandeling; therapie is ondersteunend. Euthanasie is niet nodig bij gezonde dieren. Preventie steunt op binnen houden, castratie, testen van katten en voorzichtigheid met levend verzwakte vaccins.
FIP of Feliene infectieuze peritonitis
FIP (feliene infectieuze peritonitis) is een meestal fatale, progressieve ziekte bij katten, veroorzaakt door een mutatie van het feliene enterische coronavirus (FECV). Ze komt vooral voor bij jonge katten en in omgevingen met hoge kattendensiteit en stress. Besmetting gebeurt oraal via faeces en speeksel, maar FIP zelf is nauwelijks besmettelijk; meestal wordt slechts één kat in een groep ziek.
Na opname vermeerdert het virus zich in de darm en verspreidt zich via monocyten/macrofagen. Het ziekteverloop hangt af van de cellulaire immuniteit. Men onderscheidt een natte (vochtige) vorm met ascites en/of pleuravocht, een droge vorm met pyogranulomen in organen, en mengvormen, naast oculaire en neurologische FIP. Algemene symptomen zijn chronische koorts, vermagering, anorexie en anemie.
Typisch zijn niet-regeneratieve anemie, leukocytose met neutrofilie, ↑ globulines, ↓ albumine en soms ↑ bilirubine en leverenzymen. De diagnose steunt op kliniek, beeldvorming en PCR/IIF op effusie; serologie alleen is niet specifiek. Er is geen klassieke genezing, behandeling is vooral ondersteunend, al zijn nieuwe antivirale middelen veelbelovend. Preventie berust op hygiëne, stressreductie en goed management.